Wat het hoogtepunt in vier jaar RC Genk moest worden, de bekerfinale tegen KV Mechelen, draaide tegelijk ook nog uit op een dieptepunt voor Hans Cornelis. ‘Mijn stoppen sloegen helemaal door!’ Hoog tijd voor iets anders.

In de vier seizoenen dat hij bij RC Genk voetbalde, woonde hij op drie adressen en nu mogen de verhuisdozen alweer worden klaargezet. Weg is hij nog niet, misschien begint hij straks zelfs nog in de Cristal Arena aan de voorbereiding op het volgende seizoen, maar Hans Cornelis en Genk zijn er wel al uit: hun wegen scheiden.

Volgens algemeen directeur Dirk Degraen zaten ‘beide partijen op dezelfde lijn’.

Hans Cornelis: “En daar ben ik heel blij om. Er zijn geen harde woorden gevallen, we zaten echt op dezelfde golflengte. Zij wilden een andere richting uit en dat kwam mij perfect uit, want daardoor zouden zij niet supermoeilijk doen. Ik was namelijk zelf ook toe aan een nieuwe uitdaging. Dat heb ik hen ook gezegd. Zonder dat ik iets achter de hand heb overigens, anders heb je gemakkelijk praten.”

Wat was hun argumentatie?

“Zij hebben nooit gezegd: jij moet weg, maar ik voelde dat ze niet echt nog plannen hadden met mij. Hun gevoel was dat het huwelijk tussen Genk en Cornelis op zijn laatste benen liep.”

Waarom wilde je zelf weg?

“Omdat ik het geen uitdaging meer vond. Kapitein geworden, dat schitterende jaar met die tweede plaats meegemaakt, nu de beker gewonnen. Wie van de jongens van toen loopt hier nog rond? De vergelijkingen bleven maar gemaakt worden, terwijl het in deze ploeg veel moeilijker was geworden om je nog te tonen. Als ik een gewone, goede wedstrijd speelde, kreeg ik daar niet meer de appreciatie voor van twee jaar geleden. Daarom wil ik ergens anders opnieuw gaan bewijzen dat ik het nog altijd kan. Zelf ben ik daar rotsvast van overtuigd, maar hier begon men te twijfelen. Ook het publiek. Ik kon niet veel goeds meer doen. Misschien zagen ze liever iemand anders op de rechtsachter.”

Had je mentaal niet al langer afscheid genomen?

“Het speelde al een tijd in mijn hoofd. Er is ook veel gebeurd dit jaar, vergeet dat niet: het vertrek van Wim(De Decker), een vaste waarde die ineens zonder veel boe of ba weg mag, maar ook tussen Ronny(Van Geneugden) en mij. Dat ik terugkwam uit blessure, normaal gespeeld moest hebben, maar toch die kans niet kreeg. Dan voel je dat ze niet meer honderd procent voor je kiezen. Als je dan weet wat ik als kapitein allemaal voor de groep heb gedaan, vraag je je wel eens af: waarvoor doe ik het nog? Zeker als het sportief tegenslaat. Na Nieuwjaar is dat allemaal in mijn kop beginnen te spelen.”

Die keer met Ronny Van Geneugden waarnaar je verwijst, was het competitieduel op KV Mechelen einde februari. Je was fit, maar startte op de bank.

“Het ging er niet eens om dat Ronny mij passeerde, maar laat het dan op tijd weten. Niet pas in laatste instantie omdat je bang bent van mijn reactie. Ik ben volwassen en prof genoeg om me zelfs dan nog hard in te zetten op training. Dat heeft nog nooit iemand mij kunnen verwijten. Dus laat mij niet tot een paar uur voor de wedstrijd twijfelen, om me dan net voor de theorie even apart te nemen. Sorry, ik ben geen jongen van zeventien meer.

“Die keer in Mechelen was ik razend. Voor de bekerfinale ook: in het systeem dat we daar hebben gespeeld, met enkel bezette flanken, moet je mij altijd opstellen. Altijd.”

