Dieter Van Tornhout (19) zit pas een half jaar in de A-kern van Club Brugge en scoorde al drie keer. ‘Ik ben een wriemelaar, een wroeter, een werker. Dat charmeert ook, denk ik.’

D ieter Van Tornhout : “Ik ben begonnen in Nevele, waar mijn vader de eerste ploeg trainde. Ik was vijf en wou ook een beetje voetballen. Twee jaar later verhuisde ik naar Aalter en nog eens twee jaar later naar Club Brugge, waar ze mij altijd snel hebben doorgeschoven. In het begin was ik er centrale middenvelder, maar ik werd er centrale verdediger op een moment dat ze achterin iemand nodig hadden. Op die positie werd ik international bij de -16. Maar toen ze daar met een tekort aan gestalterijke aanvallers zaten, werd ik centrumspits. Als Uefa ben ik ook bij Club spits geworden. Dat bevalt mij het best.

“Een grote, kopbalsterke speler in de centrale as, dat is wel handig in je ploeg, denk ik. Voorin als targetman, achterin om de spitsen tegen te houden. Maar eigenlijk wou ik keeper worden. Ik oefende vroeger vaak thuis tegen de muur, maar mijn pa raadde mij dat af. Hij zei : ‘Als je ooit in een goede ploeg terechtkomt, zal je veel kou lijden.’ Hij is leraar LO en steunde mij altijd. Hij zei altijd : ‘Voetbal is in de eerste plaats amusement.’ Hij kwam bijna elke wedstrijd kijken en vertelde mij achteraf wat ik goed en fout had gedaan. Het is dat wat je beter maakt, als je van je fouten kunt leren. Het is wel amusement, maar als je iets kunt bereiken, is het meegenomen natuurlijk. Want het is een tof beroep. In de schoolvakanties deed ik ook altijd mee aan de voetbalstages in Oudenaarde.

“Ik ben 1,90 m en altijd de grootste van de ploeg en de klas geweest. Dat was mijn voordeel, maar de beste ben ik nooit geweest. Ik speel altijd op karakter en op kracht, in functie van mijn lichaam. Ik ben meer een wriemelaar, maar voor mijn gestalte toch nog vrij snel en wendbaar. Ik ben ook geen egoïst. Als ik de kans zie om de bal af te geven, zal ik dat zeker doen.

“Toen ik een jaar of drie geleden de overstap naar de beloften mocht maken, dacht ik : ze zien toch iets in mij. Maar het grote besef kwam pas toen ik vorig seizoen naar de A-kern mocht. Dan was het : oei, nu kom ik bij de grote jongens, beteken ik nu ook al iets ? Sindsdien is het allemaal goed beginnen gaan.

“Ik zal niet over mij heen laten lopen, maar ik ben geen lastige jongen. Iemand die veel luistert naar anderen ook en nooit tegenstrijdig zal zijn, gemakkelijk in de omgang en om mee te werken.

“Vroeger had ik een heel slecht uithoudingsvermogen en was mijn linkervoet niet goed, maar dat is blijkbaar allemaal veel verbeterd sinds ik met de A-kern train. Ik voel mij ook beter in mijn vel, omdat alles vlot verloopt en ik al verder sta dan ik had gedacht. Dat maakt mij gelukkig en dan krijg je ook veel meer lef.

“De integratie in de A-kern is prima verlopen. Ik ben er goed ontvangen. In het begin was het natuurlijk wat onwennig, maar ik heb vrij snel mijn plaatsje kunnen nemen. Het belangrijkste is normaal doen, denk ik. Niet meteen een grote mond opzetten, maar er gewoon in rollen. Af en toe eens je mening zeggen, met iedereen een beetje praten. De sfeer in de groep is ook vrij goed. Iedereen werkt voor elkaar, dat zie je ook op training. Ik luister veel naar al die mannen met zoveel ervaring, sta open voor meningen en kritiek.

“Ik trek heel veel met de buitenlanders op. Met Rune ( Lange, nvdr), met Ivan ( Gvozdenovic, nvdr), met Tommy ( Butina, nvdr). Schitterende gasten. Vriendelijk, open, sociaal, altijd bereid om mij te steunen en te helpen. Rune is nochtans ook een centrumspits. Een concurrent zou je denken, maar dat is helemaal niet zo. Hij is echt een vriend. Ivan hetzelfde. Dat klikt gewoon goed. Toffe mensen. We zijn vaak samen en spreken al eens af om te gaan biljarten.

