‘Ik herinner mij nog goed …’ En: ‘Ik vergeet nooit …’ En: (lacht). Denk het er allemaal bij wanneer Herman Helleputte en Edy De Bolle herinneringen ophalen aan de verloren bekerfinale van Beveren SK tegen Club Brugge, vijf seizoenen geleden. En geniet van de anekdotes.

H erman Helleputte, trainer: “Doordat we er met Lierse dit jaar zo kort bij waren, zijn de herinneringen wel wat teruggekomen. Wat we hebben neergezet toen, was toch een hele prestatie. Anderlecht uitschakelen in de halve finales, je moet het maar doen.”

Edy De Bolle, assistent-trainer: “Dat we de finale verloren, had te maken met de filosofie van Jean-Marc Guillou. Hij wilde goed voetbal zien. Geen aan de tegenstander aangepaste tactiek, maar gewoon je spel spelen. Zijn spelers moesten in de kijker lopen, begrijp je? Arsène Wenger was er. Die kwam voor de spelers, niet voor de ploeg.”

Helleputte: “Voor Jean-Marc was een goede indruk belangrijker dan het winnen van die finale. Natuurlijk, wíj wilden wel winnen, maar dat kon ook op die manier, hoor. Op een bepaald moment stond het 2-2, het heeft er dus ingezeten. Maar Brugge was sterker. Stel dat wij ons hadden aangepast, hadden we vermoedelijk ook verloren.

“Het klopt wel, wat Sollied toen zei: tegen Beveren kon je het tactisch aanpakken. Ze laten spelen en toeslaan op de counter. Wij hadden immers geen echte verdedigers, dat wist Jean-Marc ook wel. Daarom stond er altijd een blanke in de verdediging. Zoals Stepanovs, een Let, of Kristof Lardenoit.

“Wij hoefden ons niet te schamen. Vergeet niet: Yaya Touré, Arsène Né en Yapi Yapo waren in de winterstop vertrokken. Het Beveren in die finale was al niet meer het beste Beveren.”

Champions League

Helleputte: “De coupe was alles voor hen. Daar maakten wij handig gebruik van de laatste weken: wie iets uitstak, deed niet mee in de coupe. Kwamen ze niet meer te laat, hoor. Zij wilden die beker winnen, meer dan Jean-Marc.”

De Bolle: “In Ivoorkust hadden ze nooit competitie gespeeld. Wel toernooien. Daarom vinden zij de beker of een toernooi belangrijker dan de competitie.”

Helleputte: “De dag van mijn 50e verjaardag spelen we in Moeskroen. We verliezen met 5-0. Een 5 en een 0, op mijn 50e verjaardag. Het is mijn slechtste herinnering, maar mijn beste dateert van diezelfde week. Drie dagen later schakelen we Anderlecht uit in de halve finales van de beker. Moeskroen kon hen gestolen worden, de beker was het enige waar die mannen mee bezig waren. Hugo Broos heeft zich daar nog kwaad om gemaakt, dat die Ivorianen een rustdag hadden gepakt tegen Moeskroen en zij wel voluit waren gegaan.”

De Bolle: “Die mannen konden een knop omdraaien als geen ander. Voor de match volle gas muziek, precies de Carré. Maar als de opwarming begon, concentratie. En nooit stress. Gingen we naar Anderlecht, zei Diallo: on va les balayer, we vegen ze van de mat. Precies of hij vertrok naar de Club Méditerranée.”

Helleputte: “En winnen of verliezen, ze verdienden evenveel. Premies kregen ze niet.”

De Bolle: ” Aruna zat vaak in Beveren. Van hem wisten ze wat ze bij Anderlecht konden verdienen als ze de finale haalden. Dus trokken ze naar Jean-Marc, maar die moest daar niks van weten. Afspraak was afspraak. Het was rap gedaan.”

Helleputte: “Hoeveel precies weet ik niet meer, maar ze vroegen een ongelooflijk bedrag. Ik weet nog dat ik zei: jongens, het is de finale van de Champions League niet, hoor.”

Vogels nabootsen

Helleputte: “Brugge was geïnteresseerd in Yaya. Ze hebben hem niet genomen, zogezegd wegens te duur, maar ik denk niet dat Jean-Marc hem had laten gaan.”

De Bolle: “Jean-Marc zou zijn spelers niet laten vertrekken naar een ploeg waar ze niet kunnen functioneren. Ik denk wel dat ze bij de technisch verzorgdere speelstijl van Anderlecht hadden gepast. Anderlecht was een begrip in Frankrijk in de tijd dat Jean-Marc zelf nog speler was. Daarom ook klikte het direct tussen ons (De Bolle speelde van 1972 tot 1975 voor Anderlecht, nvdr). Anderlecht is die Ivorianen nog komen scouten. Ze zochten een rechtsback, een doublure voor Deschacht op links, en Zetterberg ging stoppen. Ik zeg: ‘Pak Yaya, Eboué en Boka, maar snel of het is te laat.’ Ze durfden niet. Tja, het zou wel in orde zijn geweest: zulke spelers hebben ze nu niet, hoor.”

