Van clubiconen tot trouwe soldaten: ex-Rouches vertellen hun meest opvallende anekdotes en schetsen zo een beeld van de spirit van Standard.

Het verhaal van Standard is enig in zijn genre en wordt gekenmerkt door een unieke mix van Waalse warmbloedigheid, een ongeziene sfeer en een soort verzet dat je in geen enkele andere club terugvindt. Op het moment dat de club, na een moeilijke heenronde, zich opmaakt om een rol van betekenis te spelen in de play-offs, doen een aantal roemruchte ex-spelers hun verhaal.

JEAN NICOLAY (doelman, 1953-1969): “Zij die niet tot het uiterste gingen, konden inpakken.”

“Standard, dat is energie! Je krijgt als speler energie van het stadion, maar je moet het ook wel verdienen. Iemand zoals Jelle Van Damme verdient dat bijvoorbeeld. In de jaren vijftig en zestig stonden er bij Standard elf Van Dammes op het veld. Spelers die niet tot het uiterste gingen, konden inpakken. Ik zou mijn leven gegeven hebben om bij Standard te kunnen spelen. Ik heb de plaats van mijn broer Toussaint ingenomen tijdens de terugwedstrijd tegen het Schotse Heart of Midlothian in 1958 – dat heeft er trouwens voor gezorgd dat we jarenlang niet met elkaar gesproken hebben. Ik trainde als een gek. Op een dag had ik mijn rechterbovenbeen tot bloedens toe open gedoken op dat verschrikkelijke trainingsveld van Standard. Niet dat coach Geza Kalocsay daarom medelijden met me had. Die zei gewoon: ‘Oké, Jean, duik vandaag dan alleen naar links, hé.’ Roger Petit was ook zo’n harde. Ik herinner me dat ik een fles champagne had gekraakt in het stadion om samen met mijn ploegmaats te vieren dat ik dat jaar de Gouden Schoen had gewonnen. Die fles kwam evenwel uit de bar van de club en dat zou ik geweten hebben. Op het einde van de maand zag ik op mijn loonbriefje dat de prijs van die champagne van mijn loon was afgetrokken. Dat was Petit. Hij was het ook die een transfer naar Barcelona en Nice in de weg stond. Ik heb mijn carrière uiteindelijk bij Daring afgesloten, maar eigenlijk maal ik daar niet eens om. Standard was al wat telde. Mijn gezondheid is momenteel allesbehalve geweldig, maar zodra ik op Sclessin aankom, krijg ik kippenvel en vergeet ik alles.”

LÉON SEMMELING (aanvaller, 1959-1974): “We legden onze kop ervoor én we amuseerden ons.”

“Ik woon nog altijd in Luik en ik heb het nog dagelijks over Standard met vrienden en kennissen. De Rouches zijn een belangrijk deel van mijn leven. Aangezien er op Standard een geladen sfeer hangt, heeft de club altijd nood gehad aan een sterke man. Toen ik voor het eerst bij de club kwam, zat ik in de kleedkamer bij Lucien Spronck en RogerClaessen. Naar coach Denis Houf durfde ik amper te kijken, maar hij was een uitmuntende strateeg en wij waren een hechte groep. In die tijd veranderden spelers ook niet ieder jaar van club. Nu zijn spelers veel meer passanten en collega’s dan vrienden die elkaar al jarenlang kennen. We legden onze kop ervoor als het moest en we amuseerden ons als het kon. Het Standard van de jaren zestig en zeventig, dat van Michel Pavic en René Hauss,had een Europese finale kunnen spelen, ware het niet dat we op Bayern München en het toen nog grote Leeds United botsten. De beste ploeg was die van 1982. Die had alles: ervaring, klasse, intelligentie. Als de finale van de Europacup II niet in Camp Nou had plaatsgevonden, had Standard gewonnen. Wanneer men over dat elftal spreekt, heeft men het steevast over ArieHaan en Erik Gerets, maar ook Simon Tahamata was een speler van wereldklasse. Ik herinner me nog een moment op het vliegtuig, toen we terugkeerden van de Perzische Golf en Simon een grote zonnebril had opgezet en een witte doek over zijn hoofd had gewikkeld. Zo ging hij naast Raymond Goethals zitten. Die had niet door wie er naast hem zat en was in alle staten omdat de kleine er nog niet was. ‘Zeg tegen de piloot dat we nog niet kunnen vertrekken’, riep Goethals. Net op dat moment begon Tahamata te lachen. Die lach vergeet ik nooit. Typisch Standard.”

ERIK GERETS (verdediger, 1971-1983): “Ik was gemaakt om bij Standard te spelen.”

“Ik speelde bij Standard onder René Hauss, Vlatko Markovic – hij was de man die me van de aanval naar de rechtsback haalde – Robert Waseige, Raymond Goethals en Ernst Happel. Van Happel heb ik het meest geleerd. Een geweldige coach, buitengewone tacticus. Hij was de man die me heeft geleerd hoe ik me in alle rust op de wedstrijd moest voorbereiden. Ik was immers nogal een zenuwpees, voor de finale tegen Barcelona heb ik zowat de hele tijd op het toilet gezeten.

