Bijna twee jaar lang was de Duitser Bernd Stange bondscoach van Irak. Naast een stortvloed van kritiek heeft hem dat veel mentale littekens bezorgd.

Rustig gaat Bernd Stange zitten in een hoekje van het stijlvolle Esplanada Hotel in Jena. Buiten geurt het naar Kerstmis : feeërieke verlichting in de straten, gezellige kerstmarkten, met pak en zak beladen mensen, Duitsers beleven de aanloop naar het familiefeest heel intens en hebben zelfs een werkwoord uitgevonden om de dagen voor Kerstmis te omschrijven : es weihnachtet. Bernd Stange heeft nauwelijks oog voor het artificiële feestgedoe. “U moet mij verontschuldigen dat ik hier in dit hotel met u praat en niet bij mij thuis”, zegt hij. “Maar mijn vrouw is de pers een beetje beu. Toen ik bekendmaakte dat ik bondscoach van Irak zou worden, werd mijn woning namelijk belegerd, er lagen fotografen in de tuin, we kenden geen moment rust meer.”

Lachend vertelt hij dat hij vanuit zijn living nochtans een fraai panaroma heeft : hij kijkt op het stadion van Carl Zeiss Jena, in 1981 finalist van de Europacup voor bekerwinnaars, nu inmiddels afgegleden naar de vierde klasse. “Zoals alles in de voormalige DDR helemaal is leeggebloed”, zegt Stange. “Lokomotiv Leipzig speelde ooit een Europese finale tegen Ajax en komt inmiddels uit in de elfde klasse.”

Bernd Stange (58) was trainer van Carl Zeiss Jena en zes jaar lang bondscoach van de DDR. Na de eenmaking van Duitsland (“In de hoofden van de mensen staat er nog altijd een muur, nog steeds spreken ze hier van Ossies en Wessies“) werd hij coach van Hertha BSC en VfB Leipzig. Later werkte hij in Oekraïne, Oman en Australië, tot hij een aanbod kreeg om bondscoach te worden van Irak. Stange aanvaardde na lang wikken en wegen. Het was het begin van de moeilijkste periode uit zijn leven. In mei jl. werd hem te kennen gegeven beter niet meer naar dit land terug te keren. Maar de sporen van de oorlog zijn bij Stange niet uitgewist. En de blinde haat van de Ira- kezen tegen de Amerikanen ervaart hij als “extreem beangstigend”. Drie uur lang vertelt Stange over zijn ervaringen als trainer in een oorlogsgebied. Hij praat chronologisch en systematisch en hoeft nauwelijks onderbroken te worden. Een monoloog over een opgelopen trauma.

“Toen ik dat aanbod aanvaardde om als bondscoach naar Irak te gaan, werd mijn leven helemaal overhoop gegooid. Ze noemden me de ’trainer van de duivel’. In die periode heb ik gemerkt hoe wild het medialandschap is geworden. Ik herinner me dat ik eens van een persconferentie kwam. Een fotograaf stond me op te wachten, ik was vermoeid, hij wilde een foto van me nemen en vroeg of ik even wilde lachen. Ik probeerde wat te glimlachen, de fotograaf wilde dat ik wat vrolijker keek, dat heb ik dan maar gedaan. Maar wat bleek ? Achter mij stond een grote foto van Saddam Hoessein. Dat wist ik niet. Alleen is dat beeld de hele wereld rondgegaan, iedereen sprak er schande van, hoe kon iemand nu zo gek zijn om voor een beeld van Saddam te poseren ? Ik werd echt neergemaaid door de kritiek.

“Natuurlijk heb ik me vragen gesteld toen ik medio 2001 die aanbieding kreeg. Kon ik het moreel verantwoorden om in een dictatuur te gaan werken, in een land dat kreunt onder het angstbewind van een president die Koerden heeft vermoord ? Ik ben een week in Irak geweest, ik heb voetbalwedstrijden gezien, gesproken met mensen van de Duitse ambassade die me zeiden dat veel grote westerse bedrijven handelden met Irak en zich afvroegen waarom ik dan de nationale ploeg niet zou kunnen trainen. Ik heb me bij de Fifa geïnformeerd, die zagen geen problemen, vonden het zelfs goed dat een Europese trainer daar aan de slag zou gaan. Toch duurde het na mijn eerste bezoek in Irak nog drie maanden voor ik een contract tekende.

