Ellendig veel blessureleed fnuikte zijn voetbalcarrière, dus stortte kinesist David Gevaert zich op het trainerschap. Na omzwervingen langs Anderlecht en Waregem staat hij nu als T1 van Antwerp op een zucht van de eerste klasse. ‘Als je hindernissen ziet, mislukt het. Als je kansen ziet, lukt het.’

Een gure regen vult de oneffen parking van de Bosuil met plassen. Het is dinsdag, twaalf uur. Straks stapt Antwerp het oefenveld op voor een training die aanvankelijk deze ochtend gepland stond. ‘Maar de spelers vroegen of we vandaag wat later konden beginnen’, vertelt trainer David Gevaert (46). ‘Zondag was er de match tegen Tubeke en vrijdag moeten we alweer aan de bak tegen Seraing, dus zijn we tien dagen na elkaar op de club. Door vandaag pas om halfdrie te starten, hebben de spelers dan toch eens 24 uur vrij: van gisterenmiddag tot vanmiddag. Ze beseffen dat het belangrijk is om twee dagen na een wedstrijd eens goed te recupereren.’

Maar ze moeten zoiets wel zelf vragen?

DAVID GEVAERT: ‘Ik had zo’n vraag verwacht; toen Steve Colpaert mijn bureau binnenkwam, wist ik wat hij zou zeggen. Het is een beetje een spelletje; als je als trainer alles voorkauwt, moeten zij niet meer nadenken.’

Jij bent erg bezig met hoe je een groep aanpakt. Leerde je dat in de cursus psychologie die je volgde tijdens je sabbatjaar?

GEVAERT: ‘Mijn interesse voor het psychologische luik is er al veel langer. Na mijn kine-opleiding studeerde ik sportkine aan de universiteit in Gent. Toen kreeg ik een cursus sportpsychologie van Johan Desmadryl. Hij had het over hoe je sporters benadert, individueel en in groep. Sindsdien boeit dat mij enorm. Als ik nu nog cursussen volg, zijn dat er veel vaker over het mentale en psychologische aspect dan over tactische zaken. Ik ga ook af en toe eens bij een psycholoog om bepaalde dingen op te vragen en om te horen of er zaken zijn waar ik zelf op moet letten. Het is belangrijk om je daarvoor open te stellen, zodat je jezelf kan verbeteren.’

Had je die open houding altijd al?

GEVAERT: ‘Misschien dank ik die aan mijn achtergrond als kinesist. Als je een patiënt zo snel mogelijk en zo sterk mogelijk wilt zien buitengaan, is het mentale aspect heel belangrijk. Bij sporters is dat ook zo. Als een speler op fysiek vlak honderd procent in orde is, maar vertrouwen tekortkomt of niet goed in zijn vel zit, zal hij niet presteren. Je mag volledig voor je sport leven en alle tactische info perfect beheersen; het mentale aspect overheerst die andere twee.’

TROUWEN IN HET GIPS

Laat ons even jouw parcours overlopen. Je bent begonnen met een kinepraktijk en die heb je nog altijd.

GEVAERT: ‘Al twintig jaar, bij mij thuis, in Nazareth. Het is mijn praktijk, maar als ik fulltime in het voetbal zit, ben ik er niet actief. Er werken nu twee jongens en één meisje.’

Dus als je zonder trainersjob zit, kun je er meteen weer aan de slag?

GEVAERT: ‘Zoals na mijn vertrek bij Zulte Waregem.’

Toen zat je toch in een sabbatjaar?

GEVAERT: ‘Een sabbatjaar betekent voor mij niet: tot tien uur in mijn bed liggen en dan bedenken wat ik die dag eens zal doen. Ik had de behoefte om weer eens back to basics te gaan, om weer eens patiënten individueel voor mij op de tafel te hebben. En als dat dan een sporter is, heb je het met hem niet over tactiek, maar wel over de vraag hoe die blessure er gekomen is. Zware blessures, zoals kruisbandletsels, komen vaak voor bij mensen die niet goed in hun vel zitten. Als kine kun je dan bij zo’n speler eens peilen naar zijn emotioneel functioneren. In een trainerskabinet geeft een sporter zich niet gauw bloot, in een medisch kabinet wel.’

