Deze en volgende weken pakt Sport/Voetbal-magazine uit met de unieke cadeaureeks Goden van het Belgisch voetbal. Elke week zetten we hier één speler in de kijker. Voor de jaren negentig is dat Frans van Rooij, de Nederlandse dirigent van Antwerp en Standard.

F rans van Rooij (46) is een van de meest stijlvolle voetballers die de Belgische competitie heeft gekend. Een middenvelder met vista, de voeten vol splijtende voorzetten en loeiharde schoten. In 1985 werd Van Rooij bij PSV uitgeroepen tot Talent van het Jaar, dan moet je wat in je mars hebben.

Jammer is het wel dat de Nederlander niet alles uit zijn carrière heeft weten te halen, noch sportief, noch financieel. Dat komt gedeeltelijk doordat hij verknocht was aan de gezelligheid van de Lage Landen, maar voor een groot stuk ook omdat hij op een verkeerd moment in de geschiedenis werd geboren. Aan de ene kant tien jaar te laat om een echte, klassieke nummer 10 te mogen zijn, zoals zijn voorbeelden Platini of Van Hanegem (de discussie, wel of niet met een echte 10 spelen, woedde in zijn tijd al volop). Anderzijds werd hij tien jaar te vroeg geboren om te kunnen profiteren van het beruchte Bosmanarrest, dat de spelers meer vrijheid gaf en de salarissen exponentieel de hoogte in joeg. Zo komt het dat de rasvoetballer Frans van Rooij tegenwoordig om den brode met een vrachtwagen rondrijdt.

Uit noodzaak, zegt hij zelf, niet om de tijd te doden. “Ik heb na mijn carrière tien jaar thuisgezeten en ik heb me daar geen minuut van verveeld. Als voetballer heb je al veel vrije tijd, ik had daar geen probleem mee. Maar financieel begint het op den duur wat minder te worden. Een vriend van ons had hier in Lommel een transportbedrijfje en als ik wou, kon ik wat rondrijden om bestellingen af te leveren. In 2003 ben ik begonnen met een busje en nadien is dat een vrachtwagentje geworden. Dat bedrijf is overgenomen door de grote firma Essers en nu rij ik dus heel België en een stukje van Nederland rond.”

Hij heeft er wel vrede mee en doet het zeker niet tegen zijn zin, maar evident is het niet: transport wordt slecht betaald en vereist lange werkdagen, vaak van vijf uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds. In het begin fronsten velen de wenkbrauwen, vertelt hij: “De mensen denken natuurlijk dat je als profvoetballer bergen geld verdiend hebt. Oké, wij werden voor die periode goed betaald, ik klaag daar niet over, maar het staat absoluut niet in verhouding tot vandaag. En dus keken de mensen een beetje raar als ze me zagen. Maar ik heb daar ook mijn voordeel mee gedaan. Ik moest vroeger veel naar de haven en daar werkten natuurlijk een pak Antwerpsupporters. Die hadden het snel gezien, hoor: terwijl de grote camions moesten aanschuiven, mocht de Fraans er rap even tussendoor.”

Belegering

Hoewel hij bij PSV dus als een groot talent gold, brak hij er niet helemaal door. De lampenclub was op dat ogenblik een Europese grootheid en kocht dure spelers als Vanenburg en Lerby. Van Rooij, die in zijn laatste seizoen in Eindhoven nog ruim driekwart van de wedstrijden speelde, zag zijn kansen op een vaste stek slinken en drong zelf aan op een transfer. In 1986 komt hij op leenbasis naar Antwerp.

In de Scheldestad heeft Van Rooij het erg naar zijn zin. Hij mag er doen wat hij het liefste doet: zich creatief uitleven op het middenveld. Hij trekt het spel naar zich toe en bedient de spitsen: de snelle Cisse Severeyens en de technisch onderlegde Marc Van der Linden. Na één jaar heeft hij al een warme plek veroverd in de harten van de rood-witte fans. Dat leidt na het seizoen tot ongeziene taferelen. Wanneer Antwerp niet voldoende geld op tafel kan leggen om Van Rooij definitief aan te kopen en PSV hem dan ook wil terugroepen, gaat de harde kern van Antwerp in de tegenaanval. “Er is toen een hoop tumult geweest”, herinnert Van Rooij zich nog alsof het gisteren was. “De supporters legden bussen in om het Philipsstadion te gaan belegeren. Ze wilden me zelfs kidnappen enkele dagen voor het sluiten van de transfermarkt zodat ik mijn handtekening niet zou kunnen zetten. We hebben dagenlang de rolluiken naar beneden moeten houden, zo’n circus was het. Volwassen mensen die aan je deur komen en zeggen: ‘Ik verkoop mijn huis zodat jij bij Antwerp kunt blijven’, dat pakt je echt.” Uiteindelijk komt Antwerp toch met de nodige fondsen over de brug en Van Rooij mag blijven.