“Ik liet een overeenkomst opstellen door een advocaat in Duitsland. Daarin stond onder meer dat ik alleen over sport en niet over politiek zou praten, dat alleen ik de ploeg opstelde en de tactiek bepaalde en dat ik in geval van een oorlog onmiddellijk het land zou verlaten. Dat waren vreemde clausules. Drie maanden duurde het voor de Irakezen die voorwaarden accepteerden. Uiteindelijk tekende ik in november 2001.

“Als politiek geïnteresseerde mens dacht ik in die periode dat er geen oorlog zou komen. Ik was van mening dat geen land ter wereld met een oorlog kan beginnen als de Verenigde Naties daartegen zijn, als Duitsland, Frankrijk, Rusland en China dat afkeuren, als miljoenen mensen in de hele wereld tegen een mogelijke oorlog demonstreren. Terwijl het op dat moment alleen nog een kwestie van tijd was voor de Amerikanen Irak zouden binnenvallen. Ik was zo naïef te geloven dat dit in de 21e eeuw niet meer kon als bijna de hele wereld zich daartegen verzette.

“Toen ik als bondscoach van Irak begon, verbaasde ik me over de enorme leergierigheid van de spelers. En over de blinde gehoorzaamheid. Dat was er van hogerhand duidelijk ingepompt : ze moesten alles doen wat ik van hen vroeg, ze moesten zich als het ware aan mij onderwerpen. Dat heeft te maken met hun cultuur, maar vooral met de vreselijke dictatuur in dit land. Ook voetbal werd politiek misbruikt om het systeem goed te praten en Saddam op een voetstuk te plaatsen. Later kreeg ik schrijnende verhalen te horen. Spelers die een strafschop misten, werden gefolterd en een tijdje opgesloten.

“Ooit is het gebeurd dat een jeugdploeg na een nederlaag een week in de gevangenis werd gestopt. Ze moesten elke dag voetballen. Maar niet met een bal, maar met stenen. Met dat soort toestanden werd ik in mijn periode nooit geconfronteerd. Ik heb Saddam nooit gezien. En zijn zoon Uday al evenmin. Die was voorzitter van het Nationaal Olympisch Comité en een nog veel groter onmens dan zijn vader. Hij bezat tweehonderd auto’s. Omdat Saddam dat wat overdreven vond, liet hij op een gegeven moment een bom gooien op de plaats waar die auto’s stonden.

“Voetbal is erg populair in Irak. Iedere competitiewedstrijd is uitverkocht, de mensen zitten uren voordien in het stadion. En het niveau van die wedstrijden valt enorm mee. Ik was ervan overtuigd dat ik met de nationale ploeg goed werk zou kunnen leveren. Eigenlijk had ik drie doelen : me met het olympisch team kwalificeren voor Athene, een ticket pakken voor de Aziëcup en de nationale ploeg plaatsen voor het WK van 2006 in Duitsland. Ik ben begonnen met de opbouw van een olympische ploeg en heb in het hele voetbal in Irak nieuwe accenten gelegd.

“Daar konden de Irakese trainers zich niet mee identificeren. Ze begrepen bijvoorbeeld niet dat ik krachttraining invoerde, terwijl de spelers lichamelijk zwak waren, net zoals zoveel andere mensen in dit land. Ik heb ook nieuwe tactische systemen ingevoerd. Irak was geïsoleerd van het wereldvoetbal, nieuwe stromingen waren compleet aan hen voorbijgegaan. Ik zocht voor de verdediging grote, atletische spelers, ik zette op de flanken snelle voetballers neer, dat begrepen ze niet ; In Irak primeerde alleen de techniek, de frivoliteit. Die technisch onderlegde spelers bracht ik bij dat ze acties moesten maken voor de ploeg en niet voor zichzelf. Dat bleek een succesrecept : de op straat gevormde voetballers overgieten met discipline en atletisch vermogen. Na een tijdje werden we steeds meer uitgenodigd voor vriendschappelijke wedstrijden in het buitenland.

“In januari 2002 naderde de oorlog. Ik ben als een van de laatste buitenlanders in het land gebleven. Ik bleef trainen terwijl het land beefde van angst. Tot de Duitse ambassade me eind februari liet weten dat ik dringend het land moest verlaten. Ik heb toen mijn Irakese trainersstaf samengeroepen en hen gezegd welk trainingsprogramma ze moesten doorvoeren. In april/mei stonden er twee kwalificatiewedstrijden voor de Olympische Spelen geprogrammeerd. Ik keerde terug naar Duitsland en heb op CNN de oorlog gevolgd. Ik kreeg dramatische telefoons van spelers, de bombardementen traumatiseerden de mensen. Een vrouw van een speler die in de zevende maand zwanger was, huilde dat ze haar baby zou verliezen, het was verschrikkelijk.

