In een vierde verhaal van een serie naar aanleiding van het jubileum van de Uefa een gesprek met Eusebio : ‘Elke dag vragen kinderen om mijn handtekening, terwijl ze me nooit hebben zien voetballen.’

E usebio da Silva Ferreira blijft een aandachtig waarnemer van het internationale voetbal. Als ambassadeur van het EK 2004 verwelkomt hij straks voetballiefhebbers uit alle hoeken van Europa in Portugal – het land dat hij zelf in de jaren zestig op de wereldkaart van het voetbal heeft gezet. Eusebio blikt vooruit op het toernooi van straks, maar duikt natuurlijk even graag in zijn eigen roemrijke verleden.

Wat verwacht u van het EK 2004 ?

Eusebio : “In het verleden zag Portugal er altijd tegen op om grote evenementen te ontvangen, maar nu denk ik dat we het mooiste EK aller tijden zullen beleven. De organisatie is onberispelijk, de sfeer zal spetterend zijn. Eventuele hooligans zullen vastberaden worden aangepakt, de overheid heeft strikte maatregelen tegen terrorisme genomen. De Portugese gastvrijheid is legendarisch, onze keuken een streling voor de smaakpapillen. Ik ben ervan overtuigd dat elke bezoeker straks met niets dan mooie herinneringen Portugal verlaat en met het voornemen er ooit terug te keren, ongeacht de resultaten van zijn ploeg. Want die resultaten, die kan ik u natuurlijk ook niet voorspellen.”

Hoe schat u de kansen van Portugal zelf in ?

“De eerste wedstrijd is altijd de belangrijkste op zo’n toernooi. Die eerste match vertegenwoordigt bijna een finale op zich : die winnen en je hebt de sleutel voor de kwartfinale al in je handen. Dus moet Portugal absoluut winnen tegen Griekenland in de openingsmatch van het EK.”

Begint Portugal in goede conditie aan het toernooi ?

“Portugal heeft een goede ploeg, maar het is wel nodig dat onze beste spelers hun zware seizoen in Portugal zelf, Spanje, Frankrijk, Italië en Engeland hebben verteerd. Het team moet op scherp staan, anders slinken onze kansen. Hoe dan ook mag de Portugese ploeg rekenen op de fantastische steun van het publiek en het staat al van tevoren vast dat de spelers zich volledig zullen geven om aan de verwachtingen te beantwoorden. In zulke competities is het ook belangrijk dat de spelers die op het veld staan, een harmonieus geheel vormen. Als dat het geval is, dan wordt alles mogelijk. Portugal heeft het voordeel dat het voor eigen publiek speelt. Als het zijn eerste match wint tegen de Grieken, dan is elke ambitie gewettigd.”

Wat vindt u van de Portugese bondscoach Luiz Felipe Scolare ?

“Wat men ook moge denken van zijn technische benadering, Luiz Felipe Scolari is een uitzonderlijke trainer en ik waardeer zijn stijl uitermate. Hij straalt zelfverzekerdheid uit en toont toch respect voor iedereen. En hij komt slechts tussenbeide wanneer het nodig is. Volgens mij is zijn aanstelling tot bondscoach één van de beste prestaties van de Portugese voetbalbond van de laatste jaren. Hij heeft Brazilië in 2002 naar de wereldtitel geleid. Veel landen wilden hem binnenhalen als bondscoach, maar hij heeft zelf voor Portugal gekozen omdat hij het potentieel van dat land kende.”

Men vindt zijn aanpak keihard.

“Scolari zweert bij een moderne benadering van het voetbal en discipline speelt daarin een cruciale rol. De spelers die zich daar niet naar plooien, vliegen er onverbiddelijk uit. De boodschap van Scolari is duidelijk, de spelers begrijpen hem.”

Wie zijn, behalve Portugal, uw favorieten voor het EK ?

“Frankrijk, Nederland, Italië, Engeland, Duitsland en Spanje. Spanje heeft een goede ploeg. In 2003 hebben ze Portugal geklopt met 3-0. We mogen ook Tsjechië niet uit het oog verliezen. Die hebben een interessante rij wedstrijden zonder nederlagen neergezet. En ze hebben buitengewoon getalenteerde spelers in hun rangen, zoals mijn goede vriend Karel Poborsky.”

Beschouw je Luis Figo als je opvolger ?

