Na het vertrek van Phillip Cocu werd Timmy Simons (31) in 2007 kapitein bij PSV. Over een Belg die leiding geeft aan Nederlanders.
T immy Simons: “Leider zijn in Nederland is anders dan in België, net zoals zoveel helemaal anders is. Ze zijn hier mondiger en vragen zich bij alles af: waarom is het zo en niet anders? In andere landen nemen ze makkelijker iets aan. Vraag een Engelsman of een Duitser om 50 minuten te lopen, of drie uur, en hij doet dat. Nederlanders vragen dan: waarom? Je moet met goeie argumenten alles staven. Daar kruipt een pak meer energie in.
“De club verwacht van mij dat ik de boel bij mekaar houd. Dat is het laatste jaar vrij moeilijk geweest, vanwege verschillende strubbelingen. Spelers die ontevreden waren en dat in de pers gooiden, waarna het bestuur ook dingen ging zeggen. Heen-en-weergeschiet van beide kanten. Achteraf bekeken is het eigenlijk straf dat we nog kampioen werden. De misnoegdheid was soms terecht, de manier waarop ze werd geuit, nogal cru en ongelukkig. Anderzijds was het wel aan het bestuur om er wat mee te doen.
“Hoe vaak ik door het bestuur word gehoord, varieert. Eén keer per week, soms meer, soms ook minder, in kalme weken. Waar het gebeurt, varieert ook. Ze lopen voldoende op de Herdgang langs om ons te zien, maar als het ernstig is, gebeurt dat niet op het trainingscomplex. Dat je niet traint waar de hoofdzetel is gevestigd, was voor mij nieuw. Ergens maakt dat het wel rustiger. Ik heb niet het gevoel dat ze altijd aan het meekijken of controleren zijn.
“Ik heb als aanvoerders goeie leermeesters gehad. Harm vanVeldhoven bij Lommel, Gert Verheyen en Dany Verlinden bij Club Brugge en Phillip Cocu hier bij PSV. Ik heb goed gekeken hoe zij het invulden. Als je niet van nature iemand bent die graag een grote mond opzet of gaat roepen en tieren, moet je het op een andere manier trachten in te vullen. Dat heb ik van hen geleerd.
“Cocu speelde voor Barcelona, ik kwam van Club Brugge, natuurlijk ligt dat anders. Dan dwing je leiderschap af op een andere manier. Hoe langer je meedraait, hoe meer ze je prestaties kunnen zien en dan volgt het respect sowieso, aanvoerder of niet. Maar wat ook geldt, is: hoe langer je aanvoerder bent, hoe meer beslissingen je moet nemen, in samenspraak met trainer en bestuur. En dus ook hoe meer tegenstand je krijgt.”
Te hoge verwachtingen
“Een trainer verwacht van een leider dat hij zijn manier van spelen mee tracht te verkondigen en tijdens de wedstrijd ingrijpt als het ergens niet gaat. Wij proberen daar soms dingen om te zetten, al dan niet vooraf doorgenomen. Spitsen zijn niet vaak de aanvoerder. Ik denk dat het ook komt omdat middenvelders of verdedigers minder vaak worden gewisseld.
“Spelers verwachten van een aanvoerder dat hij soms tegengas geeft tegenover de trainer of het bestuur. Dat je iets tracht te veranderen. Dat lukt soms, maar niet altijd. Ik heb al trainers gekend die zo koppig zijn als een steen.
“Bijkomend gegeven nu is dat er meer en sneller wordt gewisseld van club. Als je wat langer samen bent en vier, vijf sterkhouders trekken aan één zeel, kan je ver komen. Vaak heb je nu echter te maken met een mengeling van buitenlanders, jongeren en spelers die ergens een eerste jaar zijn en nog niet zo mondig zijn, ze moeten mekaar nog leren kennen.
“Een leider moet niet altijd de beste op het veld zijn. Ik ben zelf niet iemand die een wedstrijd zal beslissen, heb minder invloed op het resultaat. Uiteraard zou het makkelijker zijn, mocht ik er elk jaar vijftien binnen schieten. Kan ik makkelijker dingen aangeven, en ook de media zullen er dan makkelijker mee omgaan. Maar het ís niet zo, ik ben een controlerende voetballer, in dienst van. Mijn indruk is dat men soms meer van mij verwacht, iets wat ik niet kan invullen. En dus geen goeie leider ben. In hún ogen. Ik ben ook niet iemand die alle problemen op straat gooit. Ook daarom denkt men snel: ‘hij is geen leider’ of ‘hij heeft weinig invloed’.” S
door peter t’kint
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier