De topper tussen Noliko Maaseik en Knack Roeselare speelt zich zaterdag af op het ritme van de samba. Joao Paulo Bravo vs Kid-Gilmar.

Brazilië, dat is futebol en samba ! Maar ook volleybal, want na het voetbal is dat de tweede sport in het grootste land van Zuid-Amerika. Bij landskampioen Noliko Maaseik maakten ze vorig jaar al kennis met een Braziliaans toptalent, Joao Paulo Bravo, die in zijn eerste seizoen in België meteen Volleyballer van het Jaar werd. Vice-kampioen Knack Roeselare zorgde deze zomer voor de meest opmerkelijke transfer van het tussenseizoen door met Nascimento Texeira Kid-Gilmar, kortweg Kid-Gilmar, een gewezen Braziliaanse international naar West-Vlaanderen te halen.

Zaterdagavond staan Bravo (24) en Kid-Gilmar (33) in Maaseik tegenover elkaar in de eerste titanenstrijd van het seizoen. Niet dat ze elkaar voor het eerst zullen zien, verre van, want Bravo en Kid-Gilmar speelden in 2000/01 en 2001/02 nog samen bij Unisul, in het zuiden van Brazilië. Ook vorig seizoen, toen beiden naar Europa kwamen – Kid-Gilmar kwam in de Italiaanse A1 uit voor Verona – bleven ze contact houden.

Hoe was de rolverdeling toen jullie samenspeelden bij Unisul ?

Joao Paulo Bravo : “Ik stond in bewondering voor de ster Kid-Gilmar.”

Nascimento Texeira Kid-Gilmar : “O, niet waar ( lacht luid).”

Bravo : “Toch, Kid speelde als opposite en in receptie en volleybalde lange tijd voor de nationale ploeg. Ik heb veel van hem opgestoken, Kid was mijn leermeester.”

Wat zoal ?

Bravo : “Voornamelijk in receptie. Op training zweette ik als een beest toen ik telkens afwisselend rechts en links de receptie moest nemen. Bij hem leek alles vanzelf te gaan, zo van : ( staat recht en imiteert iemand die rustig en moeiteloos een bal onderhands passt).”

Kid-Gilmar : “Ach weet je, in een topploeg als Unisul leert iedereen van iedereen. Als ervaren speler kan je natuurlijk meer doorgeven aan een jongere dan omgekeerd.”

In jullie tweede seizoen samen bij Unisul bereikten jullie de halve finale van de play-offs…

Bravo : “( Pikt in)… En we verloren die maar erg nipt, voor 5000 toeschouwers. Jammer dat we de finale niet haalden, want die trok 22.000 volleyballiefhebbers. Voetbal blijft uiteraard de populairste sport in ons land, maar daarna komt volleybal.”

Hoe verklaar je die enorme populariteit van het volleybal in Brazilië ?

Kid-Gilmar : “De liefde voor de bal was er al, maar de grote doorbraak kwam er na de Olympische Spelen van 1992, waar Brazilië goud pakte.”

Je haalt de Olympische Spelen aan. Jij maakte die ook mee, in 2000 in Sydney. Je speelde als libero, hoe kwam dat ?

Kid-Gilmar : “In 1992 speelde ik nog als hoofdaanvaller en viel ik af voor de selectie, in 1996 kende ik dan weer problemen met papieren. Twee jaar later speelde ik een tijdje op de libero, nadat ik gedurende enkele maanden kampte met kniepijn die me verhinderde te springen. De bondscoach stelde me voor me op de liberopositie toe te leggen voor Sydney. Vandaar.”

Na Sydney gaf je er zelf de brui aan als international. Waarom ?

Kid-Gilmar : “De nationale ploeg traint erg vaak samen…

Bravo : “… Vaker dan de Belgische.”

( Algemeen gelach.)

Kid-Gilmar : “Ik wilde mijn zoon zien opgroeien. En als je met de nationale ploeg op trainingskamp bent of de World League of een ander toernooi moet spelen, lukt dat niet. Ik had ook niet langer een objectief, nadat ik al een keer de World League won en de Olympische Spelen meemaakte.”

Voor jou voorlopig nog een droom, Joao Paulo ?

Bravo : “Ik zou wat graag bij de selectie horen, maar op mijn positie telt Brazilië heel wat sterke volleyballers. Ik meet 1,92 m, terwijl de meeste van mijn concurrenten kunnen rekenen op redelijk wat centimeters meer. Dat vormt zeker een nadeel voor mij.”

