Met passie projecteert Christoph Daum zijn denkbeelden op Club Brugge. Dat gaat iets trager dan verwacht. Toch zijn de resultaten goed. Maar het voetbal kan veel beter: ‘We hebben het vaak moeilijk om onszelf te bevrijden’.

Club Brugge. Dat gaat iets trager dan verwacht. Toch zijn de resultaten goed. Maar het voetbal kan veel beter: ‘We hebben het vaak moeilijk om onszelf te bevrijden.’

Christoph Daum zit in het logegebouw van Club Brugge en kijkt uit op het Jan Breydelstadion. Hij bedenkt dat aan deze verouderde arena de sfeer van nostalgie hangt. Buiten traint een aantal jeugdploegen, het enthousiasme valt van ver te horen. Het is de dag na de 2-0-zege tegen RC Genk. Club presenteerde zich in die partij in de gedaante van de voorbije maanden: de kansen verzilveren en de zaak achteraan gesloten houden. Maar het spel bleek verre van sprankelend.

Meer dan wie ook beseft Daum dat de kwaliteit omhoog moet. Ooit vergeleek hij het werk van een trainer met dat van een elektricien: het komt eropaan de slechte stopcontacten te zoeken en de juiste stekkers te vinden om een club weer onder hoogspanning te plaatsen. Die weg bewandelt hij ook met Club Brugge. Elke dag opnieuw probeert hij op training de onvolmaaktheden uit het spel te slijpen. Overtuigen, motiveren, inspireren, instrueren, het is Daum op het lijf geschreven. Hij is een woordkunstenaar die zich graag van beeldspraak bedient. Of citeert uit boeken die hij heeft gelezen. Zoals, heel onlangs, het filosofisch oeuvre De kunst van het oorlogvoeren van de Chinees Sun Tzu, een werk vol levensspreuken. Daum schudt er probleemloos een paar uit zijn mouw. Zoals: “Als je in het leven niet voorzichtig bent, dan nadert het onheil.”

Praten met Christoph Daum is verrijkend. Zijn kennis beperkt zich niet alleen tot dat wat zich op de grasmat afspeelt. Hij spreekt even gemakkelijk over geschiedenis en literatuur als over de culturele rijkdom van Brugge. En hij geniet van het opbouwwerk dat hij bij Club kan verrichten. Daar kleven sommigen hem het etiket van resultaattrainer op en cijfers staven dat die resultaten er zijn: 42 punten op 57, een score van bijna 74 procent. Maar de balans wil soms nog weleens ontbreken. En dat noopt Daum, in zijn drang om het spelpeil te verbeteren, ertoe al eens een stap terug te zetten.

Christoph Daum: “Ik werk hier nu vijf maanden en we zijn er sindsdien op het vlak van de tactische discipline enorm op vooruitgegaan. We voetballen compacter, schakelen beter om, er zit meer samenhang in het elftal. Ik had alleen verwacht dat we qua spelcultuur meer progressie zouden boeken, dat ons samenspel beter zou worden, dat we sneller tot bepaalde automatismen zouden komen. Ik merk bijvoorbeeld dat Vázquez en Refaelov beter presteren, maar ik had met de ploeg in zijn totaliteit verder willen staan.

“Natuurlijk werden we door transfers en blessures een beetje uit ons ritme gebracht, en veel alternatieven zijn er niet. Ik wil er bijvoorbeeld niet over klagen dat ik geen linksachter heb of dat het me aan een specifieke centrale defensieve middenvelder ontbreekt, maar het zijn wel beperkingen waarmee je moet leven. Vooral dan op die laatste positie. Het voetbal is zo geëvolueerd dat je vanaf daar het spel gestalte geeft, de nummer tien is vervangen door de nummer zes. Alleen: je moet op die plaats eigenlijk over twee man beschikken. Dat is de grote sterkte van bijvoorbeeld Barcelona. Middenvelders die voor de verdediging opereren, hebben de meeste balcontacten. En moeten het spel sturen.”

Kan Zimling dat niet?

