Zelden was een Ronde van Frankrijk, die zo gedomineerd werd door één renner, zo genietbaar. Even zelden moest die winnaar zo veel insinuaties over doping pareren terwijl talrijke indicaties op zijn zuiverheid (lijken te) wijzen. Een analyse van de 100e Tour 2013, een editie der paradoxen.

Tussen Rocky en Raging Bull’, was de titel van het portret van Chris Froome dat in juni in de Tourspecial van dit magazine verscheen. Een zero-to-heroverhaal van hoe een onwaarschijnlijke buitenstaander zich tot een kampioen ontpopte. Alleen luidde toen nog de vraag: zou het scenario aflopen in een ultieme triomf (Rocky) of in een anticlimax (Raging Bull)? Het werd – zoals in de meeste films – een voorspelbaar happy end. Volgens een script waar de hoofdrolspeler voor had willen tekenen: al in de eerste ronde, op Ax 3 Domaines, als een vlinder naar boven vliegen, in de tijdrit naar de Mont Saint-Michel nog steken als een bij, op de Mont Ventoux de fatale uppercut toedienen, om daarna de resterende rondes rustig uit te boksen.

Dat hijzelf af en toe een onverwachte, rake linkse hoek moest incasseren – door een falend team (in de Pyreneeënrit naar Bagnères-de-Bigorre en in de waaieretappe naar Saint-Amand-Montrond) of door eigen overmoed (op Alpe d’Huez) – had regisseur Dave Brailsford allicht niet voorzien, maar dat bleken de noodzakelijke peripetieën om de film boeiend te houden. Met dank aan de tegenspelers, met name Alberto Contador, die zich amechtig vastklampte aan de gedachte dat Froome toch nog zou wankelen. IJdele hoop, en dat zullen Contador en co zelf ook beseft hebben.

Hoewel de film massa’s toeschouwers naar de Tourbioscoop lokte – de populariteit van het wielrennen lijkt ondanks alle dopingaffaires onverwoestbaar – en je zou verwachten dat het laatste deel van deze biopic recht op een Oscar zou afstevenen, waren sommige recensenten echter vaak striemend. De tegenstelling – een bescheiden, beleefde, lieve, goed opgevoede Britse schooljongen, die op een zadel verandert in een genadeloze killer met beentjes die draaien als een wasmachine – bleek te groot. Vooral omdat de Lance Armstrongsaga (vooral) journalisten veel sceptischer gemaakt heeft en geleerd dat hoe uitzonderlijker en abnormaler een prestatie is, hoe voorzichtiger men met superlatieven moet omspringen. Een terechte les voor de wielervolger die in het verleden te vaak belogen werd. En een jammerlijk uitvloeisel voor een sport die die argwaan over zichzelf heeft afgeroepen.

De slinger slaat nu echter volledig de andere kant op: bij elke klap die Froome uitdeelde, explodeerde het aantal vragen over zijn geloofwaardigheid en de tegengestelde meningen van (pseudo)wetenschappers – van ‘buitenaards’ tot ‘menselijk’ – over zijn vermeende wattages en klimtijden. De koers op zich werd zelfs van secundair belang, op persconferenties sneden criticasters al bij de tweede vraag de onsmakelijke dopingtaart aan en eisten ze van de geletruidrager bewijs dat hij géén doping gebruikte. Schuldig tot de onschuld is bewezen…

Een kansloze strijd tegen een dubieus wielerverleden, want dat je clean bent, valt – helaas voor de oprechte, zuivere coureur – niet direct en ondubbelzinnig aan te tonen. Je wordt toch niet geloofd: niet door het luidop te schreeuwen en het te blijven herhalen, niet door een zerotolerancebeleid te hanteren en alle ex-dopingzonderaars uit je team te weren, niet door een ‘embedded journalist’ als David Walsh maandenlang je ploeg te laten volgen, niet door je (al dan niet volledige) wattages aan L’Équipe door te spelen en ze te laten analyseren door een gerespecteerd wetenschapper als Fred Grappe of de opzet om ze later aan het Wereldantidopingagentschap te bezorgen.