“Toen het communicatiesysteem werd platgelegd, stokte het telefoonverkeer. Ik was ervan overtuigd dat ik nooit meer naar Irak zou terugkeren. Tot ik in een krant las dat het olympisch team zou worden uitgesloten van de Spelen in Athene. Toen welde er een gevoel van woede in me op. Het was mijn ploeg, ik ben naar Dubai gevlogen, ik ontmoette er verantwoordelijken van de Aziatische voetbalfederaties, ik ben erin geslaagd de ploeg weer in de kwalificatiepoule te laten opnemen en de wedstrijden te verschuiven. Toen ze dat via omwegen in Irak te horen kregen, hebben ze me gevraagd om na de oorlog terug te keren. Ik heb toen de spelers laten weten : train verder, ik sta weer op het veld de eerste maandag na de oorlog. Om acht uur ’s morgens.

“Na de oorlog ben ik naar Jordanië gevlogen en vervolgens ging ik met een jeep naar Bagdad, dwars door de woestijn, een traject van 980 kilometer. Wat ik toen zag, vergeet ik nooit meer : uitgebrande auto’s en pantsers, een verwoeste stad, ingestorte gebouwen, kinderen die spelen op radioactieve gronden. De televisiebeelden waren verschrikkelijk, de realiteit nog veel erger. Toen ik dit zag, dacht ik : hier kan ik niet blijven. Mijn bureau in het olympisch gebouw was vernietigd, al mijn papieren, boeken, Fifa-documenten, videocassettes en cursussen waren verbrand. Toen ik in het hotel terugkwam, stonden de dirigenten van de federatie en de spelers me op te wachten. Ze begonnen te zingen : ‘Stange is terug’, ze begonnen te dansen, ik kreeg een krop in de keel. Deze mensen, zo wist ik, kon ik niet in de steek laten.

“We moesten weer helemaal van nul beginnen. Op de trainingsvelden stonden pantsers, er waren geen ballen meer, geen broeken en shirts, alles was na de oorlog gestolen en geplunderd. Ik ben naar de Engelse ambassade gereden en bedelde om een paar ballen, de Amerikanen moest je niet om hulp vragen, je kreeg zelfs de kans niet om welk verzoek dan ook aan hen over te maken. Vervolgens ben ik terug naar Duitsland gevlogen om ballen te halen, weer door de woestijn, op en neer.

“Zo zijn we opnieuw begonnen, in juli 2002, op een trainingsveldje in Bagdad dat we uiteindelijk toch nog vonden, tussen de geiten – je houdt het echt niet voor mogelijk. De temperatuur schommelde rond de vijftig graden, er was geen water, zelfs niet in het hotel. Van de hitte kon je ’s nachts niet slapen, je moest je verfrissen met mineraalwater. Niettemin was de sfeer goed, zelfs uitgelaten : Saddam was verdreven, de Amerikanen werden als bevrijders aangezien. Ik werkte verder met de olympische ploeg, ik riep een paar oudere spelers op om ervaring in ons jonge team te pompen.

“Intussen hield ik me ook bezig met de nationale ploeg die zich plaatste voor de Aziëcup. We speelden vriendschappelijk in Iran, de erfvijand, en wonnen in Teheran met 0-1. De mensen kwamen in Bagdad op straat om dat te vieren, er werden salvo’s gelost. Het Amerikaanse leger wist niet wat er gebeurde en was in hoogste staat van paraatheid, ze dachten dat de oorlog weer begon. Iedereen was euforisch, we gingen op trainingskamp in Duitsland en Engeland, we leefden van giften, geld was er niet. Ik heb een jaar lang geen salaris gekregen en zelfs nog 20.000 dollar van mijn kapitaal in de ploeg gestoken. We plaatsten ons voor de Olympische Spelen.