Wat valt er te weten over je eigen sportverleden?

GEVAERT: ‘Op mijn zestiende voetbalde ik bij Nazareth, een provincialer. Ik was er kapitein. In een bepaald seizoen scoorde ik honderd keer. Maar tijdens een galamatch ging ik alleen op doel af en werd ik getackeld. Ik liep een dubbele beenbreuk op. Een jaar later – ik was bijna weer fit maar nog niet afgeschreven van de ziekteverzekering – wilde ik in de turnles per se meevoetballen. Ik overtuigde de leraar. In die les viel er een jongen op mij; wéér een dubbele beenbreuk. Mijn been brak toen niet op de plaats van mijn eerste breuk, maar wel enkele centimeters lager; daar was mijn been zwakker omdat de kalk er was weggetrokken richting die eerste breukhaard. Toen ik ook die tweede zware revalidatie achter de rug had en ik soms al een keer mocht invallen bij de eerste ploeg, bleef de knie van dat rechterbeen erg zwellen. Op mijn negentiende scheurde ik dan mijn voorste kruisband. Tijdens de operatie wilde ik niet volledig verdoofd zijn; ik wou het kunnen meemaken. Terwijl de dokter bezig was, vroeg hij plots of ik geboren was zonder achterste kruisband. Even later vond hij oude flarden van mijn achterste kruisband. Die moet zijn afgescheurd bij een van die twee breuken. Dat had nooit iemand gemerkt. De dokter herstelde mijn voorste kruisband en uiteindelijk besloot ik de achterste niet te laten herstellen. Ik revalideerde en begon weer te voetballen. Intussen was ik op de leeftijd om te trouwen. Maar een week vóór mijn trouw scheurde ik mijn achillespees. Weer in dat rechterbeen. Toen zei ik: nu stop ik. Trouwen deed ik wel nog, in het gips. Mijn openingsdans deed ik op krukken.’

EEN ERSATZBEVREDIGING

Werd het een drijfveer, dat je op die manier moest stoppen met voetballen?

GEVAERT: ‘Ik ben daar echt kapot van geweest. Mijn wereld stortte in. Ik stortte me volledig op mijn trainersopleiding.’

Op je LinkedIn-pagina staat dat je je Pro Licencediploma ‘cum laude’ behaalde.

GEVAERT: ‘In de psychologie noemen ze dat een ersatzbevrediging; om het rouwproces door te komen moet je een vervangmiddel hebben. Ik begon als individueel revalidatietrainer bij SK Deinze. Daarna werd het mijn droom om eens op de bank te zitten als physical coach. Dat kon ik bij Ingelmunster.’

Hoofdtrainer werd je niet meteen.

GEVAERT: ‘Nee. Toen ik bij Ingelmunster werkte, gaf ik ook lezingen. Op een van mijn uiteenzettingen was Jean Dockx aanwezig (toen assistent-trainer bij Anderlecht, nvdr). Achteraf stelde hij mij enkele vragen en toevallig moesten we enkele weken later met Ingelmunster naar Anderlecht, voor een bekermatch. Ik kwam Jean weer tegen. We wonnen daar ook, met 1-4. In die periode ging de physical coach van Anderlecht net stoppen. Jean belde mij met de vraag of ik die man wilde opvolgen; hij had dat overlegd met Aimé Anthuenis, die daar toen hoofdtrainer was. Ik moest een paar proeftrainingen geven, daarna kon ik aan de slag. Een droom werd werkelijkheid.’

Hoe liep het daar?

GEVAERT: ‘Dat was nogal een bende, met Nenad Jestrovic, Ivica Mornar en Gilles De Bilde. Serieuze kastaars. Ik ben toen ongelooflijk streng geweest. In mij zit een soort rechtvaardigheidsgevoel dat zegt dat ik iedereen gelijk wil behandelen. Dus: ik benaderde de gasten die al veel bewezen hadden op dezelfde manier als de jonge jongens. Toen botste ik met een aantal spelers die schrokken; een onbekende gast van 32 spelde hen de les. Zo had ik bijvoorbeeld een conflict met Besnik Hasi. Op het moment zelf is zo’n speler natuurlijk kwaad, maar toen hij wat bedaard was, kreeg ik net meer respect, omdat hij besefte dat ik het goed bedoelde en dat ik enkel correct en consequent was. Intussen is Besnik een collega-vriend.’

