Geoffrey Claeys (33) speelde topvoetbal in België, Nederland en Australië. Momenteel volgt hij een oriëntatiecursus bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. Een monoloog recht uit het hart.

Geoffrey Claeys: “Ik wou eigenlijk al lang stoppen. Heel diep in mij wou ik al veel vroeger weg uit de profvoetballerij, maar het is niet gemakkelijk om dat los te laten.”De trainer van Melbourne Victory gaf mij een zetje toen hij mij in mijn tweede seizoen zei dat ik niet meer paste in zijn plannen. ‘Ik wil iemand anders proberen, iemand die snel en wendbaar is.’

“In de voorbereiding al voelde ik dat er iets in mij niet mee wilde. Normaal ben ik fysiek sterk en volstaan drie, vier weken om conditie en ritme op te bouwen, maar plots moest ik lossen tijdens een duurloop. Ik dacht: wat is er weer gaande binnenin mij? Je verdringt dat en doet voort, maar in de maanden na de pijnlijke boodschap van Ernie Merrick ben ik er mij meer dan ooit bewust van geworden dat ik in wezen al lang geen profvoetballer meer wou zijn.”

Leven op adrenaline

“Vijftien jaar profvoetbal deed ik erover om tot het besef te komen dat het niets voor mij is. Het spelletje op zich is leuk, maar alles er rond – alle aandacht, alle media, alle druk, alle kritiek – maakte mij angstig, krampachtig.

“Ik leefde op adrenaline. Al die tijd heb ik geprobeerd, hard mijn best gedaan, gevóchten om te voldoen aan de verwachtingen van anderen, om te beantwoorden aan dat beeld van profvoetballer. Eens houdt dat op.

“De laatste jaren had ik na een wedstrijd nog zelden een goed gevoel, zelfs al zei iedereen in de kleedkamer dat ik de beste van het veld was geweest. Zelfs al kwam Frank Vercauteren mij achteraf persoonlijk met mijn prestatie feliciteren zoals eens gebeurd is na een gelijkspel met Moeskroen in Anderlecht. Ik was er niet meer toe in staat dat zelf te voelen. Het gevoel van diepe vreugde, van intens geluk was mij vreemd geworden. Vandaag maakte ik prei met gehakt en bechamelsaus klaar en dat gaf mij een beter gevoel dan ik na een goede wedstrijd had.

“Mijn eerste jaar in Moeskroen is het begonnen. De laatste keer dat ik lichamelijke voldoening haalde uit een goede prestatie was na de thuismatch met Lierse tegen Bordeaux in de UEFA Cup. Daarna wou ik eigenlijk al weg uit het wereldje, maar ik was 26 jaar. Stop je dan met voetballen? Neen, dat gaat niet. Ik dacht er wel aan, maar ik kon goed voetballen, ik had een sterk gestel en ook nog altijd voldoende dynamiek om voort te doen. Dan doe je gewoon voort. Maar in Australië verdween die veerkracht volledig en dan breek je als de trainer je zegt dat er geen plaats meer is voor je in de ploeg.

“Ik nam het zeer sportief op. In Australië kreeg ik meer respect dan waar ooit en dan geef je dat die mensen ook gemakkelijk terug. Ik gunde Rodrigo Vargas, de jongen die op mijn plaats speelde, het succes. Hij is ondertussen Australisch A-international. Het was echt van harte, ik was even blij als hij. Ik voelde warempel weer vreugde. Het is zeldzaam in een wereld waarin er gelachen wordt met andermans miserie.”

De mens verstikken

“Eens terug in België kreeg ik weer een beetje adrenaline. Je bent weer thuis, je wil weer bij je maten zijn, overal naartoe gaan en je laat je overhalen. Uiteindelijk zeg je toe als de trainer van Torhout, met wie ik nog samenspeelde bij Cercle, je belt. Je bent nog niet sterk genoeg om te zeggen: ‘Neen, sorry, het is over.’ Plots sta je weer op een piëdestal en na een tijdje komt dat wurgende gevoel weer terug.

“Er zijn er die een kick krijgen van veel aandacht, maar ik werd er angstig van. Chapeau voor wie van zijn imago kan genieten, maar zelf ben ik daar te veel mens voor. Ik trok het mij allemaal te veel aan, hoewel ik dat niet toonde. Ik ben ook niet iemand die zijn pijn op anderen afreageert, zoals in deze wereld zo vaak gebeurt. Door uitgefloten, gekrenkt en vernederd te zijn, ga je een schild gebruiken, zodat je niets meer voelt. Zo kunnen veel mensen misschien leven, maar ik wou de mens in mij niet langer verstikken.