“Op een heel abrupte manier is er een einde gekomen aan mijn werk in Irak. Op 7 april van dit jaar kreeg ik een brief van de Duitse ambassade dat ik niet meer naar Irak mocht terugkeren omdat mijn leven in gevaar was. Terwijl ik me eigenlijk nooit bedreigd had gevoeld, ook al had ik een bodyguard die één enkele keer werd beschoten. We zaten op dat moment in Jordanië. Dat schrijven van de Duitse ambassade had te maken met een trainingskamp in Engeland waar we heel royaal werden ontvangen en van de Britse federatie vijfduizend ballen kregen. Ik bedankte hen daarvoor, schudde de hand van Jack Straw, de Britse minister van Buitenlandse Zaken. Deze foto heeft in alle kranten van Irak gestaan. Men vond dat ik niet de hand had mogen schudden van een minister uit een land dat aan de oorlog had deelgenomen, een paar spelers weigerden dat trouwens te doen.

“Twee maanden voor de Olympische Spelen moest ik de ploeg in de steek laten. Op dat moment was het klimaat tegenover de buitenlanders in Irak heel vijandig. Dat was een gevolg van de houding van de Amerikanen, die zich eigenlijk niet als bevrijders gedroegen, maar als bezetters. Ik zie de toekomst heel somber in. De verbittering bij de mensen is zeer groot, je kan je niet voorstellen hoe ze de Amerikanen haten. Ik vrees dat de Amerikanen de komende tien jaar nog altijd vervolgd worden, dat de aanslagen zullen blijven duren, dat er verder gebouwen worden opgeblazen. Ik herinner me dat we eens op trainingskamp waren en dat de spelers me bij het ontbijt triomfantelijk kwamen vertellen dat er de nacht daarvoor weer vijf Amerikanen waren gedood. Ze begrepen niet dat ik afwijzend reageerde. Maar als op een andere ochtend mijn co-trainer vertelde dat zijn zevenjarige dochter door een Apache-helikopter per vergissing het oog en de wang was weggeschoten, wat moet je dan nog vertellen ?

“Het Irakese volk is zeer trots. Dat hebben de Amerikanen niet begrepen, ze hebben het verzuimd de harten van de mensen te winnen. Als je bijvoorbeeld ziet dat de nationale voetbalploeg op een gegeven moment de mensen een stuk zelfbewustzijn teruggeeft, waarom bied je dan niet je hulp aan, waarom leg je dan niet eens een militair vliegtuig in van Bagdad naar Amman, zodat je niet telkens 980 kilometer door de woestijn moet ? Uiteindelijk moesten wij iedere wedstrijd buitenshuis spelen. Ik heb in een krant eens gezegd : ‘Waarom zorgen de Amerikanen niet voor voetballen ?’ Dat hebben ze dan uiteindelijk ook gedaan. Alleen : het ging om plastic ballen, daarmee kon je niets beginnen. Terwijl de Amerikanen pronkten met deze gift, heb ik die ballen onmiddellijk weggegooid.

“Het is onvoorstelbaar hoe de Amerikanen erin geslaagd zijn deze mensen in hun eer te kwetsen. Ze hadden totaal geen ontzag voor hun cultuur. Dat zag je aan de bombardementen, vierduizend jaar oude straten en beschermde monumenten werden genadeloos vernietigd. Na de oorlog mochten de schatten van het paleis worden leeggeroofd terwijl niemand ingreep. Die hele oorlog was natuurlijk waanzin en had er nooit mogen komen. Er waren echt wel andere middelen om Saddam te elimineren. Je moet toch geen 25.000 mensen laten sterven en zoveel leed over een land brengen om een schurk te verjagen ?

“Alleen : Bush had alle baat bij een oorlog, daar zat een welomlijnde strategie achter, verbonden met persoonlijke interesses. Want dat een land dat niet eens wisselstukken heeft voor auto’s vernietigingswapens zou bezitten, dat gelooft toch geen mens. Alleen zie je dat Amerikaanse bedrijven nu worden ingezet om Irak weer op te bouwen. Miljarden en miljarden worden omgezet, dat is een gigantische business. Over de olie wil ik nog niet eens praten. En omwille van die belangen mag Bush de hele wereld voorliegen. En Colin Powell. Dat is zeer bedenkelijk. Hoe kunnen die mensen denken sluwer te zijn dan de inspecteurs die het land systematisch doorzochten ? Nee, die oorlog moést er komen. Ook dat weten ze in Irak. En dat vergroot alleen maar de haat. Ook en vooral bij de jonge mensen. Toen ik met mijn spelers in de bus zat, voor nog maar eens een rit door de woestijn, stond de woede op hun gezicht als er een Amerikaanse jeep voorbijreed, ze spuwden, ze waren razend, je moest het echt zien om het te geloven.