Hoe lang bleef je bij Anderlecht?

GEVAERT: ‘Anderhalf seizoen. Toen raakten we het niet meer eens. Er stond in mijn contract een optie over een verlenging van drie jaar, maar ze wilden mij maar één jaar geven. Ik zei: dan hoeft het niet. Ze dachten dat ik zou plooien. Ze vonden dat ik fier moest zijn dat ik daar mocht werken. Maar ik hield voet bij stuk. Daar ben ik nog altijd fier op.’

CONTACTEN MET CHELSEA

Je kon naar Eendracht Aalst in de tweede klasse, waar je uiteindelijk T1 werd. Daarna werd je hoofdtrainer bij Racing Waregem, in de derde klasse.

GEVAERT: ‘Bij Racing Waregem bleef ik twee jaar. Ik had het er geweldig naar mijn zin; een heel toffe en familiale club. Maar na een tijd strookten mijn ambities niet meer met die van de club en gingen we uit elkaar. Daarna belde Vincent Mannaert mij; hij had mij eerder ook al naar Aalst gehaald en was intussen manager bij Zulte Waregem. Eerst mocht ik bij Zulte Waregem aan de slag met de beloften, nadien werd ik bij de eerste ploeg de assistent van Darije Kalezic.’

Intussen werd Patrick Decuyper een belangrijke figuur in het bestuur van Zulte Waregem. En ook jij leek op het voorplan te gaan komen: je was in de running om hoofdtrainer te worden.

GEVAERT: ‘Het was zogoed als rond. Francky Dury zat bij de bond en kon daar niet worden losgeweekt. Maar uiteindelijk kon hij dan toch terugkomen, zonder afkoopsom. Dus werd hij de nieuwe hoofdtrainer en ik zijn assistent. Dat was een teleurstelling, maar die duurde niet lang. Het was misschien niet het goede moment om daar hoofdtrainer te worden: de ploeg bengelde onderaan, de druk was groot.’

Waarom boterde het niet tussen jou en Dury?

GEVAERT: ‘Misschien had ik te veel ambitie, of dacht hij dat. Ik probeer altijd honderd procent te gaan voor de job die ik krijg. Maar ik nam nooit een negatieve houding aan tegenover iets wat Francky vooropstelde. En in het laatste jaar dat ik daar assistent was, eindigden we als tweede. Ik durf toch te zeggen dat dat voor een groot stuk ook mijn verdienste was.’

Werd je daar niet genoeg voor erkend door Dury?

GEVAERT: ‘Hij gaf mij nooit het gevoel dat ik daar een aandeel in had. Maar misschien dacht hij er wel zo over en zei hij het nooit.’

Op den duur wilde Dury niet meer met jou vergaderen.

GEVAERT: ‘Ik werd sportief directeur, enfin, sportief adviseur – de naam van die functie was ook al een item. Dat was een schitterende job. Ik wilde me daar met volle goesting voor geven, zeker bij Zulte Waregem. Ik vond dat een schitterende club: zeer familiaal, met een topmentaliteit bij zowel de werknemers als de fans, die ook nog eens heel dicht bij de club staan. Het was de max om die job te krijgen. Ik zou de andere kant leren kennen: onderhandelen met managers. Een nieuwe wereld ging open. En we hadden toen nog spelers als Thorgan Hazard. Ik zou contacten moeten onderhouden met Chelsea.’

Maar Dury stond op zijn achterste poten.

GEVAERT: ‘Misschien was dat vanuit zijn standpunt wel ergens te begrijpen. Ik kan dat intussen al iets beter plaatsen.’

Even later trok je bij Zulte Waregem de deur achter je dicht.

GEVAERT: ‘Als ik niet meer met volle overtuiging kan werken, stopt het voor mij. Ik ben nog altijd fier dat ik na die matchen tegen PSV ben vertrokken, terwijl ik daar de schoonste job had gekregen.’

Praatte je het intussen al uit met Dury?

