Twee weken geleden nog vertelde Felice Gimondi aan Francesco Moser hoe enthousiast Mario Cipollini volop aan het trainen was met het oog op de nakende Giro. Gimondi zou als technisch sponsor van Liquigas voor de proloog een nieuwe fiets voor de sprinter ontwerpen. Nog vorige week droomde ploegleider Roberto Amadio hoe Mario Cipollini zaterdagavond 7 mei na winst in de proloog de eerste roze trui van de Giro zou aantrekken. Onmogelijk leek dat niet met een individuele tijdrit van amper 1150 meter langs de kustweg van Reggio di Calabria. Maar die nieuwe fiets heeft Cipollini zaterdag niet meer nodig. Een week voor de start van de Giro kondigde hij op zijn achtendertigste zijn afscheid aan.

Dat deed hij al een paar keer eerder. In maart 2001 bijvoorbeeld, of halfweg 2002 toen hij kijkend naar de Tour op tv besloot op een inderhaast geïmproviseerde persconferentie te kappen met koersen uit gebrek aan respect. Intussen trainde hij wel in stilte door, kwam drie dagen later op zijn besluit terug en werd een maand later wereldkampioen.

In oktober vorig jaar leek de Toscaanse sprinter na een dispuut met zijn ploeg Domina Vacanze definitief een punt te zetten achter zijn carrière. Op 27 oktober beloofde hij twee dagen later zijn toekomstplannen te onthullen. Tot het laatst werd er gespeculeerd of hij zou stoppen dan toch met een nieuwe ploeg op de proppen komen. Zijn overstap naar het al gevormde Liquigas, dat na vier jaar afwezigheid weer in de wielersport stapte, verraste iedereen, hemzelf incluis. Liquigas gaf hem weer mentale moed na 2004 dat hij zelf omschreef als een hellejaar, ‘ un anno d’inferno‘ waarin alles mislukte. In Milaan-Sanremo werd hij na een maniakale voorbereiding ziek gelost op de Cipressa. Van het verwachte sprintduel met Alessandro Petacchi in de Giro kwam niets terecht. Al in de tweede rit kwam Cipollini zwaar ten val. Terwijl Petacchi de ritzeges opstapelde, verbeet de Toscaan de pijn om na zes dagen naar huis te trekken en zich voor te bereiden op de Tour waar hij na vijf jaar nog eens mocht starten. “Dit jaar haal ik zeker Parijs”, beloofde hij, maar evenmin als de vorige keren lukte dat. Zijn wonde uit de Giro bleek onvoldoende hersteld. Op 9 juli verdween hij in alle anonimiteit, samen met Petacchi die zich evenmin had laten opmerken.

Na de Tour voelde hij zich met de vinger gewezen voor de financiële problemen van Domina Vacanze : “Plots leek alles mijn fout.” Op een feestje voor oud-wereldkampioenen voor het WK in Verona liep hij toevallig teammanager Roberto Amadio van Liquigas tegen het lijf : “Op dat moment ging ik ervan uit dat mijn loopbaan afgelopen was. Met hem raakte ik in gesprek over mijn toekomst. Ik dank aan hem en aan sponsor Dal Lago dat mijn lege batterijen opnieuw werden opgeladen.”

Met Liquigas promoveerde Cipollini van tweede klasse naar een grote ploeg die de Pro Tour afwerkte. Drie doelen stelde hij voor zichzelf : een tweede keer Milaan-Sanremo winnen, rittenwinst in de Giro en misschien nog het WK in Madrid. “Om er Petacchi aan een wereldtitel te helpen, ter compensatie van wat de Italiaanse ploeg voor mij in 2002 in Zolder deed.”

Maar het hoofd wilde niet mee en de benen waren moe. Wat had hij nog te bewijzen ? Het legendarische record van Alfredo Binda, die in de Giro 41 etappes won, had hij al verbeterd, ritzeges in Tour en Vuelta had hij op zijn naam, een wereldtitel en een paar klassieke zeges ook. Cipollini kon hooguit hetzelfde liedje herhalen, maar zijn energie was op, al wist hij dat zelf nog niet. Het seizoen begon nog aardig, met een ritzege in de Ronde van Qatar en de Giro della provincia di Lucca, de wedstrijd van zijn geboortestad, zijn laatste overwinning : “Op school hoorde mijn jongste dochter Rachele alleen maar over Petacchi praten. ‘Papa, wanneer win jij eens iets’ , vroeg ze me. Je moet me dan ook niet vragen wat het voor mij betekende om in Lucca, mijn stad, te winnen. ’s Anderendaags nam Rachele trots de beker mee naar school om te tonen dat haar papa de beste was geweest.”

