Het nieuwe diamantje in de paars-witte etalage luistert naar de naam Dennis Praet en maakte twee jaar geleden de overstap van RC Genk naar Anderlecht. Kennismaking met een zelfbewust talent: ‘Ik wil dit seizoen meer aan spelen toekomen.’

Hoewel hij vorig seizoen al bij de A-kern hoorde, voelt hij zich nu pas profvoetballer, bekent Dennis Praet (18). Dat heeft veel te maken met de studie die achter de rug is. In juni behaalde hij zijn diploma menswetenschappen aan het Sint-Niklaasinstituut in Anderlecht. “Met onderscheiding”, zegt hij haast laconiek. Want buiten een aardig potje ‘ballen’, zoals Jan Boskamp pleegt te zeggen, staat er ook een goed ‘koppie’ op het lichaam van Dennis Praet.

In maart van dit jaar kondigde Anderlecht met gepaste trots aan dat het Praet voor drie jaar kon vastleggen, ondanks interesse van tal van Europese (top)clubs. In de supercup tegen Lokeren mocht de offensieve middenvelder van coach John van den Brom meteen starten in de basis en Praet bedankte prompt met een leuke openingsgoal. Op het uur moest hij echter met een blessure van het veld: ligamenten geraakt. Waardoor de eerste twee competitiematchen de mist in gingen.

Dennis Praet: “Bij de tweede tegengoal van Lokeren zette Oli ( Deschacht,nvdr) een sliding in, waarbij hij tegen mij botste. Ik denk dat ik daar even mijn voet heb omgeslagen. De timing van die blessure was vervelend, want ik kreeg van de coach net veel vertrouwen.”

John van den Brom verklaarde al meermaals in de media dat hij een zwak heeft voor jou, laat hij dat ook blijken op training?

Dennis Praet: “Dat is niet enkel bij mij, hij slaagt erin om iedereen in de ploeg een goed gevoel te geven. Hij praat veel met zijn spelers. Dat hij vertrouwen heeft in mij blijkt vooral uit het feit dat ik mag starten.

“In ons eerste gesprek legde hij me uit hoe hij wil spelen – met slechts één verdedigende middenvelder – en wat hij in die tactiek van de nummer tien en nummer acht verwacht. Wij moeten veel op en af gaan.”

Je kunt nu pas ten volle op het voetbal focussen, sta je daardoor met een ander gevoel op het trainingsveld?

“Ik heb het gevoel nu pas echt profvoetballer te zijn. Vorig seizoen was die combinatie studie en voetbal behoorlijk vermoeiend. Ik merkte dat ik soms energie te kort kwam. Elke dag had ik eerst twee uur les, dan training, dan opnieuw school en ’s avonds nog studeren. De voorbije jaren ben ik ook niet op vakantie kunnen gaan, omdat de trainingen telkens al herbegonnen tijdens mijn examens.”

Wat is het grootste verschil met voetballen bij de jeugd?

“Het gaat allemaal veel sneller. Je hebt niet meer de tijd om open te draaien, je bent verplicht sneller te handelen en vooruit te denken. Gelukkig is dat wel een van mijn kwaliteiten. Doorgaans weet ik wel wat ik moet doen voor ik de bal krijg.”

In dat opzicht ben je te vergelijken met Lucas Biglia. Het valt trouwens op dat jullie het erg goed met elkaar kunnen vinden. Geen toeval, want door jullie vaak samen te zetten bij oefenpartijtjes op training wilde de technische staf die verstandhouding in de hand werken.

“Ik krijg veel vertrouwen van Biglia, dat klopt. Hij durft me aan te spelen, ook wanneer er iemand in mijn rug staat. Dat is een leuk gevoel. Ik speel heel graag met Biglia achter mij. Balletje in de voet, rustig kaatsen: dat is het soort tiktakvoetbal dat ik graag speel.”

Je bent technisch onderlegd, nooit de drang gevoeld om vaker zelf de actie te maken?

“Nooit. Ik ben altijd meer een ‘passenman’ dan een ‘dribbelman’ geweest. Al van jongs af ben ik een typische spelverdeler, iemand die het van zijn vista moet hebben. Ik heb ook altijd met het nummer tien gespeeld. Dat is toch de speler die je in het oog houdt, hé. Maar bij de eerste ploeg is dat minder van tel. Ik kon kiezen tussen shirtnummers 26 en 44, ik koos voor het eerste omdat mijn zusje op die dag verjaart.”