Waarom is het niet gebeurd?

“Dat moet je de trainer vragen. Je bent kapitein, je speelt een heel seizoen en in de mooiste wedstrijd van het jaar moet je op de bank starten? Ze hadden het mij vroeger moeten laten weten. Niet de dag zelf, want dan flip ik. En toch zie je: als ik inval, kan ik snel die knop omdraaien. Ik heb mijn kas zittenopvreten op de bank, maar eens op het veld konden ze voor tweehonderd procent op mij rekenen.”

Niet alleen Van Geneugden, ook Denier passeerde je dus.

“Eén keer, ja. Ze hebben mij boven altijd gezegd: wij stellen de ploeg niet op. Dan is voor mij de kous af. Ik geloof hen op hun woord.”

Zo werd het wel nog een afscheid in mineur.

“Toch niet. We wonnen de beker en ik heb hem in de lucht gestoken. Mocht ik niet zijn ingevallen, zou het heel anders zijn geweest, maar ik heb nog een halfuur gespeeld. Het stond 1-0, er kon nog van alles gebeuren. Je komt in, het wordt 2-0, je doet een paar goede dingen: dat zorgt voor een heel ander gevoel. Jelle Vossen heeft gefeest alsof hij negentig minuten had gespeeld. Hij kan dat blijkbaar, ik niet.”

De Vier Musketiers

Over Pierre Denier zei je eerder dat hij duidelijk is in zijn keuzes en zich niet verstopt achter praatjes. Daarmee had je evenveel over Van Geneugden gezegd.

“Ik maak niet graag iemand zwart, maar iedereen heeft trainers met wie hij liever en anderen met wie hij niet graag heeft gewerkt. Misschien staat Ronny meer onder in mijn ranking. We hebben nooit ruzie gehad, maar tegen Hugo Broos kon ik sneller iets zeggen. Bij hem voelde ik me als mens beter en dan ga je sneller voor een open gesprek. Met Ronny had ik het gevoel dat dit niet kon, maar dat is geen verwijt.”

Met Wouter Vrancken, Wim De Decker en Tom Soetaers vormde je een groepje …

“De Vier Musketiers, werd gezegd.”

Zodra Van Geneugden overnam van Broos, brokkelde jullie status af. Eerst moest Vrancken weg, daarna De Decker en nu jij en Soetaers.

“Ze zijn gevallen als vliegen, hé? Weet je, toen ik hier vier jaar geleden kwam, was dat nog met Koentje(Daerden), Bob(Peeters), Gert(Claessens), Jan(Moons) – spelers met toch al wat maturiteit. Later kwamen Tom, Wim en Wouter. Jongens met wie het klikte. Het laatste jaar is dat stelselmatig weggevallen. Wie heb je nu? Veel jonge jongens met toekomst, maar zonder ervaring. En veel buitenlandse spelers. Als dan de ploeg niet draait, ga je je minder gelukkig voelen omdat er niemand meer is om je aan op te trekken.”

Na de slappe 2-2 voor de beker thuis tegen Lierse ontvingen journalisten sms’jes van enkele musketiers, waarin zij zich vrolijk maakten over het nu toch wel onvermijdelijke ontslag van Van Geneugden.

(lachje) Ik zou dat nooit doen. Bij mij zit het niet diep, zoals bij hen misschien wel. Ik heb vier jaar heel graag in Genk gezeten. Het is een fantastische club, dus ga ik niet met modder gooien. En niet alleen omdat ik nog niet weg ben: ik heb er gewoon geen behoefte aan.”

Waarom altijd die verwijzingen naar ‘de buitenlanders’ als het slecht gaat met een elftal?

“Ik heb geen probleem met buitenlanders. Ik schiet verschrikkelijk goed met hen op, de laatste tijd steeds meer zelfs: je neigt toch altijd naar leeftijdsgenoten en dan kom ik automatisch bij Balázs(Tóth) en Elia(Barda) uit. Ik ben blij dat ze in onze ploeg zitten, maar je hebt evenwicht nodig. Ik was nog ongeveer de enige Belg met maturiteit en ervaring.”

Werden de buitenlandse spelers als een bedreiging ervaren?

“Toch niet door mij, maar het was concurrentie en dat is altijd bedreigend. Neem ons goede seizoen: we speelden met acht, negen, soms tien Belgen. Dan hoor je in de club: we gaan de Belgische toer op. Maar wie is er nadien gekomen? En wie zijn er vertrokken? Iets meer evenwicht tussen Belgen en buitenlanders was wenselijk geweest. Ze zullen daar ook wel naar terugkeren nu.”

Storm in een wijnfles

De nieuwe spelers vorige zomer waren allemaal buitenlanders en Van Geneugden, dat is bekend, had een beslissende stem in hun aanwerving. Heeft dat zijn positie bemoeilijkt? Omdat de indruk misschien leefde dat zij een streepje voor hadden bij de trainer.

“Dat was niet zo, kijk maar naar Nemec of Tözsér. Misschien de eerste maanden nog wel, maar als trainer zou ik net zo redeneren. Als iemand jouw keuze was, geef je hem een tweede kans als het niet direct draait.

“Er is veel te snel geschreven dat onze aanwinsten niet rendeerden. Ik hoop dat ik het nooit hoef te ervaren wanneer ik naar het buitenland ga. Een mooi voorbeeld dat ik zelf heb meegemaakt in Brugge, is Nastja Ceh. Het eerste jaar niks en dan een van de smaakmakers van de ploeg. Misschien gebeurt volgend seizoen wel hetzelfde met Tözsér.”

Was Van Geneugden eerlijk in zijn keuzes?

(lange stilte) Als een ander niet speelt, sta ik daar niet bij stil. Je moet ook een beetje egoïstisch zijn in het voetbal en je met je eigen persoontje bezighouden. Als hij me niet opstelt in Mechelen, is dat zijn keuze. Is het eerlijk? Dat weet ik niet.”

Is er ooit geprobeerd zijn positie te ondermijnen?

“Nee, maar juist voor zijn ontslag was er wel het gevoel dat het slabakte. Dat de groep niet meer reageerde op zijn prikkels. Uit een gesprek toen bleek ook dat de meeste spelers niet meer op zijn golflengte zaten. We zijn daar open over geweest met hem en het heeft uiteindelijk tot zijn ontslag geleid. Maar ondermijnen? Nooit.”

Het verhaal van de gestolen wijnfles leek anders wel te passen in een bewuste beschadigingsstrategie.

“De vraag is: waar is het gelekt? Al bij al is het snel geluwd. Als het slecht gaat, krijg je zulke verhalen, anders was het waarschijnlijk nooit naar buiten gekomen. Nu ging het rond als een lopend vuurtje en werd ermee gelachen, ja. Ook buiten de spelersgroep.”

Gezegd werd dat alle spelers het wisten, dat Van Geneugden dat niet wist en dus zonder het te weten voor joker stond. Sommige spelers zouden zelfs de beelden van de bewakingscamera in het restaurant hebben gezien.

“Als iemand ze gezien zou hebben, was ik het wel. Omdat ik Toni(de restauranteigenaar, nvdr) ken. Alleen, zo is hij niet. Het klopt dus niet. Er is een verhaal, ik ken het, dat is waar, maar meer ook niet. Toni heeft er ook nooit een probleem van gemaakt.”

Heeft Van Geneugdens gezag hieronder geleden?

“Positief was het niet, nee. Maar uiteindelijk wisten wij ook niet hoe het echt was gegaan. Trouwens, wanneer was dat etentje? In september? Kijk, mocht iemand het tegen de trainer hebben willen gebruiken, het zou veel vroeger zijn uitgelekt. Niemand heeft er dus ooit een probleem van gemaakt. Alleen is het aan oren gekomen waar het beter niet aan was gekomen.”