Lucca was een laatste opleving. Milaan-Sanremo reed hij nog uit, als 36e van 39 koplopers. “Moe was ik, heel erg moe. Dit was mijn laatste klassieker, niet mijn laatste koers. Ik mik nu op de Giro, waar ik mijn fans een feestje of twee wil bezorgen, maar ik besef nu dat ik naar mijn einde ga. Had ik een trein gehad zoals Petacchi, had het anders kunnen lopen. Maar die had ik niet.” Na Milaan-Sanremo stond tot de Giro geen wedstrijd meer op de planning, enkel doorgedreven training. Daardoor werd de Primavera in tegenstelling tot zijn voornemen wél zijn laatste koers.

De Belgische wielerdokter Yvan Van Mol maakte Cipollini in zijn beginjaren van nabij mee. Toen hij in 1990 met Del Tongo zijn contract tekende, had de toenmalige ploegleiding het met betrekking tot de toen onbekende Cipollini over “een van de grootste talenten, maar ook een zeer flamboyant en zeer zelfingenomen persoon. In het begin had ik de indruk dat hij zeer los met zijn vak omging, maar al gauw bleek dat hij zich tot acht maanden zeer goed kon concentreren. Weinig renners verzorgden zich in de winter zo goed als hij. Altijd kwam hij tiptop aan de start van een nieuw seizoen, dat hij probeerde te rekken tot na de Tour. Maar in augustus ging bij hem de riem er definitief af.”

Van Mol blijft uit die beginperiode altijd het beeld bij van een ritoverwinning in de Driedaagse van De Panne in 1990. “Toen kwam hij vanuit een verloren positie uit de bocht en sprong over iedereen heen. Wie dat als jonge onbekende kan, heeft iets. Dat was buiten het normale qua sprintsnelheid.”

Cipollini kwam uit een sportfamilie. Vader Vivaldo Cipollini was na de oorlog een niet onverdienstelijk renner met een regionale uitstraling. Moeder Alfreda Cipollini deed aan atletiek, met name hoogspringen. Zus Tiziana fietste ook niet onaardig en Mario’s negen jaar oudere broer Cesare was twaalf jaar prof en maakte deel uit van de Italiaanse olympische ploeg in 1976. Door hem begon ook Mario te fietsen : “Thuis praatten we nergens anders over. Mijn vader was ongelofelijk fanatiek. De basis van alles was trainen, trainen en nog eens trainen. Vader was vrachtwagenchauffeur, moeder bleef thuis. Met drie kinderen hadden we geen luxeleven. We moesten de eindjes aan elkaar knopen, gingen nooit met vakantie. Nooit aten we eens buitenshuis.”

Van zijn vader leerde hij dat de allermooiste wedstrijd Milaan-Sanremo was. “Ik herinner me hoe hij me meenam in 1982, het was toen zo koud op de Turchino dat hij me voortdurend warme drankjes moest kopen opdat ik niet bevroor. We zagen de kopgroep passeren, Cesare zat erbij. Toen we de doorsteek maakten naar een volgend punt, bij Varazze, was mijn broer er niet meer bij : afgehaakt wegens de kou.” Nooit vergat Mario Cipollini de ontgoocheling die hij die dag op het gezicht van zijn vader zag. “Die avond zei ik hem : trek het je niet aan, papa, op een dag win ík Milaan-Sanremo !”

Het duurde even eer papa Cipollini geloofde dat zoiets haalbaar was. “Mijn zoon Mario is eigenlijk een ramp”, zuchtte Vivaldo begin jaren negentig. “Hij kan zich niet concentreren. Het duurt tot de Giro eer hij beseft welk beroep hij uitoefent.” Toenmalig ploegleider Roger De Vlaeminck zag in Cipollini de capaciteiten om een koers als de Ronde van Vlaanderen te winnen : “Maar zolang zijn gemakzucht hem in de weg zit, zal dat nooit gebeuren.”

Eén moment dacht ook Van Mol dat Super Mario de potentie had om meer te bereiken dan sprintnummertjes winnen : “Al gauw besefte ik dat dat niet zo was. Hij heeft zeker het maximum uit zijn mogelijkheden gehaald. De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix waren voor hem te hoog gegrepen. Omdat het licht voor hem altijd uitging na 220 kilometer. Op het fysieke vlak waren zijn mogelijkheden beperkt. Hij wist dat ook van zichzelf. Dat was zijn sterkte. De Tour uitrijden zou echt het maximum van zijn krachten gevergd hebben.”

Bijna al zijn overwinningen behaalde hij in de sprint. Nooit kwam hij eens alleen over de streep. “Snelheid is mijn roeping. De adrenaline die ik in de sprint voel, is mijn drug.” De vier Giro’s die hij uitreed, eindigde hij nooit bij de eerste honderd. Acht keer startte hij in de Tour, nooit haalde hij Parijs : “Het heeft voor mij geen zin om tot elke prijs een ronde te willen uitrijden en zo mijn laatste krachten te verbruiken. Ik weet wat mijn lichaam kan. Mijn kracht, dat is mijn sprint. Ik kan best de bergen over, maar dat is een tegennatuurlijke prestatie voor een sprinter. Denk je dat het publiek verwacht dat ik de Tour uitrijd ? Ze verwachten van mij dat ik sprints win en daar alles voor geef.”