Helleputte: “Dat Boka het maakt in Stuttgart, vind ik het allerstrafste. Hij is 1,60 m en speelt als verdediger bij een Duitse topclub waar ze allemaal twee meter zijn. Qua instelling was hij een van de besten, samen met Eboué. Altijd goedgezind.”

De Bolle: “Liep altijd te fluiten. In Abidjan had hij zogezegd geleerd de vogels na te bootsen. En maar fluiten. Dis, tu vas arrêter maintenant? Ca suffit, hein! Trok hij zich niks van aan.”

Helleputte: “Op tijd komen was een probleem. Dus wij belden die gasten ’s morgens om te zien of ze al op waren. Hoe vaak is er toen niet een epidemie uitgebroken, Edy? Buikpijn, coach. Boka stond eens op mijn voicemail. Net dood! Ik heb dat berichtje lang bijgehouden. Hilarisch.”

De Bolle: “Ze konden ook vechten voor het minste. Diallo had pas zijn rijbewijs, maar was niet content met de wagen die hij kreeg. Zijn toeter ging niet. Stond hij klaar om die jongen van de club een paar patatten te geven. Voor een claxon! Een andere keer had hij een nieuwe witte broek aan. Bij het afruimen van de tafels moet Eboué een druppeltje op die broek hebben laten vallen. Olala!”

Helleputte: “Ik zie hem nog over die tafel springen. Romaric en een paar anderen probeerden hem van Eboué af te houden, maar Diallo’ke, dat was de sterkste van allemaal.”

De Bolle: “Die stak de breedte van het veld over met alleen salto’s. Ongelooflijk. Hij en Sanogo.”

Helleputte: “Was zo’n gevecht gedaan, waren ze weer uit elkaars bord aan het eten. Niks aan de hand.”

Vijf meter te hoog

De Bolle: “De dag dat de eerste Ivorianen hier aankwamen, waren ze met vijf: Péhé, Yapi, Arsène Né, Zézéto en Yaya. Oei, dachten we, Jean-Marc heeft scholieren gestuurd. Zo’n klein mannekes. Na één training was ons gedacht al anders.”

Helleputte: “Ik ben er wel fier op. Ze konden voetballen, dat is waar, maar ze hadden nog nooit een officiële match gespeeld. Eboué wist niet eens wat buitenspel was! Je moest er dus wel mee bezig zijn zodat ze in het weekend toch vanuit een zekere organisatie voetbalden. Op hun manier, maar toch.”

De Bolle: “Soms zit je bij clubs waar je denkt: oei, hier zijn er die niet eens een bal kunnen stoppen. Maar daar was het genieten, elke dag.”

Helleputte: “Je zag ons zo groeien. We boekten ook resultaten, zoals 0-4 op Antwerp en 7-1 tegen Lierse.”

De Bolle: “Een memorabele wedstrijd. Lierse bestond precies uit paaltjes. Van die match is nog een cassette gemaakt in Beveren om aan de supporters te verkopen.”

Helleputte: “Het was nog het Lierse met Emilio Ferrera. Die lieten normaal geen doelpunten binnen. Vijf meter te hoog gespeeld, zei Emilio achteraf.” (grijnst)

Bloemen eten

Helleputte: “Eén keer per week gingen we naar de fitness. Edy en ik deden daar tien minuten over te voet, maar gingen we met de ploeg, dan vertrokken we een halfuur op voorhand. Dat ging op z’n Afrikaans.”

De Bolle: “De traagste mens van de wereld, daar kan geen discussie over bestaan, dat is Arunina. Zo stilletjes die marcheerde: dat kan jij niet, dan val je om. Straffer nog: het was bijna áchterúitgaan. En de meest luie van allemaal, dat was Zézéto. Echt Guinness Book of Records.”

Helleputte: ” Stack, onze Engelse keeper, heeft hem eens op zijn gezicht geslagen omdat hij zo lui was.”

De Bolle: “Die mentaliteiten botsten. Vijf minuten na een nederlaag zongen die Ivorianen al en daar konden de Engelsen niet goed tegen.”

Helleputte: “Die Engelsen waren ook voortdurend aan het wedden. Tijdens een etentje zei Stack eens: ‘Ik wed voor 10 euro dat niemand die bloem durft op te eten.’ Hij had het nog niet gezegd of die bloem was op! Alcohol drinken deden die Ivorianen niet. Zei er één tegen Kaiper: ‘Ik wed voor 10 euro dat jij dat glas wijn niet uitdrinkt.’ Hup, leeg. Kaiper heeft er zo eens drie na elkaar leeggedronken waarna hij de rest van de avond alleen maar heeft overgegeven. Perte totale, maar hij had wel geld verdiend.”