“Met Robert Waseige had ik dan weer een paar meningsverschillen. Hij heeft me zelfs mijn aanvoerdersband afgenomen. Ik werd nochtans door alle spelers als leidersfiguur aanvaard. Ik heb het lang moeilijk gehad met die beslissing, maar achteraf bekeken moet ik toegeven dat ik me daar te koppig heb opgesteld. Te hard ten opzichte van mijn ploegmaats ook.

“Roger Petit heb ik leren kennen als een bikkelharde onderhandelaar. Hij was het die me niet naar Coventry, Leeds of Keulen liet gaan. Op het einde van het seizoen 1982/83 aanvaardde Petit dan toch het bod van AC Milan.

“Ik wil ooit iets teruggeven voor alles wat ik hier meegemaakt en gekregen heb van een club die me altijd gesteund heeft. Ik was gemaakt om bij die club met die mentaliteit spelen.”

MICHEL RENQUIN (verdediger, 1974-1981): “Sclessin houdt van spelers die zichzelf overtreffen.”

“De Ardennen, dat is als het ware de tuin van Standard. Het publiek en het volk van de Ardennen delen dezelfde mentaliteit. Ik had destijds de keuze uit zowel Anderlecht als Standard en een pak andere clubs. Ik speelde bij Wibrin in eerste provinciale en had een lichte voorkeur voor Standard, maar het was mijn vader die zei dat ik naar Standard moest gaan omdat ze me daar het snelst vertrouwen zouden geven. Enkele maanden later speelde ik in eerste klasse en bleek dat ik de overstap van eerste provinciale naar eerste klasse moeiteloos had verteerd. Ik moest en ik zou slagen, wat meer dan eens tot wrevel met ploegmaats, onder meer Erik Gerets, heeft geleid. Het was een droom om samen te werken met Robert Waseige, Luikser dan Waseige vind je ze niet. En ook met Ernst Happel had ik een goede band. Voor het Standardpubliek is het simpel: Sclessin houdt van spelers die zichzelf overtreffen. In oktober 1979, na een wedstrijd tegen RWDM, kreeg ik te horen dat mijn vader overleden was. Vier dagen later was er evenwel een Europese wedstrijd tegen Napoli en mijn moeder was vastbesloten: ‘Papa zou gewild hebben dat je die wedstrijd speelde.’ Ik heb dat ook gedaan en we stootten door naar de volgende ronde. Ik was enorm triest, maar tegelijkertijd ook trots dat ik hem op die manier had kunnen eren. Spelen voor Standard geeft je de kracht om zulke dingen te doen.”

GUY HELLERS (middenvelder, 1982-2000): “Zelfs Tapie was overdonderd door de sfeer op Sclessin.”

“Ik heb superherinneringen aan Standard en de supporters. Sclessin grijpt je bij je nekvel. Dat gevoel heb ik nergens anders meegemaakt. Ik was onder de indruk van de supporters, omdat ze altijd in ons bleven geloven, zelfs wanneer we net naast de landstitel of een Europese beker grepen. Zelfs Bernard Tapie was, toen hij op Sclessin kwam voor de wedstrijd tussen Standard en Swaroski Tirol, overdonderd door de sfeer. Ik heb drie voorzitters (Roger Petit, het duo Jean-Wauters – AndréDuchêne en Lucien D’Onofrio) meegemaakt, maar er was slechts één publiek. Altijd veeleisend, maar vooral hondstrouw. Ik vind het jammer dat ik de supporters niet méér heb kunnen bieden dan die ene Belgische beker toen we in 1993 Charleroi versloegen. Arie Haan had een absoluut topteam uitgebouwd, met jongens zoals Gilbert Bodart, André Cruz, Frans Van Rooy en Marc Wilmots. Haan was een befaamde strateeg, maar hij wist er ook de sfeer in te brengen. Bij elke verjaardag was er champagne. Ik ken gasten die dat jaar wel vijf of zes keer jarig zijn geweest. (lacht) Ik was het meest onder de indruk van Gerets, Haan en Tahamata. Het spreekt voor zich dat ik graag ooit een keer T1 bij Standard zou willen worden.”

MOMO LASHAF (aanvaller, 1992-1995): “Ik ben nog steeds verliefd op Standard.”

“Het was pas na mijn beenbreuk in 1991 dat ik dat typische karakter van Standard echt goed begreep. Het gebeurde op de negende speeldag, net op het moment dat er scouts van Bayern München en Stuttgart voor me in de tribune zaten. Plots ging alles in rook op. Maar de supporters zijn me altijd blijven aanmoedigen. Net zoals mijn ploegmakkers trouwens. Thierry Pister voerde me naar het ziekenhuis, naar de kine, naar de training en nodigde me uit om iets te komen eten bij hem thuis in Boncelles. Hij heeft me zelfs ooit zijn Mercedes geleend zodat ik naar mijn familie in Bergen kon rijden. Ik heb die wagen wel een week gehouden, maar Pister maakte zich geen zorgen. Ik zat in de put, maar ik werd door iedereen gesteund. Een heel speciaal gevoel. Ik heb bij Anderlecht, Waver, Antwerp en Gueugnon gespeeld, maar Standard was toch echt wel anders. Ik word nog vaak aangesproken over Standard. Ik zou maar wat graag enkele ploegmaats van toen terugzien. En de aftrap van een wedstrijd geven, zodat ik het vuur en de passie van de fans nog eens aan den lijve kan ondervinden.”