De volgende seizoenen versterkt de Great Old zich nog, met een stek in de top van het klassement tot gevolg. Het middenveld met Frans van Rooij, Thierry Pister, JanPoortvliet en Hans-Peter Lehnhoff is een van de allersterkste ooit. Antwerp gaat enkele keren Europa in. De eerste ronde van 1989/90 brengt een onvergetelijk duel met Vitosha Sofia (het huidige Levski). Na een 0-0 in Bulgarije ziet het er op de Bosuil niet goed uit: in de slotminuten maakt Sofia 1-3. Maar Nico Claesen scoort meteen tegen en in blessuretijd maken de rood-witten nóg twee goals: 4-3, Antwerp gekwalificeerd. Van Rooij: “Zoiets was nog nooit vertoond. Dat is ook altijd het moment dat je vernoemt wanneer ze je naar je mooiste herinnering vragen. Zo ’n mirakel blijft je altijd bij.”

Pesterijen

Antwerp schopt het dat jaar tot de kwartfinale, een schitterende herinnering voor Van Rooij, maar ook een beetje wrang, want wie weet waar het had kunnen eindigen. “We hadden een gigantische groep, het was ook erg gezellig, we dronken samen een biertje na de wedstrijd. Maar dat is ook het jammerlijke aan voetbal, je denkt: als we met die groep enkele jaren kunnen doorgaan, spelen we los kampioen, maar na anderhalf seizoen valt die groep uiteen. Ze samenhouden, dat kon toen niet, en nu al helemaal niet meer.”

In 1991 voelt Van Rooij dat het tijd is om andere lucht op te snuiven. Hij vertrekt naar Standard. Antwerp zal inderdaad even een stap terug zetten, maar herpakt zich nadien met een heel sterke Europese campagne, die zal leiden tot de finale op Wembley.

Met Standard wint Van Rooij in 1993 de beker. Het wordt na de titel met PSV in 1986 zijn tweede en laatste trofee. Bij de Rouches toont hij zijn klasse, maar er komt ook kritiek, net als in zijn laatste dagen bij Antwerp. Als het niet draait, wordt hem wel eens gemakzucht aangewreven. “Het lot van de nummer 10”, zegt hij. “Als het goed gaat, is het dankzij de nummer 10, maar als het slecht gaat, is het ook de nummer 10 …” Uiteindelijk komt het tot een conflict met sterke man Roger Henrotay, dat buiten alle proportie wordt opgeblazen. De weigering van Van Rooij om tijdens de winterstop een zaalvoetbaltoernooi mee te spelen breekt hem zuur op. “Oké, ik had niet mogen thuisblijven, maar ik had wel gelijk! We deden mee voor de titel, dan ga je toch geen week in de zaal spelen met alle risico’s op blessures! Nadien begonnen de pesterijen: ik werd naar de B-kern teruggezet, speelde daar dan zogezegd niet goed, kreeg daarom boetes en zo verder. Ja, dan ga ik ook moeilijk doen natuurlijk … Ik heb nooit begrepen waarom Standard het zo aangepakt heeft. Ik was een van de duurste aankopen in België, maar ze maakten mijn carrière kapot en ze zagen zelf niks van hun geld terug.”

Standard werkt een transfer tegen en leent hem uiteindelijk toch uit aan PAOK Saloniki. Maar na een jaar roept de club hem alweer terug naar Luik om er … niet meer te mogen spelen. Na nog een half seizoen degradatievoetbal bij tweedeklasser Westerlo hangt hij de schoenen aan de haak.

Heizeldiploma’s

Als actieve voetballer keek Van Rooij al amper naar wedstrijden en dat is sindsdien niet veranderd. De laatste wedstrijd die hij bijwoonde, was er een van Lommel. Een hele tijd geleden want KVSK United werd opgericht in 2003.

Bij Lommel was hij ook even aan de slag als jeugdcoördinator, maar dat viel tegen. “Van hogerhand werd opgelegd hoe je moest werken met die jongetjes. Op den duur kenden die alleen maar cijfertjes en tactische posities, maar niks van echt voetballen. Dat stak me tegen. Raymond Jaspers, ooit speler bij Anderlecht en KV Mechelen, kwam aan mij vragen of hij niet anders mocht trainen. Ik zei hem: je hebt 25 jaar gevoetbald, dat moet je toch niet aan mij vragen. In zijn groep werd dan ook het meest gelachen, de jongens mochten al eens op doel afwerken en zo. Dat kon bij de anderen niet.”

Heeft hij geen spijt dat hij het niet verder geschopt heeft dan Antwerp en Standard? “Ik kan je de topclubs noemen waar ik na twee jaar Antwerp naartoe kon, je zou het niet geloven. Maar als ik mij ergens goed voelde, wou ik daar blijven. Mijn carrière zou er in elk geval anders uitgezien hebben. ( lacht) Dan had ik nu niet in de vrachtwagen gezeten.”

Volgende week: de jaren 2000-2010 met Christian Wilhemsson.

door peter mangelschots – beelden: reporters

De supporters wilden me kidnappen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content