“Toch wel, maar dan op voorwaarde dat er iemand naast hem staat met dezelfde kwaliteiten, hij functioneert zo in de Deense nationale ploeg, daar klopt de Abstimmung. Ik kan me voorstellen dat dit bij Club Brugge moet lukken met Vadis, op voorwaarde dat je hem een aantal inzichten bijbrengt. Belangrijk is dat je Vadis spreekt over zijn verdedigende houding, hij speelt graag naar voren, maar als je met twee defensieve middenvelders naast elkaar opereert, heb je altijd iemand nodig die het centrum afsluit. Dat betekent: hij moet defensieve arbeid verrichten en niet altijd naar voren willen gaan. Ook dat maakt deel uit van een bepaald proces. Ik zeg altijd: je mag de term offensief voetbal niet verwarren met open voetbal.”

Meer precisie

Was het moeilijk om defensieve organisatie te brengen in een aanvallend georiënteerde ploeg?

“Dat viel mee. Omdat je met een voetballer als Carl Hoefkens iemand hebt die in dit verhaal meegaat, hij is eigenlijk een soort verlengstuk op het veld. Hij zei voortdurend tegen anderen dat dit de weg was die we moesten gaan. Dan heb je het als trainer een stuk gemakkelijker. Vanuit die defensieve stabiliteit probeer je dan tot goed voetbal te komen. Met het materiaal dat je in handen hebt.

“Kijk, als ik over goeie spelers op de flanken zou beschikken, dan zouden er natuurlijk andere mogelijkheden zijn. Dan kan ik een andere filosofie verkondigen. Het moderne voetbal, of beter het succesrijke voetbal, wordt gekenmerkt door een hoge handelingssnelheid en precisie. En wat dat betreft, moeten we ons verbeteren. Het gaat niet snel genoeg en de precisie laat vaak ook te wensen over. De manier van inspelen, de zuiverheid van de voorzetten, het moment wanneer en aan wie je een pass geeft, het verschil zit hem altijd in details. En daar is nog een weg te gaan.”

Had u verwacht dat het allemaal sneller zou lopen?

“Je stelt als trainer natuurlijk altijd hoge eisen. Maar soms moet je met zwaktes kunnen omgaan. Ik vind dat het moeilijkste in het leven: zwaktes aanvaarden. Ook die van jezelf. Ik ben altijd iemand geweest die hoge verwachtingen stelt, dat is eigenlijk de bondgenoot doorheen mijn carrière. Ik ben naar Brugge gekomen om een nieuwe ploeg te bouwen. En als ik zie waar we nu staan, dan is dat zeer goed, dan is dat sensationell, een klein wonder eigenlijk.

“Maar qua voetbal moet het dus beter. En dat je dan ook nog met omstandigheden moet afrekenen, vergemakkelijkt dat niet. Dirar die vertrekt, Vadis die geblesseerd uitvalt, het gaat hier om sleutelspelers. Al kan ik zeker over het engagement niet klagen, er zit een enorme wil en gretigheid in deze ploeg, een winnaarsmentaliteit. Alleen: ik verwacht dus wel iets qua balcirculatie, wat de omschakeling aangaat. En daar zitten we in een ontwikkelingsproces.”

Wat moet er vooral beter worden?

“Heel simpel: we komen veel te weinig over de flanken. Club Brugge beschikt in wezen over vijf centrale spitsen: Akpala, Vleminckx, Bakenga, Bacca en eigenlijk ook Meunier. Dat betekent dus dat je veel te veel door het centrum voetbalt. Daardoor ben je veel te gemakkelijk af te stoppen. Wij moeten veel meer het spel openen en die flanken zoeken. Dat is iets wat ik nu bijvoorbeeld Meunier probeer duidelijk te maken, elke dag opnieuw. Daarom ook was ik zo blij met die tweede goal tegen Genk, Meunier die de bal vanaf de zijkant voor de goal zwiept en Akpala die binnenduwt. Refaelov zou ook meer langs die flank moeten opereren, hij heeft te vaak de neiging om naar binnen te komen. En dat maakt het de tegenstander gemakkelijk om in het midden de zaak af te sluiten.

“Het punt is: je hebt spelers nodig die van zichzelf uit zeggen dat ze graag over de vleugels komen. En die hebben wij niet. Als ik met hen over de flanken spreek, dan staan ze op 20 meter van de zijlijn. Terwijl je eigenlijk met je voet op die kalklijn zou moeten staan.”

Psychologisch fenomeen

Hebt u dit seizoen op een gegeven moment geen stap moeten terugzetten, meer bepaald na de wedstrijden in Anderlecht en Genk waar er zo aanvallend werd gevoetbald dat de defensieve opdrachten werden verwaarloosd?