Ongenuanceerd

Het vuur der twijfel blijft dus branden, opgepookt door (sommige) waarnemers/journalisten/wielerfans die op basis van onsamenhangende gegevens direct foute conclusies trekken en losstaande prestaties als trends uitvergroten. In een bijna obsessieve poging om het dopingspook te verjagen wordt de naïviteit uit het verleden nu overgecompenseerd met geweldig kritische ‘Ben jij wel geloofwaardig?’-vragen. Alsof Froome zou antwoorden: ‘Ja, hoor. Ik heb geslikt.’ De lijn tussen gezonde/noodzakelijke argwaan en ongegronde/ongenuanceerde verdachtmakingen is vervaagd. Ook bínnen het peloton: een Vlaamse sportdirecteur beweerde op Facebook zelfs dat Froome op Alpe d’Huez toneel gespeeld had. Een hongerklop zou hem immers menselijker en dus minder verdacht maken… Belkinploegleider Nico Verhoeven liet vallen dat de Spanjaarden in de derde Tourweek opvallend fris waren, waarop Movistarmanager Eusebio Unzue de inzinkingen van Laurens ten Dam en Bauke Mollema verdacht vond.

Zulke wilde beschuldigingen helpen het wielrennen niet vooruit, maar dat wil niet zeggen dat we voortaan over doping moeten zwijgen, zoals Eddy Merckx en andere ex-renners durfden beweren. Natuurlijk moet ook en vooral de mooie kant van deze sport belicht worden, maar net door de omerta te doorbreken, zaken met een kritisch oog te benaderen en over concrete oplossingen/hervormingen te praten, is het dopinggebruik de laatste jaren ingedijkt en heeft (een deel) van de nieuwe generatie ingezien dat het anders moet. Alleen door die openheid kan de buitenwereld overtuigd worden dat er nu wel degelijk andere normen dan in het verleden gelden. Die discussie moet echter integer en met zin voor nuance gebeuren. Niet iedereen die een buitengewone prestatie levert, moet meteen als dopinggebruiker afgeschilderd worden als niets of niemand hem direct in verband brengt met verboden middelen.

Tot nu toe is dat bij Chris Froome het geval geweest. En dus is hem voorlopig het voordeel van de twijfel gegund. De feiten die op zijn zuiverheid (lijken te) wijzen zijn immers legio. Dat de Britse Keniaan in 2011, toen hij als tweede eindigde in de Vuelta, uit de lucht viel en ervoor nooit iets gepresteerd had, is bijvoorbeeld nonsens: in 2007 won Froome als onervaren derdejaarsbelofte met een compleet gebrek aan koersdoorzicht de vijfde, zware rit van de Giro delle Regione. In de sprint klopte hij Cyril Gauthier (nu prof bij Europcar), zes tellen later finishte… Bauke Mollema als vierde en Rui Costa als zevende. En in de tweede etappe had hij enkel Grega Bole moeten laten voorgaan, toentertijd wereldtop bij de beloften. Een jaar later eindigde neoprof Froome na drie weken Tour als 14e in de laatste, 53 kilometer lange, tijdrit naar Saint-Amand-Montrond, zonder ooit specifiek op die discipline te hebben getraind of in een windtunnel te hebben vertoefd.

Bobby Julich, de ex-trainer van Team Sky, herinnert zich ook nog altijd hoe hij in de winter van 2010 de voor hem onbekende Froome aan een fysieke test onderwierp en achteraf dacht dat zijn meetapparatuur verkeerd afgesteld was. Hij zag immers waarden van een potentiële Tourwinnaar… Froome gebruikte zijn immense krachtenpotentieel echter inefficiënt, door een gebrekkige stuurvaardigheid en te diep te gaan op de verkeerde momenten. Pas door daar lijn in te brengen, en nadat hij afraakte van zijn parasitaire bilharzia-infectie, begon de ster van de Afrikaanse Brit te rijzen. Dankzij ook de ‘marginal gains’-filosofie van Team Sky die met kennis uit het zwemmen en de ploegenachtervolging op de piste de vaak vastgeroeste trainingsmethodes in het wielrennen loswrikte en zo de fysieke bovengrens van eerst Bradley Wiggins en later ook Froome probeerde te verleggen.

