“Ik vind dat Marc Degryse zich in die negentien jaar voldoende bloot heeft gegeven.” Vooruit, nog één keer : de binnenkant van een van de beste voetballers die België gekend heeft.

“Wat ik was geworden zonder het voetbal ? Ik denk daar niet zo vaak aan. Als ik omkijk, is het om te genieten van wat voorbij is. Jezelf hoofdpijn bezorgen door te piekeren, daar schiet je niets mee op. Ik geloof dat je de dingen voor een groot deel zelf in de hand hebt, maar je kan niet alles bepalen. Willy Wellens beweert dat alles van tevoren uitgestippeld is. Dan hoef je toch niet meer je best te doen ? Er komt een leeftijd waarop je zelf je leven in handen neemt. En daarbij spelen de omstandigheden een rol, zoals je opvoeding.

“Ik voel me een zondagskind. Alleen al door het feit dat ik net als jij in België geboren ben. Je zal maar in Albanië of Palestina opgroeien, dan heb je sowieso een moeilijke toekomst. Wij leven in een paradijs. Een betere samenleving dan hier kan niet.

“Ik kwam later dan mijn leeftijdsgenoten in de echte wereld terecht. Zij waren vrijer, stapten sneller in het leven, terwijl ik heel streng opgevoed ben. Ik had respect voor mijn ouders en de leerkrachten, maar op een gegeven moment word je een klein beetje opstandig, ga je denken dat je het toch net iets beter weet. Als jonge snaak stap je in het profvoetbal in een volwassen wereld. Je trekt niet langer elke dag op met leeftijdsgenoten, maar met oudere collega’s. Als je op die leeftijd nog thuis in de beschermde wereld woont, zijn het je ouders die de regels bepalen. Terwijl je ze eigenlijk liever zelf wil maken : slapen als het kan, werken als het moet en feesten als het mag. Op die leeftijd is dat een ontdekkingsreis. Ik ervoer het voetbal nog niet als job, het was een dagelijks plezier, ook al kreeg ik er geld voor.”

oen ik met mijn ouders in het bureau van George Kessler zat, wist ik niet wat te doen, zij evenmin. Ik dacht echt niet : dit gaat lukken. Uiteindelijk besloten we om het twee jaar te proberen, maar al na één jaar tekende ik een nieuw contract, voor vier jaar. In het andere geval zou ik na mijn humaniora verder studeren, licentiaat of regentaat sport of talen. Onlangs nog zag ik een leraar van mijn laatste school, Sint-Lodewijks. Hij zei me dat hij me in mijn laatste jaar vroeg waarom ik niet wat beter mijn best deed voor de examens. Volgens hem antwoordde ik toen al dat ik profvoetballer zou worden.

“Met de mensen uit mijn schooltijd voor Club heb ik geen contact meer. Ik heb wat rondgezworven ook. Van de lagere school in Ardooie naar Izegem, en drie jaar later naar Brugge. Daardoor waren de banden nooit zo hecht als met jongens met wie je twaalf jaar op dezelfde school doorbrengt.

“Voor veel mensen speelt heel hun leven zich af in hetzelfde dorp. Zoals voor mijn ouders en mijn zus. Zij zijn even gelukkig als ik, maar ik ben gewoon blij dat ik, als jongen uit Ardooie, toch wat meer van de wereld heb kunnen zien dankzij het voetbal. Was ik leraar geworden, dan had ik toch een beperkter zicht op de wereld en het leven gehad. Althans : dat denk ik. Maar de basiswaarden die ik van thuis meekreeg, die heb ik behouden. Dat je respect hebt voor de mensen en hen behandelt zols je zelf behandeld wil worden. Maar het geloof dat daar aan vasthing, dat heb ik beetje bij beetje losgelaten door wat ik in het leven meemaakte.

“Uiteindelijk ben ik weer in mijn geboortestreek terechtgekomen. Rond Brussel had ook gekund, maar de roots trokken toch. Terugkeren naar Brugge gaf mij altijd een prettig gevoel. Niet dat ik heimwee had, alleen op het einde wel het verlangen om me ergens voor langere tijd te settelen. Als je een Amsterdamse naar hier krijgt ( Degryse’s vrouw Nicole komt uit Nederland, nvdr), moet het hier toch zo slecht niet zijn. Het kostte het me heel wat moeite om haar te overtuigen, maar ik woon graag dicht bij een stad. Op tien minuten tijd sta ik midden in de drukte. Maar hier vind ik rust. In het stadscentrum gaan wonen, is niets voor nu, met de kinderen. Misschien doe ik het wel als ik zestig ben. In Ardooie zou ik niet meer kunnen wonen, hoe goed ik het er ook gehad heb in mijn jeugd.”

f ik me Bruggeling voel, Vlaming of Belg ? Toen ik twaalf was, had ik geantwoord : Ardooienaar. Nu hou ik het bij Vlaming. Zonder daar verder in te willen gaan en er extreme gevoelens aan te verbinden.

