Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Ook een klein land kan wat betekenen op het voetbalvlak, als er van bovenaf tenminste strak wordt gestuurd. Het Zwitserse model als voorbeeld voor Belgische hervormingen ? Ja, maar met nuances.

Insiders beschouwden het gelijkspel dat de Zwitsers vorige week tegen Italië behaalden als een bevestiging van de opgang die het voetbal in het kleine Alpenland maakt. Voor Zwitserland is Duitsland 2006 de derde internationale confrontatie op topniveau in drie jaar : na het EK in Portugal (2004) en het jeugd-WK in Nederland (2005) zijn ze er voor het eerst sinds 1994 ook weer bij op een WK. In de voorronde hielden ze groepswinnaar Frankrijk twee keer op een gelijkspel en in de barrages schakelden ze Turkije uit. Over twee jaar mogen ze als gastland in een duo-organisatie met Oostenrijk zelf het EK organiseren. Drie toernooien op rij, veel aanstormende jeugd die zijn weg baande naar topcompetities : wat is het geheim ?

Continuïteit en visie, zegt Michel Renquin (50), die ruim twintig jaar in Zwitserland voetbalde en leefde. Hij was er club- en bondscoach, volgde er de trainersopleidingen en als hij de WK-selectie overloopt, stelt hij vast dat hij ruim twee derden van de spelers van nabij kent.

Toen hij in 1982 naar Zwitserland verhuisde, was het voetbal er van middelmatig niveau, herinnert de nieuwe assistent-coach van Standard zich. “Financieel waren er middelen, maar het spel werd niet zo geanalyseerd. Zwitserland was een klein land dat af en toe Europees uithaalde. Globaal gezien waren de Belgen sterker. Niet op structureel vlak, zeker niet, België hééft geen structuren. Nooit gehad.”

Scandinavisch model

Toen Roy Hodgson zich met Zwitserland plaatste voor het WK in 1994 en twee jaar later voor het EK werd er in de coulissen gepraat over methode en structuur.

Renquin : “Soms drie, vier dagen lang over één thema. We keken ook over de grenzen, naar de buren, Frankrijk, Duitsland of Italië. Niet om te kopiëren, maar met de vraag wat haalbaar was. De verdienste van Hodgson was dat hij met die kwalificaties en de tweede ronde in de VS commercieel veel losweekte. Nadien steunde hij ons in wat we deden.”

Onder zijn impuls ging men voor een soort Scandinavisch model, met de mentaliteit van : we zijn misschien wel een klein land, maar vanuit die rol kunnen we met stevig georganiseerd voetbal iedereen een vervelende avond bezorgen. Voetbal, zegt Renquin, zal in Zwitserland nooit de wintersporten van het hoogste podium duwen, maar Hodgson maakte toch wat los. En de voetbalbond kon die interesse voor sponsoring bij de grote banken in een kader gieten.

De bond stelde vijf trainers aan die elk een leeftijdscategorie in handen kregen : de min-14-jarigen, de min-16-jarigen, de min-18-jarigen, de min-21-jarigen en de A-ploeg. Elke trainer kreeg bovendien ook nog eens een regio toegewezen, waarbinnen hij werkte met alle jongeren, ook zij die niet voor zijn ploeg in aanmerking kwamen.

Renquin : “Je had de verantwoordelijkheid voor trainingen, extra stages, begeleiding, scouting, contacten met de clubs. Eén jaar heb ik dat voor de min-16-jarigen gedaan, daarna ben ik overgestapt naar de beloften. De financiële middelen waren goed van bij de start en gegarandeerd voor vijf jaar. Je had geen prestatiedruk. De stijl was in elk elftal min of meer dezelfde, eerder Scandinavisch. Een 4-4-2 in de zone, goed, stevig, zonder sterren. Niet uit gebrek aan goeie spitsen, al blijft het een klein land en zullen ze van dat kaliber altijd minder toppers hebben. Vroeger konden jongens als Chapuisat of Sforza nog een keer het verschil maken, nu is dat minder. De ploeg is de kracht van de Zwitsers, niet het individu.”