Kid-Gilmar : “De meeste Braziliaanse internationals spelen in Italië. Die competitie geldt als uitstalraam voor Brazilianen die het tot in de nationale ploeg willen schoppen. Zeker als Joao Paulo dáár aan de slag gaat, zal hij een kans krijgen. Na de Spelen van Athene zal er veel veranderen Giovane, Mauricio en nog wel drie of vier anderen zullen aan de kant geschoven worden.”

Bravo : “Dat is fijn om te horen van de nieuwe bondscoach.”

( Algemeen gelach.)

Jullie hebben een verschillende achtergrond. Vertel daar eens wat over.

Bravo : “Ik ben geboren in Sao Paulo, maar toen ik acht jaar was, verhuisden we naar Primavera, op zo’n vijfhonderd kilometer van Sao Paulo. Het leven was er heel wat rustiger en veiliger dan in een Braziliaanse grootstad. Mijn ouders geven er nog altijd les lichamelijke opvoeding.”

Kid-Gilmar : “Ik ben afkomstig uit zo’n grootstad, Porto Alegre. Mijn ouders hadden het niet breed, waren zelfs arm. Mijn vader vond het maar niets dat ik voor volleybal koos. Hij zag volleybal als een sport voor vrouwen en mietjes ( lacht). De jongens in Porto Alegre in die tijd waren allemaal stoere binken die hun mouwen opstroopten om te werken, óf ze voetbalden. Uiteindelijk kon ik mijn ouders iets teruggeven voor de goede zorgen die ze me gaven. Ik kon dat doen dánkzij het volleybal. Zonder die sport weet ik niet waar ik terechtgekomen zou zijn. Ik durf er niet aan te denken. Telkens we mijn moeder gaan bezoeken, laat ik mijn zoon – mijn dochter is nog te jong om het te begrijpen – de wijk zien waar we vroeger woonden om hem te laten zien dat je niets zomaar krijgt in het leven. Hij moet beseffen dat niet iedereen zomaar een blikje cola krijgt van zijn ouders. Om hem die luxe te geven heb ik hard moeten trainen.”

Bravo : “Wil je bij ons uitgroeien tot een topvolleyballer dan heb je geen tijd om te studeren of te werken. Het trainingsritme ligt bijzonder hoog, van bij de jeugd al.”

Kid-Gilmar : “Klopt. Je moet keihard trainen en al de rest vergeten : studies, vrienden, alles.”

Bravo : “In de arme buurten krijgen de mensen vaak de kans niet om hun kinderen te laten studeren. Ze sturen ze dan maar naar een voetbalclubje met de hoop dat ze zich ontwikkelen tot een nieuwe Ronaldo. Maar hoe vaak lukt dat ?”

Jullie slaagden er wel in om via de sport hogerop te raken. Kan je de lonen van de Braziliaanse topclubs vergelijken met wat jullie in Europa kunnen verdienen ?

Kid-Gilmar : “In Europa kan je veel meer verdienen. Ik trok vorig seizoen nogal ogen : drie keer meer verdiende ik bij Verona dan bij een Braziliaanse topclub. Dat vormt vanzelfsprekend de belangrijkste reden waarom de Europese clubs zo gemakkelijk Brazilianen kunnen strikken. De clubs kunnen zich sportief verbeteren zonder al te veel geld uit te geven, wij kunnen ons financieel verbeteren.”

Ondervonden jullie geen aanpassingsproblemen bij jullie komst naar Europa ?

Bravo : “Nauwelijks.”

Kid-Gilmar : “Bij mijn komst naar België viel me vooral op dat alles uitstekend georganiseerd is, heel anders dan in Brazilië of zelfs Italië. Het is hier ook veel veiliger dan bij ons.”

Bravo : “In Brazilië moet je een groot hek of een muur rond je huis bouwen, hier kan je de ramen laten openstaan. Althans in de zomer ( lacht). Als er iets is dat ik mis, dan wel de Braziliaanse zomer, die rond deze periode aanvangt.”

Kid-Gilmar : “En churrasco !”

Bravo : “Ja, churrasco !”

En dat is ?

Bravo : “Geroosterd vlees.”

Kid-Gilmar : “Vergelijkbaar met een barbecue bij jullie. Maar dan beter, véél beter ( lacht).”

Terug naar het volleybal : hoe ligt de sportieve verhouding tussen het Braziliaanse volleybal en dat in deze contreien ?