“Als ik een pintje ga drinken in Brugge, wil ik wel eens dialect praten. In die taal ben ik overigens opgevoed. Maar op school leerden we wel algemeen Nederlands, zoals het hoort. Een leraar van toen vertelde me dat hij fier is dat je mij goed verstaat. Je goed verstaanbaar maken hoort bij het vak, vind ik. Net zoals ik het logisch vind dat ik de Franstalige media in het Frans te woord sta. We leven in een tweetalig land, maar op termijn zie ik het uiteenvallen. De tegenstellingen groeien. Dat is een vaststelling, geen wens, want we zijn al zo klein. Misschien wordt het hier zoals in Amerika, en noem ik mezelf over dertig jaar Vlaming én Europeaan.

“Toen ik bij Anderlecht kwam, voelde ik dat men mij als Vlaming bekeek. Ook al deed ik hard mijn best om met iedereen op dezelfde manier om te gaan, zonder vooroordelen. Dat je desondanks een stempel opgeplakt krijgt, vind ik jammer. Zelf beoordeel ik mensen niet volgens hun afkomst. Ik had, bijvoorbeeld, een hele goeie relatie met Philippe Albert. Ik let gewoon op de mens zelf, hoe hij in elkaar steekt. In het seizoen 1987/88 al ervoer ik in Brugge hoe heerlijk het is om succes en vriendschap te delen. Die boodschap laat ik ook bij GBA achter : probeer goed met elkaar overeen te komen, op en naast het veld. Het maakt het leven een stuk aangenamer.

“In Engeland was het heel moeilijk hechte banden te smeden, hoe goed ik het er ook had. Eén keer was er een Christmas party. En verder hield iedereen aan zijn privacy. Spelers gingen ook zelden bij elkaar thuis langs. Als je een ploegmaat wilde zien, ging je samen met hem in de pub voetbal kijken. Ik schoot het best op met spelers als Waddle en Des Walker, die op het continent hadden gevoetbald. De anderen zaten meer in hun Engelse wereldje. Toch zocht ik mensen op, probeerden we contact te krijgen : een keer naar de golfbaan, naar de pub.

“Ik ben geen eenzaat die in een hoekje gaat zitten wegkwijnen. Hoelang ik het op een onbewoond eiland zou uithouden ? Niet lang, hoor. Ook al omdat ik niet zo’n handige vent ben dat ik het mezelf een beetje comfortabel zou kunnen maken. Maar wat ik vooral zou missen, zijn mensen. Een paar uur alleen zijn vind ik wel prettig, maar één dag zonder mensen om me heen is voor mij al héél lang, zowat het maximum.”

oeveel goeie vrienden ik heb ? Misschien heb ik aan één hand net genoeg. Vooral uit het voetbal. Of ik ze echt ken ? Ik durf beweren van wel. Privé geef ik mezelf redelijk bloot tegenover vrienden en familie. In interviews zal ik dat niet zo doen. Bij Anderlecht heb ik een grens getrokken, zij het niet heel radicaal. Ik vind dat Marc Degryse zich in die negentien jaar voldoende bloot heeft gegeven. Het hoort erbij, ik vind ook niet dat men het mij op dat vlak lastig heeft gemaakt.

“Of ik graag bekend ben ? De eerste keer met je kop in de krant is leuk, maar na korte tijd al verdwijnt dat gevoel. Ik heb er leren mee leven dat ik bekeken word. Ik accepteer het, ik voel mij er niet opgewekt of slecht bij. Door het voetbal ben ik een BV, maar ik kan me voorstellen dat ik over een jaar al een stuk minder herkend zal worden. Als ik vijf kilo ben aangekomen en een jaar niet meer met mijn kop in de krant heb gestaan, verwacht ik wel een reactie in de trant van : jou ken ik ergens van, maar wie ben je ook alweer ?