Boetes afgeschaft

Welk beeld heb jij nu van Ronny Van Geneugden?

“Dat het een goede trainer kan worden. Zijn spelstijl lag me wel: aanvallend voetbal in één, twee tijden. Maar misschien was de sprong vanuit de jeugd te drastisch. Ik kan me perfect voorstellen dat de jeugd knikt voor Ronny en verschrikkelijk veel van hem heeft geleerd. Maar wij zijn geen jeugdspelers: wij hebben onze eigen mening. Het enige waar ik een probleem mee had, was dat hij om de haverklap veranderde van ploeg om iedereen tevreden te stellen. Ik zou een vast systeem hanteren.”

Hebben jullie je als jeugdspelers behandeld gevoeld, is het dat?

“We hadden gewoon te weinig spelers met maturiteit. Soms moet je je gedacht kunnen zeggen, maar dat werd te weinig geapprecieerd. Waarom mag je niet eens ruzie hebben op het veld? Als ik iemand bekritiseer, is dat altijd met goede bedoelingen, om de ploeg beter te maken. Sommige spelers hadden het daar moeilijk mee, maar je bent volwassen voetballers: dan moet je leren dat je soms wordt uitgekafferd. Je hoeft niet allemaal de beste vrienden te zijn, maar misschien is dat net wat hij een beetje te veel wilde.

“Ronny wou altijd direct sussen. Dat is niet nodig. Hij is geen slechte trainer, maar komt vanuit de jeugd en daar mogen zulke conversaties inderdaad nog niet. Maar hier ben je met volwassen mannen bezig. Door altijd positief te zijn, kom je nergens. Voor sommige gasten moet je hard zijn.”

Hij schafte ook de boetes af.

“Niet gemakkelijk voor een kapitein, hoor: er kwam geen geld meer in kas(glimlacht).

“Ik heb Trond (Sollied) meegemaakt in Brugge. There is one rule: there are no rules. Dat werkte, want je zat met een groep met Gert Verheyen, Philippe Clement, Timmy Simons, Dany Verlinden … Maturiteit dus. Kwam Mendoza te laat, dan werd hij door de groep op zijn plaats gezet. In Genk was de groep niet matuur genoeg om dat te kunnen. Pierre had hetzelfde gevoel, maar hij kon dat niet meer veranderen voor die paar wedstrijden. Met de nieuwe trainer zal dat wel gebeuren.

“Je doet een speler het meest pijn door aan zijn geld te zitten. Laat je hem als straf vroeger naar de training komen, dan haalt hij zijn schouders eens op. Zit je in zijn portemonnee, dan zal hij wel op tijd komen. Met een groep als de onze had je zulke regels nodig.”

Waarom ben je daar als aanvoerder niet mee naar de trainer gestapt?

“Stel dat hij ineens weer boetes invoert, dan ondergraaft hij zijn eigen autoriteit. Dan voelt een spelersgroep: hé, hij kan ons niet aan.”

Van Geneugden gaf, vooral in zijn eerste halve seizoen, direct veel kansen aan jongeren. Zorgde dát voor spanningen?

“Zeker, ja. Bij Brugge luisterde ik nog naar de oudere gasten. Kwamen we van een Europese verplaatsing, dan stond ik als laatste aan de transportband om de valiezen te dragen. Ik was de jongste en vond dat logisch, de huidige generatie niet. Die is anders. Ik scheer ze niet allemaal over dezelfde kam, maar het zijn er steeds meer. Hei, zeggen ze, doe dat eens zelf! Je kunt ze niet meer aanpakken en veel spelers vinden dat een probleem. De buitenlanders nog meer zelfs dan de Belgen.”

En Van Geneugden greep niet in.

“Ronny wou een goede band met iedereen, probeerde lief te zijn voor alle spelers. Dat heeft zich tegen hem gekeerd. Hij wisselde vaak zijn ploeg, maar bleef altijd positief. Dat hoeft niet. Als ik niet speel, zeg dan gewoon: die ander is beter. Daar kan ik veel beter mee leven. Maak keuzes en sta erachter. Ik hoef geen lieve woordjes als ik niet speel.”