Uit wat voor gezin kom je?

“Mijn zus gaat nu net naar het eerste middelbaar. Mijn vader heeft een reclamebureau, hij maakt folders. Mijn moeder werkt als personeelsverantwoordelijke. Ze zijn in feite nooit streng moeten zijn met mij, ik was een brave jongen en haalde altijd goede punten op school.

“Papa kon wel heel streng zijn op voetbalgebied. Voornamelijk tijdens de terugrit naar huis na een slechte wedstrijd zijn er destijds heel wat traantjes gevloeid. Ik heb een hechte band met mijn ouders, dus als zij kwaad waren op mij of ik had het gevoel dat ik hen ontgoochelde, dan kreeg ik het moeilijk. Hij hamerde vooral op meer lef tonen en meer op doel trappen.”

Iets wat de technische staf ook wil: dat je meer voor de goal komt.

“Ja, in plaats van een pass te geven, moet je durven de actie maken en op doel trappen. Zoals die goal tegen Lokeren. BesnikHasi heeft me er al dikwijls op gewezen dat ik op voorzetten meer in de zestien moet opduiken. Ook tijdens die supercup moest ik daar plots aan denken: ah ja, ik moet voor de goal komen. En voilà… Vroeger had ik te veel de neiging om aan de rand van de zestien te blijven hangen, omdat ik ervan uitging dat ik toch nooit het kopduel kon winnen. Nu leerde ik dat dat niet per se nodig is om gevaarlijk te zijn.”

Indrukwekkend Lille

Je kreeg je opleiding hoofdzakelijk bij Genk, waar je van 2003 tot 2010 voetbalde. Opvallend is dat daar veel creatieve middenvelders uit voortkomen: Steven Defour, Kevin De Bruyne, jij, en nu ook Siebe Schrijvers. Is daar een verklaring voor?

“Goh, ik denk dat dat toeval is. Het is wel zo dat er veel nadruk werd gelegd op techniek, de Genkse jeugdploegen proberen altijd mooi voetbal te brengen.”

Was De Bruyne een voorbeeld voor jou?

“Neen, want in de jeugd viel hij eigenlijk niet zo op. Het is pas bij de eerste ploeg dat hij zich manifesteerde. Ik keek vroeger vooral op naar Josip Skoko en ik heb ook ooit een truitje gekocht van Thomas Chatelle.”

Je kon op je negende – je speelde toen nog bij Stade Leuven – ook al naar Anderlecht, waarom heb je toen voor Genk gekozen?

“Omdat Anderlecht toen nog niet over de faciliteiten beschikte waar het vandaag over beschikt. Terwijl Genk net zijn nieuwe jeugdcomplex op de oude terreinen van Winterslag had aangelegd.”

Op je zestiende moest je opnieuw kiezen: bij Genk blijven of vertrekken. Je bent toen bezoekjes gaan brengen aan Arsenal, Ajax en Lille. Wat heb je daaruit geleerd?

“Er waren veel clubs geïnteresseerd, althans zo hoorde ik toch van papa. Daar hebben we dan een eerste selectie in gemaakt en die clubs zijn we gaan bezoeken. Ajax stond gekend voor zijn opleiding, Lille had een magnifiek opleidingscentrum, Anderlecht is top in België en Arsenal is dat in Engeland.

“Om eerlijk te zijn: toen ik van Lille terugkwam, was ik overtuigd dat het die club zou worden. Hun jeugdcomplex was spectaculair. Die jongeren verbleven daar een hele week, hadden elk hun eigen kamer, prachtige velden, een goede keuken. Maar het probleem was de wisselwerking met de school. Daar werd weinig aandacht aan besteed, terwijl dat voor ons net belangrijk was. Arsenal was ook best indrukwekkend, maar die stap vonden we nog iets te vroeg en te groot. Om je bij een Engelse topploeg door te zetten naar de eerste ploeg moet je toch over heel goede papieren beschikken. En ook qua school was dat niet honderd procent.”

Alleen naar het buitenland trekken, schrok jou niet af?

“Neen. Profvoetballer worden was mijn droom.”

Schoenenpoetser Juhász

Hoe kijk je nu terug op de beslissing om voor Anderlecht te kiezen?