Lang werd er ook gezocht naar een ideale competitieformule.

Renquin : “Ook daar hebben we als federatie hard over gediscussieerd, omdat het vervelend is om af te slanken.”

In zijn tijd was er een kampioenschap met zestien ploegen. Daarna werd er afgeslankt tot twaalf ploegen die elk twee keer tegen elkaar speelden. De acht beste hielden vervolgens een tweede competitie met de titel als inzet, de vier andere streden met vier tweedeklassers voor het behoud.

Renquin : “Dat bleek niet te werken en nu hebben de Zwitsers een systeem waarin de hoogste afdeling herleid werd tot tien ploegen die elk vier keer tegen elkaar spelen. Over de titel werd onlangs op de laatste speeldag beslist, maar de kloof met de rest was groot. Het is ook zo in Schotland : in elke competitie bepalen de financiële middelen de mogelijkheden van een club, hoe groot of hoe klein het aantal ploegen ook is. Basel heeft die dankzij een mecenas. Zürich, de kampioen, begint die te krijgen. Maar garanties over competitiviteit heb je met minder ploegen niet, dat zou ook in België niet zo zijn.”

Strenge licenties

Ze spelen in totaal 36 wedstrijden en het gemiddelde aantal toeschouwers overstijgt net de achtduizend. Ter vergelijking : in de Jupiler League zitten we aan ongeveer dertienduizend.

Renquin : “Zonder Basel, dat in een nieuw stadion voor een pak volk speelt, zou het nog minder zijn. Dan kom je uit op vijfduizend of zo. Er is ook geen betaalzender en evenmin een groot tv-contract, maar daartegenover staat de hulp en de visie van de federatie. Die draagt alles, organisatie, subsidies, trainingen, structuren. Met een sterke bond kom je echt wel ergens. Ze waren bijvoorbeeld heel streng met de licenties. Servette is geëxplodeerd, Sion, Lugano, Luzern en Lausanne zijn dat ook. Een pak groten. Ik weet niet of de grote clubs er minder macht hebben, maar het algemeen belang primeert er boven het individuele.”

Een ander punt waarover lang werd gedebatteerd, is het stoppen van de toevloed van buitenlanders. De Zwitsers beperken hun aanwezigheid op het wedstrijdblad nu tot vijf van buiten de Europese Gemeenschap.

Renquin : “De nationale ploeg is er zeker beter van geworden, de clubs misschien niet. Of weer wel, in die zin dat ze zich moesten richten op spelers die écht een meerwaarde betekenden. En als je geen of minder transfers mag doen, ben je wel verplicht je te richten op je opleiding.”

Net als hier verdient het gros van de kern die straks op het WK aanwezig is zijn euro’s over de landsgrenzen. En net als bij de Fransen kleurt de nationale ploeg stilaan een tikkeltje exotisch. De zogenaamde secondo’s – allochtone Zwitsers van de tweede of derde generatie – zijn talrijk.

Renquin : “Echt zuivere Zwitsers zijn er niet zoveel, want dat land is een smeltkroes van invloeden. Er zijn amper taalstrubbelingen, al de spelers spreken quasi de drie talen en er is een soort intellectueel compromis dat zoiets geen invloed mag hebben op het werk.”

De bondscoach is Jacob ‘Kobi’ Kuhn, een 62-jarige oude rot.

Renquin : “Hij zat ook in onze groep, was in mijn periode coach van de min-18-jarigen. Iemand die al jaren binnen de structuur van de bond werkt. Nam de goede beslissingen, werd goed omringd. Na het tegenvallende EK werd hij niet ontslagen. De Zwitsers kijken verder. Ik denk dat ze nu wel wat meer verwachten, maar dat er weer niks in vraag zal worden gesteld als het noppes wordt. Het belangrijkste is de afspraak over twee jaar, in eigen land.”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content