Uithoek van Turkije

Wanneer was je voor het laatst sportief gelukkig?

“Na de bekerfinale. Prijs gepakt, hé. De laatste wedstrijden met Tom(De Mul) voelde ik me al goed in mijn vel. De ploeg draaide misschien niet, maar met Tom was het wel plezant voetballen. Sinds het vertrek van Thomas(Chatelle) was dat te weinig gebeurd. Wij begrepen elkaar blindelings. Daarna was het altijd zoeken.”

Is er een mooiste moment in die vier jaar?

“De 1-4 op Anderlecht, in dat fantastische seizoen. En, maar nu zul je lachen: de bekerfinale. Inkomen bij 1-0, góéd invallen en met 2-0 winnen. Ook al stond mijn kop er niet naar, toch die knop kunnen omdraaien en het ongelijk van de trainer bewijzen: dat is het mooiste.”

Het dieptepunt?

“Starten op de bank in de bekerfinale – zo kort kan het bij elkaar liggen. Erger heb ik nooit meegemaakt. Op basis van de partijtjes op training wist ik dat ze twijfelden, maar naarmate de wedstrijd naderde, ga je denken: ze zouden toch wel het respect hebben gehad om mij al te verwittigen als ik niet zou spelen? Dus ging ik er op afzondering van uit dat ik speelde. Tot ik ’s ochtends bij de trainers werd geroepen. De slag die ik toen kreeg! Ik ben met slaande deuren vertrokken. Mijn stoppen sloegen helemaal door. Achteraf blijft daar niets van hangen bij mij, daar heb ik het na de finale met Pierre ook over gehad. Zo ben ik. Pierre is een schitterende gast, maar het is geen hoofdtrainer. Dat heb ik hem ook gezegd.”

Ben je tevreden over je carrière tot nog toe?

“Vijf jaar Club Brugge en vier jaar Genk. Ik wil me niet bestoefen, maar ik heb twee titels, drie bekers en vier supercups op mijn palmares staan. Voor iemand van 26 is dat mooi. Maar ik ben nog niet aan het einde gekomen, dat voel ik. Mocht ik me in het buitenland kunnen bewijzen en daarna terugkomen, dan pas zou ik kunnen zeggen: ik heb alles bereikt wat ik wil.”

Maak eens reclame voor jezelf.

“Een rechtsback zoals ze die graag hebben in het moderne voetbal. Die niet blind de bal naar voren stampt, maar de combinatie opzoekt. Die de flank afdweilt en graag mee naar voren gaat. Dan weet je dat er soms een gat valt in je rug, maar als dat opgevangen wordt, kan ik verschrikkelijk nuttig zijn voor de ploeg.”

Waarnaartoe leidt de weg nu?

“Ik heb altijd graag eens in het buitenland willen spelen. Om het even waar: Duitsland, Nederland, Turkije, Griekenland. Ergens waar het in de eerste plaats goed om te leven is voor mijn familie. Trabzonspor is een mooie ploeg waarschijnlijk, maar het ligt in een uithoek van Turkije: dat is niet leefbaar voor mijn gezin.

“Ik denk dat ik perfect kan meedraaien in de middenmoot in Duitsland. In Nederland zelfs iets hoger. Naar Spanje of de top in Frankrijk moet je als Belgische speler niet kijken, tenzij je Defour heet.”

Is België nog een optie na Genk?

“Club Brugge, Standard en Anderlecht wel, zeker?”

Alleen Brugge heeft geen rechtsback, maar daar zat je al. Dat is dus geen uitdaging.

“Toch wel. Club heeft moeilijke jaren achter de rug. Dan is het toch een uitdaging om weer aan te pikken bij Standard en Anderlecht? Ik zeg niet dat ik mijn zinnen op Brugge zet, maar waarom niet?” S

door jan hauspie – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content