Wegens de wattages en klimtijden die de Brit tijdens de afgelopen Tour neerzette, trok Antoine Vayer, een ex-trainer van Festina, parallellen met Armstrong, maar ook die vergelijking verwees een veelvoud van andere wetenschappers intussen naar de prullenmand. De geschatte, niet volledige juiste wattages, en bovendien afhankelijk van de omstandigheden, bleken in de loop van de Tour immers een normale, menselijke afname, en dus een patroon van vermoeidheid, te tonen. Zelfs voor een superman als Froome, zoals bleek op Alpe d’Huez en de klim van Annecy-Semnoz.

Nieuwe heerschappij?

Gezien de dominantie van Froome wordt nu al een nieuwe Merckxiaanse regeerperiode aangekondigd, een voorspelling die de Britse Keniaan zelf aanblies door te stellen dat hij “in elk aspect van het wielrennen nog progressie kan maken” en dat hij “ook de komende zes, zeven jaar de Tour wil winnen”. Of Froome, die al 28 is, zijn troon nog lang zal bezetten, hangt onder meer af van de progressiemarge van vooral de nieuwe wonderklimmer uit Colombia, Nairo Quintana (23), van andere veelbelovende talenten als Michal Kwiatkowski (23) en Andrew Talansky (24), van de verdere ontbolstering van Girowinnaar Vincenzo Nibali (28) en van de zoektocht van Alberto Contador en Andy Schleck naar hun vuurkracht van weleer.

Sommigen stellen zich de vraag of het gruwelijk zware trainingsregime van Team Sky, en het strikte dieet dat hij zichzelf oplegt, Froome niet zal uitpersen, maar door zijn late ontbolstering staan er op zijn 28e nog niet veel kilometers op de teller. En aan de liefde voor zijn vak en fanatisme is er ook geen gebrek. Als prototype van de perfecte Skyrenner leeft hij als geen ander het hele jaar met het oog op zijn wattagemeter.

Froome werd immers geen renner omdat zijn vader of buurman dat was, maar simpelweg omdat hij als puber in alle eenzaamheid, zonder voortdurend gepamperd te worden, dolgraag fietste in de vlaktes van Kenia. Daarin schuilt een enorme autonome motivatie die je ook aantreft bij Cadel Evans – de Tourwinnaar die opgroeide in de Australische outback.

Mede daardoor kan Froome als geen ander de bodem van zijn krachtenarsenaal opzoeken en is hij ook niet bang als hij er een keer alleen voor staat. Die onverstoorbaarheid bij een tegenslag demonstreerde hij onder meer in de Pyreneeënrit naar Bagnères-de-Bigorre toen hij zonder ploegmaats niet panikeerde. Of na de fameuze waaieretappe waar iedereen over een historische putsch sprak, maar de blanke Afrikaan, gezien de geringe schade (ruim een minuut), koel concludeerde: “Op de Ventoux neem ik minstens zoveel tijd terug als ik vandaag verloren heb.” Wat op de Kale Berg ook bleek…

Helemaal mentaal onwrikbaar was Froome echter niet. Zoals op de tweede rustdag toen hij ei zo na uit zijn rol van beleefde Britse gentleman viel na de zoveelste dopingvraag. En toen hij later ook toegaf hoe loodzwaar het was om de druk van de gele trui al vanaf rit acht te moeten torsen, al die tijd scherp te blijven en telkens weer de journalisten te woord te moeten staan.

De leeuwen en nijlpaarden kon Chris Froome vroeger in de Grote Riftvallei makkelijk afschudden, tijdens een survivaltocht op de fiets is hij onder zijn menselijke soortgenoten ook ’the fittest’, maar de toenemende aandacht en druk van de media – zeker in Groot-Brittannië – worden misschien wel zijn grootste vijanden. Als hij, met zijn emotionele vriendin Michelle Cound aan zijn zijde, ook dat obstakel overwint, dan zullen we nog vaker een Britse gentleman met schriele beentjes in Parijs op het hoogste podiumtrapje zien staan. Volgens Froome zal deze zege alvast de tand des tijds weerstaan. Hopelijk blijft hij beseffen dat hij als het gezicht van het nieuwe, cleane(re) wielrennen een verpletterende verantwoordelijkheid draagt.

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: IMAGLOBE

De toenemende aandacht en druk van de media worden misschien wel de grootste vijanden van Froome.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content