“Ik ben 33, ik hield het uiteindelijk nog lang vol. Veel heb ik er niet van kunnen genieten, want ik voelde mij niet vrij. Uitgaan en stommiteiten uithalen, dat waren pogingen om mij te bevrijden. Onbewust was het mijn manier om te zeggen: dit is niets voor mij, ik wil die aandacht niet, ik wil gewoon zijn. Het voetbal belette mij de gewone jongen te zijn die ik ben.

“De vrolijke Geoffrey, dat was een masker. In zo’n machowereld als de profvoetballerij mag je je niet kwetsbaar opstellen, want daar pakken ze je op. Daar laat je je binnenkant niet zien. Ik sloot mij af van mijn gevoelens, ik zat gevangen in mijn eigen gevangenis.

“Hoedje af voor Kristof Snelders. Hoe hij eind vorig seizoen op televisie zat te wenen na de wedstrijd met Lierse op Standard, waar in extremis een voorsprong van twee goals verloren was gegaan, hoe hij over zijn vrouwtje en zijn kindje praat,… Het is van een zeldzame puurheid in die wereld.”

Het rouwproces

“Ik begin mij stilaan weer mens te voelen. Als ik ’s ochtends opsta en het is koud, dan voel ik dat. Ik geniet ervan weer intenser, dieper te beginnen voelen. Als ik nu over straat loop, voel ik mij mens. Dat is zoveel beter dan toen ik voetballer was, och, jongens toch. Ga ik nu op stap en drink ik een paar bruine Leffes, dan is het genieten. Dan komen door de ontspanning plots niet meer een hoop onderdrukte gevoelens naar boven.

“Maar afscheid nemen van dat imago van profvoetballer gaat niet van vandaag op morgen als je al die jaren in de schijnwerpers hebt gestaan. Het gaat gepaard met een rouwproces. Aan de ene kant wil je er vanaf, maar aan de andere kant wil je het niet loslaten. Daar worstelde ik een hele periode mee. Pas nu begin ik beetje bij beetje los te komen van die krampachtigheid.

“Mijn ervaring is dat alles in het leven draait om dingen loslaten, ze een plaats geven en ruimte maken voor nieuwe dingen. Van alles wat je meemaakt, moet je afstand nemen. Liefdesverdriet, het voetbal, je werk verliezen,… Dat vraagt tijd.

“Ik was bezig met dat rouwproces toen ik terugkeerde van Australië, maar ik gaf dat imago weer een beetje voeding toen ik bij Torhout ben gaan spelen. Je weet dat het niet meer zal gaan, maar je probeert het toch. Het is uitstel. Uiteindelijk moet je toch weer de confrontatie aangaan.

“Het is belangrijk elk rouwproces aan te gaan, leerde ik. Jarenlang onderdrukte ik mijn verdriet en mijn woede. Dat mag je nooit doen.

“Symbolisch afscheid van het voetbal nam ik door een brief te schrijven aan mezelf. Afscheid van het voetbal. Het voetbal heeft mij veel gegeven, een transfer naar Feyenoord, maar ook vernederd… Ineens begon ik te blèten als een klein kind, de hele avond heb ik zitten wenen. Het is een duik in de diepte. Schrijvend krijg je contact met de ervaring, beleef je het en dan komt de emotie. Het is belangrijk dat je het toelaat, om je te zuiveren. Onderdruk je het, dan ben je weer bezig met strijden, met overleven in plaats van beleven. Tot je vroeg of laat breekt, dan moet je er toch door.

“Alles passeerde de revue. Beelden van Feyenoord, de pure liefde voor het voetbal die je plots intens voelt. Je bent weer aan het sjotten op het pleintje vlakbij je ouderlijk huis, onbevangen, tot het donker wordt. Je ruikt het gras, je ziet en voelt jezelf met je bal onder de arm naar huis terugkeren.

“Als kind was voetbal mijn leven, maar het eigenlijke spelletje is daar maar een onderdeel van, hé. Van Fernando Hierro, mijn idool destijds, las ik in een interview ooit het volgende: ‘Het verwerken van al wat je van media, supporters, trainers, bestuursleden en collega’s over je heen krijgt, is ook een talent dat je als voetballer moet hebben.’ Hij was er een meester in, ik werd er gek van, ik trok het me allemaal veel te veel aan. Hierro had ook zijn beperkingen als voetballer, hij was bijvoorbeeld niet de wendbaarste, maar toch had hij overwicht op alles en iedereen. De eenvoud die die vent uitstraalde, dat was onvoorstelbaar. Philippe Albert had dat ook.”

Zelfmoord in De Kuip

“Ik zie mij nog bij Cercle debuteren in de eerste ploeg. Ik was nog puur toen, ik had nog vlinders in de buik, maar plots is het heel snel gegaan. Feyenoord kwam me halen. Amai, zo’n stadion, vijftigduizend man, hoho. Ik was 21 jaar. Zelfmoord op dat moment, maar dat weet je dan nog niet. Vooraf ging ik met mijn vader eens kijken, zelfs in een lege Kuip dacht hij: moet Geoffrey hier spelen? Hij wist hoe ik in elkaar zat, hé, terwijl ik mezelf als mens toen nog niet kende.

