‘Je mag het me nog honderd keer uitleggen, enkel door aan het been van Wasilewski te voelen had ik de gruwel kunnen ervaren die jou overviel toen je die tackle zag.’ Op de blindentribune van Anderlecht volgen fans het voetbal door een pikdonkere bril.

In het tot de nok gevulde Anderlechtstadion begint Laurens met zijn hielen razendsnel op en neer te wippen. Door de grijze, draadloze koptelefoon hoort hij hoe nervositeit de stem van de commentatoren opjaagt. ” Lukaku gaat door! Hij nadert het strafschopgebied!” Laurens voelt hoe zijn papa naast hem zich klaarmaakt om recht te veren en schuift zelf ook iets naar voren op zijn oranje stoeltje. Hij heft zijn handen in de lucht, ter hoogte van zijn schouders, zoals een priester die zich tot God richt. ” De bal komt bij Boussoufa!‘” Laurens trilt als een espenblad. Hij hoort de decibels in het stadion zwellen. Het lijkt alsof hij twee vuisten wil ballen, maar halverwege blijven zijn vingers schijnbaar verkrampt steken. Zijn bevende handen zien er nu uit als die van een kind dat met ingebeelde klauwen een leeuw imiteert. ” Boussoufa trapt! … Ai, twee meter naast het doel. ” Laurens staat recht, klapt met opengesperde vingers en gaat dan opnieuw zitten. Hij belandt net op de scheiding tussen twee stoeltjes en schuift rustig naar het rechtse, dat van hem.

Tien jaar is hij. In de ban van voetbal en auto’s. Een eigen karaktertje, volgens zijn papa. Muzikaal, hij speelt piano. En sportief, tot voor kort deed hij aan atletiek, afgelopen zomer begon hij te surfen en ’s winters daalt hij graag al skiënd een rode piste af. Eén aspect onderscheidt hem van de andere kinderen in zijn klas: een oogaandoening. Laurens ziet maar drie tot vijf procent. “De staafjes en kegeltjes in zijn netvlies zijn niet volgroeid”, legt vader Gert De Smet uit.

‘Wat gebeurt er nu? En nu? En nu?’

Vroeger beschreef Gert altijd voor zijn zoon wat er op het veld gebeurde. “Maar hij kende vaak de namen van de tegenspelers niet”, zegt Laurens. Gert knikt: “En soms vergat ik door te vertellen, je bent tenslotte zelf ook aan het kijken. Af en toe viel er een goal uit de lucht voor Laurens. Nu hoort hij een doelpunt aankomen. Wij, zienden, schatten met onze ogen in dat een situatie gevaarlijk kan worden. De commentatoren van de blindentribune geven dat perfect weer in woorden. Bij gevaarlijke situaties beginnen zij heel snel te praten. Dat geeft adrenaline, de kick van de actie. Ik kon die spanning zo niet opbouwen.”

Net als Laurens bleef ook de 42-jarige Saïd Gharbi vroeger vaak op zijn honger zitten. Rond zijn zesde sloeg bij hem een netvliesziekte toe, het licht ging geleidelijk uit. Sinds zijn veertiende merkt hij enkel nog het verschil tussen dag en nacht op. Toch is hij al vijftien jaar professioneel danser en gaat hij met zijn blindengeleidehond Herold naar wedstrijden van Anderlecht. “Mijn schoonbroer vergezelt me vaak”, vertelt Saïd. “Vóór de blindentribune er was, beschreef hij wat er gebeurde, maar niet alles. Dat kon hij ook niet. Soms was hij zelf te erg geraakt door een emotie. En ik kon hem toch niet voortdurend lastigvallen? Als je de hele tijd vraagt: ‘Wat gebeurt er nu? En nu? En nu?’, dan krijg je nogal snel de indruk dat je de mensen verveelt, en dus zwijg je liever. Ik genoot dan maar van de ambiance.”