GEVAERT: ‘We hebben elkaar niet meer gezien of gesproken.’

‘DE CHOUCHOU VAN DECUYPER’

Jij gold in Waregem als ‘de chouchou van Decuyper’.

GEVAERT: ‘De voorzitter, Willy Naessens, en Vincent Mannaert geloofden ook honderd procent in mij. Het was niet zo dat Dury het mannetje was van Naessens en ik dat van Decuyper.’

Het klikte wel goed tussen Decuyper en jou.

GEVAERT: ‘Patrick is ook iemand die honderd procent voor iets gaat als hij erin gelooft; dat zie je nu opnieuw. Waarschijnlijk zag hij dat ook in mij. En hij is ook iemand met het hart op de tong.’

Toen jij vertrok uit Waregem, zat Decuyper er al in nauwe schoentjes; zijn plannen over een verhuizing van Zulte Waregem naar Antwerpen waren uitgelekt, net als die over gesjacher met stamnummers.

GEVAERT: ‘Ik kan met de hand op het hart zeggen dat Decuyper alleen maar goede bedoelingen had, zowel voor Zulte Waregem als voor het voetbal in het algemeen. En hij had niet de bedoeling om zichzelf te verrijken.’

Hij schatte wel een en ander verkeerd in: de club verplanten naar Antwerpen bleek moeilijker te liggen dan hij dacht.

GEVAERT: ‘Ik kan niet uit zijn naam spreken.’

Waarom had je na je vertrek uit Waregem nood aan dat zogenaamde sabbatjaar zonder voetbal?

GEVAERT: ‘Omdat het voor mij een heel moeilijke beslissing was om te stoppen in Waregem. Ik zat er zeven jaar: twee jaar bij Racing, vijf bij Zulte Waregem. Dat is een stuk van je leven. Ik was daar zeven dagen op zeven. Ik sprong even snel eens bij de club binnen als bij mijn ouders. Het was mijn tweede thuis, om niet te zeggen mijn eerste. Ik had het heel moeilijk om daar afstand van te nemen. Ik voelde mij verbonden met die club. En je kunt er niet met een nieuwe vrouw vandoor gaan als je vorige relatie nog niet verwerkt is.’

WIJZEN OP WAT GOED IS

Vorig jaar werd Decuyper de nieuwe sterke man bij Antwerp en trok hij jou aan als hoofdtrainer. Nu heeft deze club eindelijk nog eens uitzicht op een promotie naar de eerste klasse. Is dat vooral te danken aan de meer dan twintig aanwinsten die Decuyper haalde of aan jouw vakwerk?

GEVAERT: ‘Het jaar dat we met Zulte Waregem als tweede eindigden, was ook het jaar waarin we het minste aantal transfers deden. Ik blijf erbij: hoe minder spelers je moet transfereren, hoe sterker je bent als ploeg.’

Jullie staan nu ook eerste omdat jullie gemiddeld amper een halve tegengoal per match slikken. Wat is jullie geheim?

GEVAERT: ‘Mij lijkt het belangrijk om spelers niet altijd te wijzen op wat ze fout doen, maar eerder op wat ze goed doen. Ik zou kunnen roepen dat we te veel goals slikken bij hoekschoppen, maar hoe vaker je zoiets zegt, hoe meer dat in de hoofden gaat spoken als er weer eens een hoekschop is. Bij corners voor de tegenstander kun je ook tegen je spelers zeggen dat ze gaan profiteren van de omschakeling. Als je hindernissen ziet, mislukt het. Als je kansen ziet, lukt het.’

Weet jij dankzij je nauwe relatie met Decuyper wie zijn geheime investeerders zijn?

GEVAERT: ‘Als je ziet wat hier nu rond Antwerp leeft, moet je je daar niet veel vragen rond stellen. Je moet eens bekijken waar wij overal uitgenodigd worden met de spelersgroep. Hier moet je niet zoeken naar sponsoring. Je moet gewoon de mensen die willen sponsoren op de juiste manier verzorgen.’

DOOR KRISTOF DE RYCK – FOTO’S BELGAIMAGE / LAURIE DIEFFEMBACQ

‘Mijn openingsdans deed ik op krukken.’ – DAVID GEVAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content