“Toen is die krampachtigheid begonnen. Mijn debuutmath was tegen Grêmio, de kampioen van Brazilië … Jongens toch, ik werd geringeld langs alle kanten, en ook al een beetje uitgefloten. Het commentaar van Willem van Hanegem op televisie was ronduit vernietigend. Dan had ik al geen vlinders meer in de buik, hoor, toen zag ik de andere kant van de medaille. Maar wat moet je doen? Je moet erdoor, je kunt niet anders. Ik beleefde zeker supermooie momenten, maar mijn carrière was toch ook een lijdensweg, hoor.

“Ik ben er fier op dat ik de kleedkamer deelde met de besten van België. Philippe Albert, Enzo Scifo, Marc Degryse, Luc Nilis, Luis Oliveira, Lorenzo Staelens, Franky Van der Elst,… Fier ook dat ik bij Feyenoord met mannen als Ronald Koeman, Julio Cruz, Giovanni van Bronckhorst en Henrik Larsson in de ploeg stond en dat ik tegen Zidane en Ronaldo, op dat moment de besten van de wereld, speelde. Ik vond daar ook erkenning in, maar naarmate je ouder wordt, zeg je: ’t is toch dat niet, dat is toch niet mijn ware zelf.

“Het voetbal maakte mij rijk, maar niet gelukkig. Rijk aan ervaringen en rijk aan financiële middelen, ook omdat ik altijd verstandig met geld omgesprongen ben. Maar het leven bestaat voor mij niet alleen uit voetbal. Omdat ik geleefd werd door de buitenwereld, omdat ik naar anderen luisterde in plaats van naar mezelf, omdat ook thuis die voetbalfilm maar bleef draaien… Dus ben ik er definitief uitgestapt.

“Het belangrijkste in het leven is zelfkennis. Toen ik voetballer was, wist ik niet wie ik was. Nu voel ik mij min of meer wie ik ben, nu begin ik mezelf te ontdekken.”

Het echte leven

“De uitdaging is nu mijn tweede professionele leven te starten. Het echte leven, daar is het nu tijd voor. Met de bagage die ik in het voetbal verwierf, ben ik bekwaam de hindernissen in het echte leven te nemen. ’s Morgens opstaan, gaan werken, omgaan met collega’s en met de tijd. Nu voel ik meer verantwoordelijkheid. Als je op de lappen bent geweest, moet je ’s ochtends niet zeggen: och, ik zal eens in het massagebad liggen, ik heb geen zin om te trainen. Snap je ( lacht)? Dat waren dus allemaal signalen dat ik in die gevangenis zat en eruit wilde.

“Sinds ik gestopt ben met voetballen, is het contact met mijn ouders veel beter. Ik ben meer bereikbaar nu, want ik zit niet meer opgesloten. Wel ben ik enorm selectief geworden in wie ik in mijn leven toelaat. Ik ben open, toegankelijk, maar ik zeg: tot hier en niet verder.

“Ik geniet nu ook van de vrijheid om andere dingen te ontdekken, want als profvoetballer heb je enorm veel verplichtingen. Onlangs was ik een weekendje in Glasgow. Schitterend. Een Australische vriend speelt er bij een derdeklasser. Ik ben er ook eens een glas gaan drinken met Thomas Buffel. Eind deze maand trek ik voor een week naar Lapland en daarna hoop ik in Valencia Ronald Koeman eens te kunnen bezoeken. Vroeger kon dat allemaal niet.

“Ik ben 33 en heb nog een heel leven voor mij. Wat ik wil, is een job in de volledige anonimiteit, waar ik geen gebruik meer moet maken van mijn naam, van het imago van profvoetballer. Het voetbal zal altijd nog wel een plaats in mijn leven hebben, maar het zal niet meer mijn leven, mijn gemoedstoestand bepalen. Daarom word ik geen trainer, zelfs geen jeugdtrainer, ook al hou ik ervan die jonge gastjes bezig te zien. Daarom zal ik mij ook niet laten verleiden om ergens wat de pr te doen. Anders trap ik weer in de valkuil: weer de naam, weer de ex-profvoetballer. Vanaf nu is het de mens die telt.

“Geef mij maar een simpel camionnetje om vis, kaas of koffie rond te voeren naar klanten of om eten te brengen naar bejaarden. Dat is mij momenteel op het lijf geschreven. Zo kan ik het tegenovergestelde ervaren van in de spotlights te staan.

“Niets is zaliger dan jezelf te kunnen zijn.” S

door christian vandenabeele beeld christophe vander eecken / reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content