FIGUUR A. Anderlecht speelt dit seizoen meestal in 4-4-2. Met op de flanken aanvallers als Wilhelmsson en Mpenza betekent dat in de praktijk 4-2-4. Dit systeem staat of valt met het verdedigende werk van de flankaanvallers, en met het positiespel en recuperatievermogen van de twee centrale middenvelders. Zelfs wanneer beide voorwaarden niet goed zijn ingevuld, haalt Anderlecht het in het Belgische kampioenschap doorgaans op basis van de individuele kwaliteiten van zijn spelers. In de Cham-pions League, met slimmere en sterkere tegenstanders, zijn de problemen te voorspellen. Tegen Inter Milaan knepen Wilhelmsson en Mpenza nauwelijks naar binnen, waardoor het centrale duo HasiZetterberg (die bovendien achter en niet naast elkaar speelden) bij balverlies verzoop tegenover een overmacht van wél naar binnen knijpende Italianen. Uit alles bleek dat Inter zijn tegenstander nauwgezet had geanalyseerd. Bij Brussels balbezit zocht Verón steevast Wilhelmsson op, maar schoof aan de overzijde linksachter Favalli gewoon door op Mpenza. De zwakste schakel in de opbouw, Vanden Borre, werd ongemoeid gelaten. Behalve een klassenverschil op het veld was er ook een klassenverschil in de coaching.

FIGUUR B. Niet alle Anderlechtspelers begrepen achteraf waarom Hugo Broos aan de 4-2-4 had vastgehouden, of niet minstens tijdens de wedstrijd had ingegrepen. Was het overmoed ? Naïviteit ? Tactisch falen ? Zeker is dat Broos nogal minnetjes deed over het Inter dat hij had gescout. Tactisch komt hij evenmin overtuigend uit de hoek. Maar onderbelicht is het feit dat hij lijkt te hervallen in de fout uit zijn eerste Brusselse seizoen : opnieuw zoekt hij, ten koste van het evenwicht in het elftal, naar een systeem met plaats voor alle ‘namen’. Al een heel seizoen klaagt Broos dat Mpenza noodgedwongen op de rechter-flank depanneert, maar ondertussen hield hij Lovre ongebruikt op de bank. Tot Jestrovic zijn arm brak, Lovre tegen Cercle Brugge in de basis kwam en Mpenza naar de spits verhuisde. Ook daar blijft Broos keuzes uitstellen en aan een duo vasthouden, waarbij geen enkele combinatie al complementair is gebleken. Veeleer ontnemen ze elkaar de ruimte. Zeker tegen een sterkere tegenstander, zoals Inter, lijkt het aangewezen één centrumspits op te offeren voor een driehoek op het middenveld : Hasi (verdedigend), Zetterberg (aanvallend) en daartussen Baseggio (lange pass). Terecht merkt Baseggio op dat het in die rol is dat hij onder Anthuenis (met Vanderhaeghe in de plaats van Hasi) zijn beste voetbal speelde, ook in de Champions League en eerder onder Dockx (in een variant met Scifo en Zetterberg) uitstekend draaide. Wat een oplossing kan zijn voor Anderlecht, is het dus ook voor Baseggio. Helaas is het wellicht de énige oplossing waarin zijn specifieke kwaliteiten ten volle renderen. Misschien is dat ook wat weinig.

Jan Hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content