“Ik zoek het niet op. Mij moeten ze niet vragen om in het huis van Big Brother te stappen. Dat doe ik nooit ! Voor mijn normen ging ik al redelijk ver door mee te werken aan het programma van Luc Alloo. Het was op het randje. Ik deed het vooral omdat ik Luc al langer ken en weet dat hij me respecteert. Tegen hem is het moeilijker nee te zeggen dan tegen een uitnodiging voor Klasgenoten die komt van iemand die ik niet persoonlijk ken.

“Ik speel niets. Ook al zal mijn imago in die negentien jaar wel bijgestuurd zijn. Van de vrolijke, onbezorgde jongen van Club naar een speler met zin voor verantwoordelijkheid bij Anderlecht, iemand die op het randje van arrogant balanceert. In het buitenland zat ik dan weer in de underdogrol. En naarmate het einde nadert, vindt men je weer sympathieker.

“Soms ben ik verbaasd over het belang dat wordt gehecht aan wat ik zeg. Ik zeg soms hele gewone dingen, die een extra dimensie krijgen waar ik zelf van schrik. Als een journalist op tv dezelfde analyse maakt als Cruijff, zullen de woorden van Cruijff toch een grotere impact hebben. Ook op mij, dat geef ik eerlijk toe. Omdat ik denk : Cruyff zal het wel weten. Zo denken mensen ook over mij. Zolang het over voetbal gaat, heb ik er ook wel verstand van. Maar over andere dingen is mijn mening slechts een persoonlijke indruk, niet dé waarheid.

“Meestal voel ik me zelfbewust, maar twijfelen mag. Door jezelf ook in vraag te stellen, blijf je alerter. Maar op momenten dat het moet, ben ik zelfbewust. Anders verlies ik een deel van mijn kwaliteiten.”

k heb duidelijk aangegeven dat ik in het voetbal wil blijven. Dat is een bewust signaal naar de buitenwereld. Ik hou van afwisseling, maar voetbal is het vak dat ik beheers. Ik ben er niet zo zeker van dat ik daarbuiten kan slagen. Ik ga niet in een zwembad springen en tijdens het duiken hopen dat het water hoog genoeg staat. Eerst zien dat er twee meter water in staat en zorgen dat ik goed kan zwemmen. Ik zou het pijnlijk vinden als ik tijdens het duiken moet constateren : dit had ik niet moeten doen.

“Ik vind het voetbal een mooie wereld. Ik ben niet iemand die nu cynisch gaat roepen dat het een enge wereld is waaruit hij weg wil. Het is een wereld die niet beter of slechter is dan de jouwe of die van de dokters of de bakkers. Mijn eerste reis heb ik gemaakt door het voetbal, met de nationale scholieren naar Nice – ik was vijftien en had nog nooit in een vliegtuig gezeten. Tijdens mijn vakanties in juli en augustus ging ik normaal tabak plukken bij de boeren. Samen met mijn zus, om een centje bij te verdienen.

“Door het voetbal is er een wereld voor mij opengegaan. Het heeft mij alles gegeven. Zonder het voetbal had ik niet zoveel luxe gekend, niet zoveel van de wereld gezien, en zou ik waarschijnlijk mijn vrouw niet ontmoet hebben. Daarom ben ik onverdeeld positief. Ik heb een optimistische kijk op het leven. Probeer altijd het goede in de dingen te zien, zonder blind te zijn voor de keerzijde.

“Op een dag zal ik er genoeg van hebben om thuis te zitten. Dan zal ik vanuit mijn gevoel aan de slag gaan. Staat mij niet aan wat er op mij afkomt, dan neem ik zelf wel het initiatief. Het liefst haak ik me toch vast aan een treintje, we zien wel of het dan een TGV of een boemeltreintje wordt. Ik stap in een nieuwe wereld : nu verkondigen dat ik het zelf ga bewijzen, zou getuigen van té veel zelfvertrouwen. Als een kind heb ik weer een hand nodig. Eerst weer leren stappen voor ik kan lopen, in de wetenschap dat ik af en toe wel zal vallen. Ik kan daar mee om. Met vallen en opstaan vind ik mijn weg wel.”

door Geert Foutré, ,

“Als een kind heb ik weer een hand nodig.”

“Ik heb een optimistische kijk op het leven.”

“Eén dag zonder mensen om mij heen is het maximum.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content