Wanneer Milaan-Sanremo eraankwam, wilde hij de belofte aan zijn vader indachtig wél al zijn krachten aanspreken. Slechts twee keer reed hij de klassieker niet uit : in 1989 en 1990. In 1994 werd hij al eens tweede, waardoor hij besefte dat zijn droom haalbaar was. In 2001 werd hij opnieuw tweede, in de sprint geklopt door Erik Zabel, die hem achteraf de bloemen aanbood. Cipollini weigerde : “Verliezers verdienen geen bloemen.” Bitter was hij omdat zijn ploegleider hem de avond voor de koers duidelijk maakte dat zijn ploegmaats niet op hem moesten wachten als hij op een helling gelost werd. In 2002 was hij aan het feest in wat zijn beste jaar zou worden. Van Mol : “Toen zal hij tiptop in orde geweest zijn, goed omringd ook. Bovendien is Milaan-Sanremo maar een finale van 20 kilometer.”

Na Milaan-Sanremo won hij in 2002 ook voor de derde keer Gent-Wevelgem, door hemzelf wel eens het wereldkampioenschap voor sprinters genoemd. Na zijn zege in de Primavera gaf de Italiaanse bondscoach Franco Ballerini hem een nieuw doel : “Mario kan op zijn twee oren slapen. Ik heb al een kopman voor het WK in Zolder !” Ballerini was ooit Cipo’s ploegmaat bij Del Tongo en liet het Italiaanse team met een nooit geziene eendracht voor de sprinter werken. Het plan slaagde. Cipo werd de op twee na oudste wereldkampioen, na Joop Zoetemelk en Stan Ockers.

Eigenlijk, meent Van Mol, had Cipollini na het behalen van die wereldtitel in Zolder moeten stoppen. “Daarna kreeg hij het moeilijk om zich opnieuw op te laden. Na dat WK was hij in Italië een echte ster, die voor alle tv-programma’s uitgenodigd werd. Dat gaat altijd ten koste van je vak. Maar hij hield wel van het stardom. Altijd was hij zelfgenoegzaam, op het randje van het arrogante af. Ik had geen probleem met hem, maar voor verzorgers en mecaniciens kon hij zeer veeleisend zijn. Altijd balanceerde hij van heel charmant naar bijna kwaadaardig. Met de pers kon hij redelijk overweg. Hij had altijd wel iets te zeggen. Mario was een flamboyante persoonlijkheid die het wielrennen naar een hoger niveau tilde. Voor zijn uitstraling zal hij gemist worden. Hij was een interessante persoonlijkheid die afstak tegenover de bleke figuren die in de jaren negentig het peloton bevolkten.”

Zijn ploegmaat Mario Scirea omschreef hem als extravert. “Mario is pazzo, gek. Er moet over hem geschreven worden. Zodra een koers is afgelopen, moet Cipollini gek doen.”

Na zijn vierde ritzege in de Tour 1999 kwam hij aan de start van de volgende etappe, verkleed als Romeinse keizer. Een paar uur later stapte hij van de fiets, het betrof namelijk de eerste bergetappe. Cipo gebruikte als allereerste renner ooit een gsm tijdens een wedstrijd. Toen hem in 2002 gevraagd werd hoe hij zo’n succesvol voorseizoen afwerkte, knipoogde hij : “Omdat ik minder vrij dan vroeger. Nu nog maar drie keer per week.”

Cipollini genoot al tijdens zijn carrière van het leven. “In de uren die ik voor de wielersport vrijmaak, ben ik een echte prof, maar na de race heb ik een andere mentaliteit. Ik wil geen monnik zijn die als hij veertig is, moet terugkijken op het eerste deel van zijn leven en treuren om wat hij allemaal gemist heeft.”

Het imago van de playboy koestert hij, al is hij meer dan vijftien jaar getrouwd met dezelfde vrouw, Sabrina Landucci, ex-volleybalster en zus van Marco, voormalig doelman van Inter, Brescia en Fiorentina. Af en toe doorprikte hij zijn eigen mythe. “Verkijk je niet op mijn imago. Iedereen ziet me uit het hotel vertrekken aan het stuur van een sportwagen, maar wat weinig mensen zien is dat ik ’s avonds op tijd in bed lig. Alleen.”

Geert Foutré

‘Altijd balanceerde hij van heel charmant naar bijna kwaadaardig.’ (Yvan Van Mol)

Cipollini gebruikte als allereerste renner ooit een gsm tijdens een wedstrijd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content