“Hoe het met het voetbal in Irak verder moet ? Ik zie het somber in. Ik was verrast dat ik van de Irakese federatie een uitnodiging voor de Olympische Spelen kreeg. Irak eindigde als vierde, een onvoorstelbare sensatie. Daarop kan je bouwen. Alleen : nadien was het over. In Athene gaf ik nog een aantal directieven hoe er verder gewerkt moest worden. Ze sloegen echter weer andere wegen in, alle oudere spelers werden bijvoorbeeld uitgerangeerd. Ze trainen ook minder hard, ze vonden bijvoorbeeld dat het succes in Irak te wijten was aan de verminderde trainingsintensiteit van mijn Irakese opvolger. Ze begrepen niet dat ik met mijn werk de basis had gelegd. Intussen kregen ze daarvoor de rekening gepresenteerd : ze zijn uitgeschakeld voor het WK.

“Ik ben veranderd na mijn periode in Irak, ik bekijk het leven heel anders, ik wind me niet meer zo snel op. Maar ik zeg wel : sinds de oorlog in Irak is de wereld onzekerder geworden. Ook al beweert Bush het tegendeel. Maar hoe kan je van meer zekerheid spreken als de mensen in Irak hun kinderen niet naar de school durven te sturen, als ze hun huis verkopen en proberen in een ander land een nieuwe toekomst op te bouwen ? Ik zeg : de wereld brandt. Overal zijn er aanslagen en de dreiging wordt met de dag groter. De ervaringen in Irak zijn voor mij echt traumatisch geweest. Als je vanop het balkon van je hotelkamer ziet hoe mensen worden neergeknald, hoe Irakezen elkaar te lijf gaan terwijl de Amerikaanse soldaten vijftig meter verder staan toe te kijken, dat blijft je bij.

“Ik kon het heel goed vinden met de mensen in Irak, ik had een goeie band met de spelers, waarvan de meesten trouwens behoorlijk Engels spraken. Ik heb destijds in de DDR ook in een dictatuur geleefd, er was ook geen vrije meningsuiting en dat helpt je om je in die mensen te verplaatsen. Ik denk dat het ook zo goed klikte. Anderzijds hebben we in die dictatuur ook grenzen gebroken. Het gegeven dat ik bijvoorbeeld drie Koerden in de nationale ploeg haalde, was onvoorstelbaar. Ik had die gasten nodig : ze waren groot en sterk, ze brachten de lichamelijke capaciteiten die ik in de ploeg miste.

“Oorlog, zo heb ik gezien, is echt het allerlaatste. Alleen de Amerikanen beseffen dat niet. Kijk, voor ik als bondscoach naar Irak vertrok, heb ik bij de Fifa gevraagd wat zij daarvan dachten. Toen zeiden ze : ‘Voetbal is overal hetzelfde, als iedereen zich maar aan de regels houdt.’ Maar politici vinden het kennelijk niet nodig om die regels te respecteren.

“Ik vind het vreemd dat ik zo werd bekritiseerd toen ik bondscoach werd van Irak. Het leek aanvankelijk wel alsof ik werd uitgestoten. Maar toen ik successen behaalde, toen ik door de Fifa werd bekroond omwille van mijn werk, toen was ik plots een held, toen wilden politici weer met mij op de foto. Achteraf vind ik dat we trots mogen zijn op onze prestaties : trainen in een land dat in puin ligt, tussen de ruïnes, met een constante dreiging voor aanslagen, alle wedstrijden spelen in het buitenland, telkens weer op en neer 980 kilometer door die woestijn met het gevaar dat je door bendes wordt overvallen, één enkele keer naast onze bus een jeep in de lucht zien vliegen en toch voor een historisch succes zorgen.

“Ik ben blij dat ik de mensen wat licht in de duisternis heb gegeven. Maar ik ben bang dat dit licht weer helemaal is gedoofd. Wat overblijft, is ellende. En een extreme, beangstigende haat. Ik ben echt met psychische littekens teruggekeerd. Omdat ik heb gezien dat een oorlog van mensen beesten maakt.”

door Jacques Sys

‘Na een nederlaag moest een jeugdploeg een week de gevangenis in. Elke dag werd er gevoetbald. Met stenen.’

‘Eerst was ik de coach van de duivel. Dan een held.’

‘Toen Amerikanen werden gedood, kwamen mijn spelers dat triomferend vertellen.’

‘Ik zei tegen de spelers : de maandag na de oorlog herbegint de training.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content