Het is, wegens zijn onloochenbare adoratie zeker onbewust, geen flatterend portret dat de Nederlandse journalist Johan Faber heeft neergezet van zijn idool Marco (eigenlijk : Marcel) van Basten. Faber reconstrueert het leven en de carrière van de ex-voetballer van zijn jeugd in Utrecht tot zijn magistrale doelpunt tegen Rusland in de gewonnen finale van het EK in 1988. Wordt de jonge Van Basten, als zestienjarige naar Ajax getransfereerd, nog opmerkelijk evenwichtig genoemd voor zijn leeftijd, verder werpt het boek toch vooral een licht op zijn minder aangename karaktertrekken. Van Basten wordt een typische binnenvetter genoemd, iemand tot wie je nooit helemaal doordrong, zwijgzaam en wispelturig, met onverklaarbare humeuren en temperamenten, vaak geïrriteerd en neerslachtig, nukkig eigengereid et cetera. Tot “geen mensenliefhebber” toe.

Op het voetbalveld vertaalde zich dat in “een snel aangebrande primadonna”, die op de duur minachting voelde voor spelers met minder aanleg dan hij. Van Basten kwam in aanvaring met zijn trainer Johan Cruijff, van wie hij als voetballer verschilde doordat hij gemakzuchtiger was en sneller zijn zelfbeheersing verloor. De enkelblessure die hem uiteindelijk zijn carrière kostte, concludeert Faber, heeft hij, belust op revanche op een tegenstander, zelf veroorzaakt door een drieste tackle. Het was 7 december 1986 en vanaf toen, schrijft de auteur, speelde Van Basten “in blessuretijd”. Nooit zou hij nog zonder pijn voetballen.

Najaar 1987 – hij was pas naar AC Milan getransfereerd – werd hij geopereerd. “Als Marco een amateurvoetballer was geweest,” aldus de chirurg, “zou ik hem toen hebben aangeraden om een andere sport te gaan doen.” Faber noemt het een klein wonder dat Van Basten nadien nog de grootste prijzen uit zijn loopbaan won : twee Italiaanse landstitels, twee Champions-Leagues, drie keer Europees voetballer van het jaar en één keer ’s werelds beste. Mei 1993 – hij was 28 jaar – speelde hij zijn laatste wedstrijd (een Champions-Leaguefinale) en augustus 1995 nam hij afscheid, precies een jaar na een laatste ingreep van de Belgische dokter Marc Martens, door collega’s in het boek onverbloemd omschreven als “misdadig” en beoefenaar van “diergeneeskunde”.

Van Basten, nakomertje van drie kinderen, heeft nooit flauw gedaan over zijn ambities in het voetbal : zoveel mogelijk geld verdienen. Het was ieder voor zich. Zelfs voor zijn familie. Toen zijn naar Canada uitgeweken broer Stanley hem ooit uit noodzaak om een lening vroeg, weigerde hij dat. “Toen mijn broertje eenmaal bij Ajax zat, was het thuis alleen nog maar Marco voor en Marco na”, verklaart Stanley zijn “vlucht” naar Canada. Vader Joop was minstens zo ambitieus als zijn jongste zoon en trok het zich amper aan dat het gezin daar ook wel onder leed.

Al bij al was/is Marco van Basten “een gewone Nederlandse jongen die volwassen wordt in het voetbal van de jaren tachtig” (dixit de achterflap). Iemand die van elke wedstrijd aantekeningen maakte in een schrift, zelfs nog toen hij al profvoetballer was. En die ook zijn portie drama te verwerken kreeg. Toen hij negen was, zag de kleine Marco voor zijn ogen een voetbalvriendje door het bevroren ijs van een vijver zakken en verdrinken. Het kan, oppert Faber voorzichtig, een verklaring zijn voor zijn gereserveerde karakter, maar verder speculeren doet hij daarover niet. Hij stelt slechts de vraag : “Wie heeft jarenlang een foto van een dood jeugdvriendje op zijn kamer staan ?” (JH)

Johan Faber, ‘Het mysterie Marco. Van Basten, Ajax en Oranje’, 302 pagina’s, Uitgeverij Thomas Rap Amsterdam, 18,50 euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content