Het Jezusgebaar van Deschacht

Vier vrijwilligers, twee Franstalige en twee Nederlandstalige, zijn nu elke match paraat om specifiek naar blinden gerichte commentaar te geven. Dat is andere koek dan wat pakweg Peter Vandenbempt bij een radioverslag doet. Laurens: “Deze reporters vertellen álles.” Met een rode kap over zijn hoofd, luistert hij via zijn koptelefoon aandachtig naar de voortkabbelende wedstrijd. Achter oranje brilglazen draaien zijn lichtschuwe ogen soms ongecontroleerd weg. ” Saré komt vlak voor uw neus aan de bal, hij draagt vandaag heldere, felgroene schoenen. Hij passt naar Van Damme, die loopt net voor de reclameborden van Coca-Cola Zero. Van Damme is zijn geelgrijsachtige haar intussen volledig kwijt. Achter hem hangt een Tsjechische vlag in het vak van de bezoekende supporters. Die is voor Kucera van Roeselare. (opgewonden) Roeselare verovert de bal! Tanghe gaat door op links. Deschacht, met de gele aanvoerdersband rond zijn arm, gaat ernaartoe. Deschacht stopt Tanghe met een joekel van een tackle! Deschacht maakt zijn Jezusgebaar, hij heeft niks gedaan, vindt hij. Roeselare krijgt een vrije trap aan de overkant van het veld. De bal ligt zo’n 20 meter voor het doel van Proto, drie meter verwijderd van de zijlijn.” Laurens verkneukelt zich. “Ik kan de match nu even goed zien als de andere mensen, met mijn oren.”

Ook de 62-jarige Julien Deprez beleeft de wedstrijden tegenwoordig intenser. Hij werd op zijn tiende blind toen hij al spelend met een hamer, een nagel en een jachtkogel een steekvlam in zijn gezicht kreeg. Bart, een zoon van Julien, vertelt: “Mijn pa krijgt nu meer input tijdens een wedstrijd. Als vroeger de bal over de lijn ging, zei ik: ‘Bal is buiten.’ Nu hoort hij wáár de bal buitengaat, over welke panelen, waar hij belandt …” Julien knikt: “De commentatoren geven ook mee wat er vóór de wedstrijd gebeurt: dat iemand putjes in het veld opvult of dat de keeper eens naar de deklat springt.”

Saïd vindt die pietluttige weetjes superbelangrijk. “Details laten je de match ten volle beleven”, zegt hij. ( vol passie) “Als de tegenstander een vrije trap krijgt, wil ik Proto naar zijn verdedigers zien schreeuwen en wijzen. Als er een corner getrapt wordt, wil ik iemand de bal exact op dat witte lijntje zien leggen. Dan wil ik Boussoufa in zijn haar zien krabben en Deschacht zijn kousen zien optrekken. Ik wil die supporter zien die zijn T-shirt heeft uitgetrokken. Kleine onnozelheden, maar ze doen een match leven. Krijg je die niet mee, dan heb je als blinde soms de indruk dat er robots op het veld lopen. De reporter moet eigenlijk een blinde zijn die ziet, hoe debiel dat ook klinkt.”

Mosterd uit Nederland

Eén rij lager dan Laurens en zijn papa volgt een blinde zestiger enthousiast de wedstrijd. Hij draagt een zonnebril en richt zijn hoofd naar het grijze beton onder zijn voeten. Met beide handen klampt hij de koptelefoon vast die in zijn oren zit, als was dat het enige wat hem niet meer mag afgenomen worden. Een lach kerft fijne rimpels langs zijn kapotte ogen. Plots begint hij uit volle borst te zingen. ” Anderlecht, Anderlecht, Anderlecht champion! Olé, olé, olé …Maarten Luyts draait zijn hoofd en glimlacht. Die man zo bezig zien, daarvoor doen we het, lijkt hij te denken. Luyts, zelf niet blind, is de drijvende kracht achter deze eerste blindentribune in de hoogste klasse. Hij werkt bij vzw Intro. Die organisatie probeert evenementen toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. “Toen Kathleen Van Brempt nog minister van Gelijke Kansen was,” vertelt Luyts, “vroeg zij of we ook konden focussen op sportevenementen. Ik haalde de mosterd voor dit project bij AZ. De mensen daar hadden het idee op hun beurt opgepikt in Engeland, waar het systeem in de hele Premier League is ingebed. In Duitsland zijn er ook al bij 28 clubs blindentribunes.”

Luyts wilde het project van AZ imiteren. “Ik ging op zoek naar vrijwilligers die commentator wilden worden, naar materiaal en sponsors. Het verschil met het verhaal bij AZ is dat daar de blindentribune ontstond op vraag van de directie en dat wij in België als organisatie naar een club moesten stappen. We merken dat clubs hier zich nog altijd te weinig bewust zijn van hun maatschappelijke rol. Pas toen het plaatje zo goed als rond was, trok ik naar het Astridpark. Dan is het gemakkelijk om een club mee te krijgen, zeker als die in eerste instantie zelf geen financiële inbreng moet doen.”