“Daar ben ik heel tevreden over. Ik heb mijn diploma nu en ik krijg toch stilaan mijn kansen in de eerste ploeg, hopelijk dit seizoen nog meer dan vorig seizoen. Ook met het nieuwe complex in Neerpede is dit de perfecte omgeving.”

Je tekende enkele maanden geleden een nieuw driejarig contract bij Anderlecht. De cijfertjes daarin (800.000 euro per jaar) zijn in België ongezien voor zo’n jonge gast. Het beste bewijs dat Anderlecht in jou gelooft, maar voor jou wellicht ook leuk omdat je dan weet dat je wel zeker je kansen zal krijgen.

“Dat weet ik nog zo niet. Veel hangt af van de trainer. Ik denk niet dat een bestuur zo maar tegen een trainer kan zeggen dat deze of gene speler moet spelen. Je moet je plaats afdwingen op training.”

Wat deed het jou dat die cijfers van je contract in de pers werden gegooid?

“Ik was toch verrast. Ik snap niet hoe dat kan. Dat daar dan zo veel commotie rond ontstaat, hoort erbij zeker?”

In een interview zei je daarover: ‘Ik heb veel reacties gehad, maar niet noodzakelijk allemaal positief. Ook niet in de kleedkamer.’

“De ploegmaats maakten er vooral grapjes over. RolandJuhász bijvoorbeeld deed alsof hij voortaan mijn schoenen zou poetsen. ( glimlacht) Ik denk dat het vooral in de pers een item was.”

Nog plagerijen: Denis Odoi noemt jou Justin Bieber.

( lacht) “Ja, dat was toen mijn haar nog langer was. Maar het is niet daarom dat ik het laten knippen heb, hoor. De meesten noemen mij trouwens ‘ kleine’.”

Of, zoals Tom De Sutter, ‘de Iniesta van Anderlecht’.

“Dat was na de bekermatch tegen Lommel, waar ik hem een assist gaf. Hij kwam glunderend zeggen dat hij over me had gepocht in de kranten. Dat was meteen veel druk leggen op mij. Maar goed, ik kan best om met druk.”

Lukte de integratie in de A-kern vlot?

“Iedereen kent me natuurlijk al van vorig seizoen, maar pas vanaf dit seizoen zit ik in de kleedkamer – naast Guillaume Gillet en Sacha Kljestan – bij de grote jongens, want als belofte mocht dat nog niet. Ik vind dat concept wel goed, het zorgt toch voor een extra stimulans om bij de eerste ploeg te willen raken.”

Van welke spelers krijg je het meest advies?

“Biglia. Hij neemt me soms apart om tips te geven. Ik bewonder vooral de rust die hij aan de bal toont, zelfs als hij zwaar onder druk wordt gezet. Hij durft ook overal de bal te halen en vindt steeds de goede oplossing. Ik denk dat ik zelf ook meestal rust aan de bal bewaar, maar bij de eerste ploeg is dat toch een beetje anders. Dan speelt nervositeit een rol en je wilt ook geen balverlies lijden dus kies je gemakkelijker voor veilige opties.”

Zeker als je slechts sporadisch je kans krijgt. Ariël Jacobs hield doorgaans vast aan een basiself.

( knikt) “Ik begrijp dat wel, maar ik had wel graag gezien dat hij soms meer geloofde in een jonge gast. Het was vooral Besnik Hasi die toen veel met mij praatte.”

Je hebt het spelletje zelf ook wel slim gespeeld door te verklaren dat je dit seizoen meer wilt spelen of anders uitgeleend wilt worden. Dat is ook wel wat druk zetten op het bestuur, neen?

“Tja, ik wil nu eenmaal meer aan spelen toekomen dit jaar. Ik ben nu achttien jaar, het is tijd om door te breken. Ik heb vorig seizoen goede matchen gespeeld met de eerste ploeg, vind ik, maar uiteindelijk kwam ik maar aan zeven wedstrijden. Toch een beetje te weinig. In het begin was ik uiteraard blij om erbij te horen, maar eens ik voelde dat ik het niveau aankon, had ik er meer van verwacht. Ik voelde mij daar klaar voor.”

Veel succes dit seizoen.

DOOR MATTHIAS STOCKMANS

“Ik ben altijd meer een ‘passenman’ dan een ‘dribbelman’ geweest.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content