“Dat klopt. We komen dan in zo’n offensieve roes dat niemand er nog aan denkt dat voetbal een balans is tussen doelpunten maken en doelpunten verhinderen. Je zag in die wedstrijden dat het er spelers om ging zelf te schitteren, het evenwicht werd vergeten. Ik heb iedereen achteraf nog maar eens gewezen op het belang om de bal snel te heroveren, ik heb hen nog maar eens gezegd: de bal heroveren, dat is aanvallen zonder bal.”

De wil om aan te vallen zit wel ingebakken in de ziel van deze club.

“Mij frappeert vooral dat er bij Club Brugge een soort arbeidersmentaliteit bestaat. Ze willen hier niet toveren, ze willen ehrliche Arbeit. Maar ik merk hier wel een bewondering voor het Nederlandse voetbal. Dat model willen ze graag overgieten met de Vlaamse deugden. En dat is hetgeen ik ook nastreef. Alleen zijn we nog lang zo ver niet.”

Sterker zelfs: in de wedstrijden tegen Cercle en Lierse kwam Club bij een 1-0-voorsprong nog in de problemen terwijl de tegenstander met een man minder voetbalde.

“We konden dan niet meer domineren. Ploegen die met een man meer op het veld staan denken vaak: we moeten nu niet meer zoveel doen. Terwijl de ploeg die met tien man speelt dan nog meer gaat lopen. Dat is een psychologisch fenomeen. Je merkte in die wedstrijden dat er bij Club inderdaad onzekerheden in het elftal slopen. Er werd op een zeer kleine ruimte gevoetbald, het spel vernauwde zich als het ware. Ik heb al eens meegemaakt dat ik in zo’n situatie tijdelijk op mandekking overschakelde, om de ploeg weer in zijn spel te laten komen.”

Vanaf de tribune ontstaat dan de indruk dat Club afwacht en niet meer kan omschakelen, dat er een zekere angst zit in de ploeg. Dat bleek bijvoorbeeld ook na die 2-0 tegen Genk.

“Ik ga dat niet tegenspreken. Het cruciale punt is dan altijd de beweging zonder bal. Als die er niet is, dan wordt het moeilijk. Je zag inderdaad een angst om fouten te maken. In plaats van het spel te openen merk je een passiviteit. Dat is de eerste stap naar een nederlaag. Terwijl je zelf het initiatief dient te nemen, terwijl je moet ageren in plaats van te reageren. Maar we slagen er in dat soort omstandigheden vaak niet in onszelf te bevrijden.

“Kijk, het enige waarover je in het voetbal niet kan discussiëren, dat is het resultaat. Al het andere is voor interpretatie vatbaar. De resultaten zijn goed, maar onze spelcultuur moet beter. Wij zijn niet de dominerende ploeg van België, dat moeten we durven zeggen. Wat dat betreft, staat Anderlecht verder. Dat bedoelde ik ook toen ik een paar weken geleden zei dat Anderlecht op ons een voorsprong heeft.”

Sommigen beweerden dat u op die manier de druk wilde afhouden.

“Ach, voor de druk zorgen we hier zelf wel. En ik verspreid in de groep echt wel veel optimisme. Meer dan naar buiten. Als je tweede staat, dan wil je natuurlijk meer. Maar intussen is het niet verboden om te kijken hoe ver je van de derde staat.”

Opvallend is vaak uw onverstoorbaarheid. Toen de Genkse trainer Mario Been vrijdag op de persconferentie zei dat Club defensief had gespeeld en zich afvroeg hoe het Genkse publiek zou reageren als hij zo zou voetballen, reageerde u niet.

“Natuurlijk niet. Er bestaat een vrije meningsuiting, iedereen mag zeggen wat hij wil. Ik zag in die wedstrijd Thomas Buffel ook vaak mee in het eigen strafschopgebied verdedigen. En ik stel vast: Club Brugge heeft in de reguliere competitie twee keer tegen Genk heel open gespeeld en acht goals geïncasseerd. En nu geen enkele. Wat niet betekent dat ik wild was van onze manier van voetballen. Je moet speltechnisch je grenzen kennen. En die door een goeie teamgeest compenseren.”

Ein Volltreffer

De vraag is: kan deze ploeg het voetbal brengen dat u wil? U hebt kort na uw komst gezegd: ik kan geen eisen stellen die niet uitvoerbaar zijn.