Shirtje van Milan

Helleputte: “Ondanks dat we de bekerfinale verloren, speelden we toch Europees het volgende seizoen. Tegen Benfica, Stuttgart, Zagreb en de laatste match in Heerenveen. Op afzondering zorgden we er altijd voor dat de telefoons in de kamers afgesloten waren, maar in Heerenveen kon dat niet. Dus wij tegen de gasten gezegd: bel niet, want het is extreem duur. De dag dat we willen vertrekken, roept de receptioniste ons achterna. Er stond nog één rekeningetje open. Vierduizend euro! Van Zito, een centrale verdediger die niet veel heeft gespeeld. Bou-Sfia, die bij hem op de kamer lag, zei me achteraf dat hij in slaap was gevallen en toen hij

een paar uur later wakker werd, was Zito nóg aan het bellen. De club heeft elke maand een stuk van zijn loon moeten afhouden.

“De strafste was toch Romaric. We moesten naar Sint-Truiden en hadden maar net veertien spelers. Iedereen werd om elf uur op het stadion verwacht. Om halftwaalf nog altijd geen Romaric. De anderen wisten zogezegd van niks, tot het eruit kwam: Roma zat in Parijs. Bleek dat hij pas om twee uur met de trein aankwam in Berchem. Een supporter is hem daar gaan ophalen en om twintig over drie arriveerde hij in Sint-Truiden, nog altijd in het shirtje van AC Milan waarin hij na de laatste training was vertrokken. Goed, de wedstrijd lijkt op 0-0 uit te draaien en ik beslis om hem nog in te brengen, een minuut of tien voor het einde. Krijgen we een penalty in de laatste minuut. En wie pakt de bal? Romaric. We winnen met 0-1.

“Alles vergeten en vergeven, dacht hij, maar hij is toch mooi een paar weken ’s avonds moeten komen trainen. Boetes dat die gast heeft moeten betalen! Drie-, vierduizend euro was geen uitzondering.”

De Bolle: “Er werd eens een Ivoriaanse avond georganiseerd voor de supporters waarop alle spelers aanwezig moesten zijn. Romaric wilde niet. ‘Hoeveel is de boete?’ Hij betaalde vooraf en kwam niet. Prachtige kerel!”

Helleputte: “Een heel goed karakter. Maar je had er geen grip op.”

De Bolle: “Yaya was ook geen gemakkelijke. Stond er hem iets niet aan, stapte hij gewoon van het oefenveld. En dan mocht daar Guillou staan, niemand hield hem tegen. Yaya liep hem gewoon voorbij, naar binnen. Niks aan te doen.”

Frituur binnenwandelen

Helleputte: “Na de kerstvakantie keerde Romaric weer eens later dan de anderen terug. Plots stapt er iemand binnen en iedereen begint te lachen. Ik dacht: wie is dat? Ik keek nog eens. Was dat Romaric: op die twee weken was hij tien kilo bijgekomen. Ik herkende hem niet meer.

“Hij moest zich elke dag wegen tot hij onder de 87 kilo zat. Op een dag is het zover. De volgende dag wegen we hem: 91 kilo! Hé, Roma? Twee Red-Bulls gedronken, zei hij dan.

“Jean-Marc werd er gek van. Op een dag kwam er een Ivoriaan uit Frankrijk op stage, een ex-bokser. Jean-Marc liet hem bij Romaric logeren om hem in het oog te houden. Maar Roma viel niks af. Wij begrepen er niks van en die Ivoriaan nog minder. Wat bleek later? Romaric ging elke avond wandelen. Een luchtje scheppen, zei hij dan tegen die Ivoriaan. Wandelde hij recht de frituur binnen. Had hij tien euro, kocht hij voor tien euro. Had hij twintig euro, legde hij twintig euro op de toog. En hij at het allemaal op.

“Romaric kon alles. Je kon hem libero zetten, in de mandekking, op het middenveld, in de spits. En elke keer was hij de beste – maar nogmaals: Yaya en Yapi waren dan al weg. Yaya, die kon echt alles. En dat zeg ik niet omdat hij nu bij Barcelona speelt, iedereen wist het. Die speelde altijd juist goed genoeg. Zó relaxed. Haalde zijn tegenstander een 6, dan haalde Yaya een 7. Geen 9, dat deed hij alleen wanneer zijn tegenstander een 8 haalde. Maar dat hij het tot bij Barcelona zou schoppen, nee, dat had ik nu ook weer niet gedacht.” S

door jan hauspie – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content