Jeaahh!! Ooooh!!

Voor veel mensen blijft het raar, blinden die wedstrijden volgen en rechtveren bij een goal. Gepassioneerd legt Saïd uit dat het allemaal niet zo vreemd is. “Stel je voor dat je zoon afstudeert”, zegt hij. “Dat is geen visuele gebeurtenis. Toch brengt het iets in je teweeg: je voelt blijdschap. Die emotie vloeit voort uit iets wat je te weten komt. Hoe je dat te weten komt, via je ogen of via je oren, is van geen belang. Als er in het voetbal een goal gemaakt wordt, weet ik als blinde perfect wat dat wil zeggen. Dat heeft een gevolg: ik voel euforie. Dat resultaat, die emotie, is bij blinden en zienden exact hetzelfde.”

Voor een blinde is vooral dat emotionele van tel, benadrukt Saïd. “En de sfeer, dat fanatisme. Daarvoor wil je in het stadion zijn. Uiteindelijk geldt dat misschien wel voor iedereen. Als jij naar Anderlecht – Standard zou zitten kijken in de tribune met maar vijftig andere mensen rond je, zou die match voor jou ook al een stuk minder interessant worden, hé. Voor ons is die ambiance nog belangrijker. Wij hangen meer af van de andere fans dan van de spelers of de animo van de wedstrijd. Onbewust leggen de andere supporters ons het spel uit. Als plots iedereen ‘ Jeaahh!!” of ‘ Ooooh!!’ roept, weet je wat er gebeurt.”

Blinden beleven vooral emoties als er een goal is of als er bijna gescoord wordt, legt Saïd uit. “Een tegenspeler die aan een trui- tje trekt en een scheidsrechter die een strafschop niet fluit, dat is voor ons moeilijker te volgen. Of een zware tackle, neem nu die van Witsel. Jij hebt dat gezien, jij roept: ‘Godverdomme, wat steekt die uit?!’ Wij niet. Het voordeel is dat je als blinde nooit meegaat in de agressiviteit of de onbeleefdheid van bepaalde fans, anderzijds wijst dat er nog eens op dat je als blinde een wedstrijd nooit ten volle kunt beleven. Je mag het me nog honderd keer uitleggen, enkel door aan het been van Wasilewski te voelen had ik de gruwel kunnen ervaren die jou overviel toen je die tackle zag.”

Dwaas dug-outdak

Lukaku lijkt hard geraakt. Hij gaat geplooid liggen. Het medische team mag het veld op van de scheidsrechter. Twee man komt rond hem staan. Hij zit alweer. De andere spelers tanken bij. Lukaku stapt het veld af.” Met geplooide duimen duwt Laurens in zijn ogen, hij luistert geconcentreerd. Niet veel later breekt Boussoufa door op rechts, maar hij neemt de bal met de hand mee en dat heeft de scheidsrechter gezien. Boussoufa krijgt een tweede gele kaart. Laurens hoort het nieuws enkele seconden later, veert recht en tiert: ” BOEEE!!! BOEEEE!!!‘” Zijn vader geneert zich dood en trekt aan de linkermouw van zijn zoon. ” Ssshht, jongen.” Intussen druipt Boussoufa net voor de neus van Laurens af. Bij gebrek aan andere nog vrije plaatsen bevinden de zowat twintig stoeltjes voor blinden en hun begeleiders zich net achter de bank van de tegenstander. Rotplaatsen voor ziende mensen, het dak van de dug-out zit fenomenaal in de weg. Laurens deert het niet. Drie tot vijf procent zien, hoe zou dat eigenlijk zijn? Wat zie je dan? “De tribunes aan de overkant,” antwoordt hij, “dat afdak hier en het gras. Maar de spelers niet.” Zijn papa smaalt en fluistert achteraf: “Logisch dat je zoiets wil weten, maar voor hem is dat een heel moeilijke vraag. Ik wilde dat ook altijd per se achterhalen: ‘Hoe slecht zie je?’ Tot ik op een dag van hem een andere vraag kreeg: ‘Papa, goed zien, wat is dat eigenlijk?’ Vaak weet Laurens wat hij zou moeten zien. Soms stemt hij zijn antwoorden daarop af.”