“Dat is zo. Ik moet de spelers belasten, fördern, vooruithelpen, maar ik mag ze niet overbelasten. Want dan volgen ze je niet meer en ontneem je hen een stuk zelfvertrouwen dat noodzakelijk is om zich verder te ontwikkelen. Vooral ook omdat er hier veel jonge voetballers lopen. In de vijf maanden dat ik nu hier werk, heb ik geconstateerd dat er in deze club veel potentieel zit. We moeten voor de toekomst goed kijken: wat hebben we hier nog, wie kan er vanuit de jeugd doorstromen en welke transfers zijn er nodig om voor verbetering van de kwaliteit te zorgen? Dat is bijvoorbeeld de voorbije winter met de komst van Jordi Figueras gebeurd, Vincent Mannaert was samen met Bart Verhaeghe naar Rayo Vallecano gegaan om een andere speler te scouten. Toen zagen ze Figueras. Ein Volltreffer.”

Maar Bacca en Bakenga zijn dat minder.

“Het is zo dat ik vooraan over alternatieven beschik. Er zijn andere posities waar wij meer behoefte hadden aan versterking.”

Een defensieve middenvelder en een linksachter.

“Bijvoorbeeld. Ik had ergens wel ingecalculeerd dat er bij Fredrik Stenman na zo’n lange afwezigheid een kans op een terugval bestond. Misschien hadden we hem niet zo snel gebracht als er een alternatief bestond, ook al brandde hij van ongeduld om te spelen. We hebben vaak gezegd: hopelijk gaat dat goed.”

Bacca en Bakenga zijn niet klaar om te spelen.

“Ze zijn getalenteerd, maar ze kwamen als het ware vanuit hun vakantieadres naar hier. Dat is niet ideaal natuurlijk. Ze spelen nu met de tweede ploeg, daar doen ze wel ritme op, maar ze integreren zich zo niet in de ploeg.”

Dat Club twee nieuwe aanvallers aantrok, was anderzijds ook begrijpelijk: veel slagkracht is er vooraan niet.

“Ik vind dat Joseph Akpala onderschat wordt. Maar hij moet gevoed worden vanaf de flanken. Dat is ook het probleem van Vleminckx, die leeft van het vleugelspel. Ga maar na hoe hij zijn goals in Nederland maakte: allemaal ballen vanaf de flanken. En dat zie je bij ons niet. Zeker niet sinds Dirar is vertrokken.

“Vleminckx komt in de huidige manier van voetballen niet aan zijn trekken. Hij is iemand voor de box. Daarom speelt Akpala. Die kan de bal bijhouden en de anderen laten aansluiten en meetrekken. Maar het gaat dus te vaak door het midden. Veel liever zou ik openingen zien langs de zijkanten.”

U had eigenlijk geen inspraak in die wintertransfers en in wezen wilde u dat ook niet. Wordt dat volgende zomer anders?

“Ik word daar meer in betrokken, dat is juist.”

Dat wil u toch ook?

“Dat moet de club beslissen. Ik ben hier tewerkgesteld. Als club kan je een organisatie bouwen die vanuit zichzelf functioneert en waarin je een trainer onderbrengt. Of je zegt dat de trainer een sleutelfunctie heeft die in alles moet meepraten. Je hebt ook trainers die alleen maar met een eigen team werken, die samen komen maar ook samen gaan. Die weg wilde Club Brugge niet gaan. Er was een bepaalde organisatie en daarin wilden ze een trainer halen. Het is de vraag voor welk model je kiest.”

En welk model heeft Club Brugge?

“Het is de bedoeling een vereniging op te bouwen die gekenmerkt wordt door stabiliteit. En als iemand wegvalt, dan moet je die vervangen. Maar sommige mensen zijn niet gemakkelijk in te wisselen. Je hebt niet alleen sleutelspelers, maar in een beleid ook sleutelmensen. Die op een optimale manier moeten samenwerken. Ook dat is nog voor veel verbetering vatbaar. Niet onlogisch want de andere accenten die hier zijn gelegd, die bestaan nog niet zolang. Wat dat betreft is Club Brugge een zeer jonge vereniging.”

DOOR JACQUES SYS

“We komen te weinig over de flanken. Daardoor zijn we te gemakkelijk af te stoppen.”

“Passiviteit is de eerste stap naar een nederlaag.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content