“Mijn eerste doelpunt, tegen Cercle, was na een pass van Rune. Hij kon hem zelf met de ogen dicht binnentrappen, maar koos ervoor om mij te laten scoren. Dat zegt veel. Tegen Moeskroen bedankte ik hem door op mijn beurt een balletje in zijn loop te spelen waaruit hij kon scoren. En in de supercup op Anderlecht liet ik de bal voor Rune tussen mijn benen lopen, waardoor de keeper en een verdediger verrast waren en hij prachtig afwerkte.

“Drie goals, het is onverwacht. Tegen Lokeren scoor ik met het hoofd, in Aalst met een stiftballetje. Het is ook een beetje op het juiste moment op de juiste plaats staan. Dat doelpunt tegen Cercle, bij mijn eerste invalbeurt, zat nog vol twijfel, maar die stress is er nu al een beetje af. Sindsdien heb ik ook veel meer vertrouwen.

“Onze trainer vind ik een heel goede. Het is ook een trainer die mij ligt. Zijn spelsysteem, de collectieve aanpak, het gebruik van de lange bal regelmatig, het wérken voor de bal. Hij speelt mij altijd op de flank uit, ja. In het begin was het wat wennen, want anders dan in de spits als targetman. Op de zijkant moet je zelf eens de actie ondernemen. Een dubbelpass doen, het spel opentrekken, een voorzet trappen. Maar anderzijds bewegen bij ons de drie spitsen over de breedte van het veld, wisselen de posities geregeld en komt iedereen voor de goal. Het voordeel is dat je niet constant met de rug naar doel en met een verdediger op je huid staat, maar de bal eens kunt aannemen en opendraaien naar de man toe.

“Het komt ook een beetje door het wegvallen van al die spitsen natuurlijk. Maar ik geniet ervan en ik koester alles wat ik tot nu toe meemaakte. Als er zoals nu met Ishiaku aanvallers bij- komen, moet je opnieuw voor je plaats beginnen werken en tonen wat je waard ben. Maar het is positief dat ik niet vanaf nul moet beginnen. Mocht het hier niet lukken, dan denk ik wel dat ik bij een middenmoter in eerste klasse zal kunnen meedoen.

“Ik zal mij zeker niet laten doen. Toen ik vorig seizoen voor het eerst meetrainde en tegen Spilar liep, deinsde ik gewoon achteruit. Ik dacht : wat is dat ? ! Precies een muur. Nu zal ik hem ook al eens een duw geven. Zoals ik in de supercup deed met Tihinen, ook niet bepaald een watje. De verdedigers merken wel dat ze niet tegen een bloemeke lopen, denk ik. Ik ben van nature uit altijd redelijk stevig gebouwd geweest en ik ben altijd een winnaar geweest. Bij de jeugd vergeleken ze mij met Jan Koller. Ik was hetzelfde type. Sterk, kopbalsterk, af en toe een doelpuntje meepikken. Een wroeter, een werker. Iemand die zich altijd doorzet. Dat charmeert ook, denk ik.

“Vroeger keek ik nooit naar het voetbal. Ik voetbalde heel graag en heel veel, maar je moest er mij niets over vragen. Waar ik wel veel naar gekeken heb, is een van tv opgenomen reportage over Maradona. Zijn gekende opwarming op muziek. De rust en de souplesse die hij voor een wedstrijd had !

“Ik leef vrij goed voor het voetbal, maar geniet ook van het leven. Ik probeer gezond te eten, want ik ben iemand die gemakkelijk bijkomt. Veel water, veel groenten, opletten met sauzen. Een uitgaanstype ben ik niet, maar ik ga graag eens naar de bioscoop. Ik ben ook al drie jaar bij Delphine. Een knap meisje, wat toch altijd meegenomen is. Een foto van haar hangt in mijn kastje. Haar ouders runnen taverne Kameleon in Landegem. Ik woon bij hen in.

“Rituelen heb ik niet. Alleen eet ik anderhalf uur voor de wedstrijd altijd twee rijsttaartjes. Vier uur voor de wedstrijd eten we altijd een sportmaaltijd, spaghetti met kip en zo, maar toch krijg ik altijd verschrikkelijke honger. Een rijsttaartje vult, is voedzaam en energierijk.

“Het ziet er momenteel niet slecht uit. Tegen Servië & Montenegro was ik belofte-international, ja. Heel mooi, maar op mijn leeftijd is het belangrijkste de eigen ploeg. Ik weet dat er bij topclubs heel weinig jeugd doorbreekt, maar je moet altijd in jezelf geloven. Ik denk wel dat ik goede kansen maak om het te redden. Tot nu toe zie ik het alleszins vrij positief in.”

door Christian Vandenabeele

‘De verdedigers merken wel dat ze niet tegen een bloemeke lopen, denk ik.’

‘Ik was altijd de gróótste, maar de béste ben ik nooit geweest.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content