Bravo : “In Brazilië speelden we twee of drie wedstrijden per week, hier maar één. Dat maakt een wezenlijk verschil uit.”

Kid-Gilmar : “In Italië speelden we ook meer dan een keer per week, maar zoals Joao Paulo daarstraks al aangaf, wordt er bij ons in Brazilië ook enorm veel getraind. Als gevolg daarvan spelen er nog nauwelijks jongens van mijn leeftijd of ouder. Die moesten allemaal afhaken als gevolg van allerlei kwaaltjes. Hier wordt dan weer kwalitatief beter getraind.”

Maar minder ?

Bravo : “Kid en ik praten er wel eens over en dan krijg ik de indruk dat wij toch wat meer trainingsuren afwerken dan Roeselare. Of dat een doorslaggevende factor was vorig seizoen, weet ik niet. Wat dan wel ? Goh, geen idee.”

Kid-Gilmar : “Joao Paulo Bravo ( lacht luid). Hopelijk kan ik dit jaar voor wat tegengewicht zorgen ( lacht).”

Hoe leven jullie naar de topper van zaterdag toe ?

Kid-Gilmar : “Naar een wedstrijd als die tegen Maaseik leeft iedereen nog net iets geconcentreerder toe dan naar een andere.”

Bravo : “Dat is wel zo, maar zoals het volleybal geëvolueerd is, met het rallypointsysteem, moet je elke wedstrijd serieus opnemen. Ook tegen Sankt Vith, ik zeg maar wat, kan je niet het terrein opstappen met het idee : we zullen die klus hier eens snel klaren.”

Kid-Gilmar : “Heel juist. Deze zomer volleybalde ik in Puerto Rico en we verloren er de play-offs van de halve finale met één puntje verschil. Eén puntje !”

Wat zijn de sterke punten waar Roeselare zaterdag mee kan uitpakken ?

Kid-Gilmar : “We kunnen wat meer variëren in de aanval dan het Roeselare van vorig seizoen. Ralph Bergmann maakte op mij een erg stevige indruk, zoals hij de bal heel hoog neemt in het midden. En de service van Frank Depestele kan een belangrijk wapen zijn waarmee we de tegenstander kunnen destabiliseren.”

Wat stelt Maaseik hier tegenover ?

Bravo : “Momenteel draait het ook bij ons aanvallend uitstekend. Op dat vlak boekten we zeker vooruitgang. Bij het begin van deze campagne sukkelde Michael Mayer met wat blesuurtjes, eerst zijn buikspieren dan zijn enkel, maar nu hij er doorkomt, merken we dat hij een versterking betekent voor het team.”

Zijn er ook dingen bij Maaseik die nog niet zo lopen als het hoort ?

Kid-Gilmar : “Aha, spreek ! ( Legt zijn oor ostentatief te luister.)

Bravo : “( Lacht.) Ik vind dat we nog wat meer moeten praten op het terrein, de communicatie kan beter. Er ontstaan soms misverstanden die niet zouden mogen.”

En bij Roeselare ?

Kid-Gilmar : “Het blessureleed waarmee we al af te rekenen kregen. Daardoor konden Frank en ik nog maar een drie-, viertal wedstrijden samenspelen. Logisch dan ook dat de chemie nog wat ontbreekt. Het échte Roeselare zullen we pas zien als we een tijdje met zijn allen samen kunnen trainen.”

Zowel Roeselare als Maaseik moesten dit jaar al een keer de duimen leggen. Allebei tegen Menen. Is er een derde kaper op de kust ?

Bravo : “Menen staat in elk geval nog een stuk sterker te volleyballen dan vorig seizoen. Tegen ons speelden ze een haast perfecte wedstrijd en nadien versloegen ze dus ook Roeselare. Het wordt opletten voor die ploeg.”

Kid-Gilmar : ( Knikt instemmend.)

Tot slot : binnenkort start de Champions League. Wat verwachten jullie ervan ?

Bravo : “We zullen op de toppen van onze tenen moeten lopen.

Kid-Gilmar : “Ik speelde nog niet in de Champions League, maar ik vermoed dat het is zoals de A1, waar je elke week een topwedstrijd krijgt voorgeschoteld. Ik kijk er alvast naar uit.”

door Roel Van den broeck

‘Ik durf er niet aan te denken waar ik zonder het volleybal zou staan.’ (Kid-Gilmar)’Ik heb veel van Kid opgestoken, hij was mijn leermeester.’ (Joao Paulo Bravo)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content