MARC WILMOTS (aanvaller, 1991-1996): “De spirit van Standard is makkelijk samen te vatten: alles geven!”

“De fans van Standard maak je geen blaasjes wijs. Ze verwachten niet dat je de gaafste techniek hebt, maar ze willen wel dat je knokt, dat je je in het zweet werkt voor het team en dat je de juiste mentaliteit aan de dag legt. De spirit van Standard is makkelijk samen te vatten: alles geven! Zolang je dat doet, hoef je zelfs na een verloren wedstrijd niet bang te zijn voor boegeroep. Ik had eerder naar Standard kunnen gaan, maar ik verkoos een omweg via KV Mechelen na mijn tijd in Sint-Truiden. In 1991 was ik klaar. Zowel met Arie Haan als met Robert Waseige greep ik naast de titel, maar dat maakte die periode er niet minder intens op. Bij Schalke 04 had ik datzelfde gevoel, daar moest ook gewerkt en geknokt worden. Toen ik in 1994 de deur van de Rode Duivels achter me dichttrok, begrepen de Standardfans dat meteen en stonden ze als een blok achter mij. Ik voelde me niet goed in mijn vel, maar zij hielpen me, steunden me en gaven me mijn wil om te knokken terug. Ook dat is Standard!”

MICHAËL GOOSSENS (aanvaller, 1990-1996 en 2000-2003): “De fabrieken, de rook, het lawaai, de Maas, dat is mijn hele jeugd.”

“Ik ben afkomstig van Tilleur: de fabrieken, de rook, het lawaai en de Maas, dat is mijn hele jeugd. Ik ben opgeleid bij Seraing, en ik hield ook wel van die club, maar Standard was mijn enige echte liefde. Ik herinner me nog een wedstrijd tegen Juventus en het doelpunt van Freddy Luyckx tegen Anderlecht op een bevroren veld. Ik deed niets liever dan in de spionkop naar die wedstrijden te kijken. Ik ben de zoon van een arbeider, dus dat maakt het des te specialer dat ik me bij dé club van de arbeiders heb kunnen doorzetten. Je moet weten wat het betekent om je brood te verdienen door je in het zweet te werken om dat gevoel te begrijpen. Ik heb alles aan Standard te danken: het fijne gevoel na mijn twee doelpunten tegen Auxerre, mijn transfers naar het buitenland, het plezier om met grote spelers zoals Marc Wilmots samen te spelen en het geluk om door George Kessler en Arie Haan gelanceerd te worden. Met Philippe Léonard en Régis Genaux heb ik geniale avonturen beleefd. Ik denk nog zo vaak aan hen… Ik ben trouwens net aan mijn schouder geopereerd. Die blessure was nog een souvenir van mijn Standardperiode.”

VEDRAN RUNJÉ (doelman, 1998-2001 en 2004-2006) “Eén grote familie.”

“Als ik aan Standard terugdenk, ben ik trots en ontroerd. Daar heb ik me voor het eerst echt kunnen tonen en is alles begonnen. In 1998 moest de club weer van nul af aan beginnen. Standard was eigenlijk een grote familie. Ik heb Marseille en Besiktas meegemaakt en ik kan je zeggen dat het bij Marseille nooit goed genoeg was. Zelfs bij een 3-0-voorsprong kon er kritiek zijn. Bij Besiktas was het nog erger. Daar waren de spelers constant bang. Ook bij Standard kunnen de fans razend zijn, maar ze blijven wel altijd als één blok achter de spelers staan. Het is dankzij die fans dat ik zowel in 1999 als in 2001 en 2006 tot Beste Doelman ben verkozen. Ik vind het een hele eer dat ik vergeleken word met clubiconen zoals Jean Nicolay, Christian Piot, Michel Preud’homme enGilbert Bodart. Toen ik in 2004 terugkeerde, viel me op hoeveel er veranderd was wat de infrastructuur en het terrein betrof. Waar we in 1998 nog erg verdedigend speelden, kan Standard nu op een goed middenveldspel terugvallen. Het werk heeft zijn vruchten afgeworpen en ik ben blij dat ik mijn rode vrienden heb kunnen helpen. Wat ik bij Standard heb meegemaakt, zal ik nooit vergeten.”

DOOR PIERRE BILIC – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Wat ik bij Standard heb meegemaakt, zal ik nooit vergeten. Ik ben blij dat ik mijn rode vrienden heb kunnen helpen.” Vedran Runje

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content