Gert is heel blij dat de blindentribune zijn zoon nu toelaat om nog eens te zijn zoals de anderen. “Op school krijgt hij ’s maandags snel de vraag: ‘Ben je naar het voetbal geweest?’ Hij hoort erbij.” Dat laatste komt ook bij Julien sterk naar voren. “Op het werk kan ik nu beter mijn mannetje staan in gesprekken over voetbal”, zegt hij. Julien werkt bij de Vlaamse overheid, aan een infoloket. “Discussiëren over voetbal is plezierig”, lacht hij. “Ik vind het wel straf om na een match de reacties te horen van mensen in het stadion. Achteraf hebben alle supporters een andere versie. Wij zien dingen niet, maar blijkbaar zijn er veel supporters die ze ook niet zien, terwijl zij wel in staat waren om ze te zien. Als er een doelpunt gemaakt is waar een buitenspelgeurtje aanhing en collega’s trekken die goal tijdens een discussie in twijfel, dan kan ik er zeker van zijn dat het was zoals de commentators van Intro het zeiden. Zij zijn neutraal en hebben tv-beelden.”

Zo’n onvoorwaardelijk vertrouwen komt bij nog meer zaken kijken. “Mijn vrouw breide een dikke trui in de kleuren van Anderlecht,” vertelt Julien wat later, “ik heb een paars-witte pyjama, een sjaal … Maar het gaat om het idee, natuurlijk. Geef je me stiekem iets blauw-zwarts, dan zal ik dat niet weten. Uiteindelijk ga je om met mensen die je vertrouwt.”

Van Damme, ‘de zeehond’

Intussen nemen Anderlechtsupporters in het stadion doelman Sierens van Roeselare op de korrel. Laurens trekt snel de koptelefoon uit zijn oren om te horen wat ze zingen. Andere Anderlechtfans beginnen ritmisch te klappen. Laurens steekt de koptelefoon weer in zijn oren en doet mee. ” Saré maait de bal als een vallende buffel weg. Ondertussen is Van Damme geraakt, hij ligt voor uw neus als een zeehond op de mat.

Niet alleen om technische redenen – het bereik van de zendapparatuur -, maar ook om plaatsbepalingen te kunnen geven – zoals “voor uw neus” of “aan uw linkerzijde” – zitten de blinden gegroepeerd. Julien vindt dat maar niets. Hij wil niet meer plaatsnemen op de blindentribune, hij en zijn zoon hebben een abonnement voor stoeltjes in de buurt ervan. Het commentaar reikt nog tot aan zijn zitje en tegelijkertijd heeft hij geen last van het nadeel van de blindentribune: het slechte zicht voor zijn zoon Bart. “Je begeleider is geen fiets,” zegt Julien, “je zet die niet tegen een muur om hem na de match weer bij de hand te nemen.” De papa van Laurens wijst erop dat het stadion al bomvol zat vóór de blindentribune er was, dat de club dus niet veel alternatieven had. Hij vindt dit een goed begin.

“Ik gruwel ook van de term blindentribune“, gaat Julien door. “Geef dat blok gewoon een nummer zoals de andere. Wij moeten geïntegreerd raken in de maatschappij. Voor mij hoeft de blindentribune trouwens niet gratis te zijn, want dan voel je weer dat medelijden. We zijn geen dutsen. Ik betaal veel voor mijn stoeltje en ik wil dat zo. Ik ga werken als een ander en ik wil naar een voetbalmatch gaan als een ander. Met die koptelefoon op ben ik weer verschillend natuurlijk. Ik heb daar nog wat last mee. Maar goed, je oren zitten nu eenmaal bovenaan. Gelukkig is het winter, dan kan ik de kap van mijn vest opzetten.”

Saïd snapt de opmerkingen van Julien, maar tilt zelf niet zo aan die zaken. “Op termijn zou het wel fantastisch zijn, mochten blinden en zienden door elkaar kunnen zitten. Dán zal er iets geboren worden. Als een blinde naast een ziende zit, zal die laatste op den duur vragen beginnen te stellen en de blinde beter begrijpen. Dan zal hij snappen dat het voetbal niet alleen van de zienden is, maar ook van ons. Voorlopig blijft er een barrière. De mens is bang van verschillen. Spijtig genoeg.”

door kristof de ryck – beelden: reporters

“Ik wil Boussoufa in zijn haar zien krabben, Deschacht zijn kousen zien optrekken, Proto zien schreeuwen. Kleine onnozelheden, maar ze doen een match leven.

Saïd Gharbi”

“Ik ga werken als een ander en ik wil naar een voetbalmatch gaan als een ander.

Julien Deprez”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content