“Ik hou niet van zulke vergelijkingen. Dat spelletje laat ik liever aan de pers over : als journalisten zich daarmee willen bezighouden, vooruit dan maar. Ik had mijn stijl, Figo heeft de zijne. Ik ging directer op mijn doel af, meer zoals Ronaldo in de periode dat hij bij Barcelona speelde – ik heb hem toen fabuleuze doelpunten zien maken tegen Compostella en Valencia, al had ik wel een krachtiger schot in huis dan de Braziliaan. Ruud Gullit benaderde met zijn snelheid ook meer mijn manier van spelen dan Figo.”

Mag men Figo jouw spirituele erfgenaam noemen ?

“Figo is mijn opvolger in de hoedanigheid van Portugese voetballer van wereldklasse. Zijn reputatie overschrijdt de grenzen van Europa. Dat hij bij Real Madrid speelt, verhoogt nog zijn roem. Toch is hij eenvoudig gebleven. Geen zweem van pretentie, Figo heeft respect voor anderen en hij is zich scherp bewust van de rol die hij te vervullen heeft.”

Wat denk je van de andere wereldvedetten : Beckham, Zidane, Raúl, Del Piero, Ballack, Van Nistelrooy en Nedved ?

“Beckham is een echte ster. Hij is alomtegenwoordig in de media, maar dat doet geen afbreuk aan zijn kwaliteiten als voetballer. Hij heeft schitterende voorzetten in huis, zijn vrijschoppen zijn levensgevaarlijk en hij werkt hard. Zidane is fantastisch. Als hij in balbezit is, is de Fransman pure poëzie. Raúl is de beste Spaanse voetballer van het moment. Ik begrijp niet waarom die nog nooit tot Europees Voetballer van het Jaar is verkozen. Een intelligente aanvaller, hij zou altijd in mijn ploeg staan. Del Piero stikt van het talent, maar toont zich onregelmatig in zijn prestaties. Ballack vertegenwoordigt een nieuwe generatie voetballers : technisch vaardig en tegelijk krachtig. Van Nistelrooy is een enorm efficiënte spits, je mag hem geen centimeter ruimte geven. En ook Nedved schat ik zeer hoog in : een schitterende speler, een echte ster.”

Benfica viert zijn honderdste verjaardag. Wat betekent dat voor u ?

“Honderd jaar geschiedenis, dat is enorm. Ik ben al 44 jaar bij Benfica aangesloten, dat is twee derde van mijn leven en bijna de helft van het bestaan van Benfica. Ik ben ontzettend trots dat ik tot de familie van Benfica behoor. Ik hoop dat de club in de nabije toekomst weer kan aanknopen met haar vroegere glorie. Want de jongste jaren kregen de supporters niet meer de successen waaraan ze gewend zijn geraakt. Dat Benfica zijn feestelijk jaar afsluit zonder Portugese titel of Uefacup, is eigenlijk doodzonde.”

Zijn er ook slechte momenten in uw carrière geweest ?

“Elke nederlaag was een slecht moment, ik ben van elke nederlaag ziek geweest. Een nederlaag die zeer lang is blijven plakken, is die tegen Engeland, in de halve finale van het WK 1966. Daar kan ik nu nog altijd niet aan denken zonder pijn. Het is bijna veertig jaar geleden, maar telkens als ik die wedstrijd herbeleef, bloedt mijn hart. En ik heb nog altijd moeite om de twee verloren finales van de Europabeker met Benfica te verteren : tegen AC Milan op Wembley en tegen Inter op San Siro. De finale die Benfica in 1988 verloor tegen PSV, is ook een barslechte herinnering. Ik was toen adjunct-trainer.”

Men herinnert zich Eusebio als een voetballer die er altijd stond. Het leek alsof u altijd in conditie was. Zaten er dan geen dalen in uw vormpeil.

“Meer dan me lief was. Ik heb dikwijls gespeeld terwijl mijn conditie slecht was. Maar ik hield zo van voetbal dat ik altijd wilde spelen. Ik denk dat de mensen ook daarom zo een positief beeld van me hebben. Als ik geblesseerd was, zag ik de verslagenheid bij mijn ploegmaats en dan besliste ik om toch te spelen. Dan voelde je de geestdrift in de kleedkamer. Cruz, de verdediger van Benfica, noemde me altijd ‘de aas van ons spel’. Dat zal ik nooit vergeten.”

Wat zijn uw mooiste herinneringen met Benfica ?

Het is allemaal zo snel gegaan, en zeker in het begin, dat ik me amper kon realiseren wat er gebeurde. Op 17 december 1960 verliet ik Mozambique voor Portugal. Ik werd meteen in het eerste elftal van Benfica ingepast. Het was alsof ik in een kolkstroom terechtkwam : Portugese kampioenschappen, Europese competities. Ik was zeven keer beste doelschutter in Portugal, waarvan vijf keer op rij. In 1965 werd ik uitgeroepen tot Europees Voetballer van het Jaar. Dat was dan ook mijn beste periode, vind ik. Eerlijk, ik had nooit kunnen denken dat ik ooit tot beste voetballer van Europa zou worden bekroond. Dan volgde die wereldbeker van 1966, de eerste keer dat Portugal aan de eindronde van een WK deelnam. We hebben toen briljant gespeeld. Ik was de beste doelschutter van het toernooi. Het is moeilijk om te verwoorden hoe ik dat allemaal beleefd heb. Zelfs als ik er nu aan terugdenk, word ik nog rotsentimenteel.

Maar u was ook vaak geblesseerd. De operaties van Eusebio, ze zijn een onderdeel van de mythe die u geworden bent.

“Elke blessure was een lijdensweg. In de jaren zestig werden aanvallers nog niet beschermd zoals nu. Vlak voor mijn vierde operatie ben ik op bedevaart naar Fatima geweest. Ik heb God gesmeekt om een einde aan dit lijden te maken, maar vergeefs. Ik heb dikwijls gespeeld zonder dat ik volledig hersteld en gerecupereerd was. Maar let wel, nooit tegen mijn zin. Het is voorgevallen dat ik achttien dagen na een knieoperatie met Benfica meereisde naar Argentinië. Natuurlijk was dat veel te vroeg en ik ben dan ook hervallen. Maar weet u, Benfica had zoveel meer winstkansen als Eusebio meespeelde. Ik heb altijd aan de belangen van de club gedacht en daaraan de voorkeur gegeven.”

Hoe moedeloos werd u van al die blessures en behandelingen ?

“Het aantal inspuitingen dat ik heb gekregen, dat kon ik op de duur niet meer bijhouden. Op het einde van mijn carrière was ik daar gewoon aan geraakt en had ik leren leven met die constante pijn. Ik beet op een zakdoek wanneer ze me een injectie toedienden. Het was routine geworden. Na de match keerde ik naar huis terug, legde ijs op mijn knie zodat ik ’s anderendaags weer kon spelen of trainen. Toen ik aan mijn vijfde en zesde operatie toe was, heb ik God gevraagd om mijn been te sparen. Ik was bang dat ze het zouden amputeren. God heeft mijn gebed verhoord. Mijn been is nog altijd stram, maar ik kan ermee gaan en auto rijden, en een normaal leven leiden.”

Wat was uw mooiste doelpunt ?

“Ik heb veel mooie doelpunten gemaakt. Ik kan me zelfs geen enkele knullige goal herinneren. Zeer speciaal was de treffer tegen de Zwitserse club La Chaux-de-Fonds in de Europabeker. Op een voorzet van Simoes dribbelde ik drie verdedigers, gleed de bal nog voorbij een volgende en schoot strak binnen. Toen ik terugkeerde, hoorde ik de doelman van La Chaux-de-Fonds mijn naam roepen. Ik dacht dat hij me zou slaan, maar hij wilde me alleen maar feliciteren. Hij zei me dat de bal al in zijn doel stak voor hij één beweging had kunnen maken.”

Vindt u van uzelf dat u een legende van het voetbal bent geworden ?

Dat zeggen de anderen, maar ik heb me nooit meer dan iemand anders gevoeld. De top bereiken is moeilijk, lang aan de top blijven nog moeilijker. De mensen herkennen me nog en kinderen vragen een handtekening, al hebben ze me nooit zien voetballen. Velen van die jongeren zijn zelfs geen supporter van Benfica. Elke avond, voor ik ga slapen, zet ik mijn handtekening op foto’s, zodat ik ze ’s anderendaags aan de supporters kan geven. En ik zet er altijd de datum op. Het is begonnen met ‘Eusebio 1961’. Nu schrijf ik : ‘Eusebio 2004’.

José Manuel Delgado, ESM

‘Zidane met de bal aan de voet, dat is pure poëzie. ‘

‘Ik vroeg God dat Hij mijn been zou sparen.’

‘Van elke nederlaag was ik ziek.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content