Op het WK’58 zag Pelé amper donkere voetballers. Een halve eeuw later ziet het voetbal er heel anders uit. Slechts enkelingen verzetten zich nog tegen multiculturaliteit en migratie. ‘Ik wil niet dat Adnan Januzaj voor Engeland speelt. Wie hier vijf jaar woont, is nog geen Engelsman’, vond Jack Wilshere. Welkom op het WK van de twee m’en.

Soms staat succes ook in geschiedenisboeken voorspeld. We nemen u even mee naar het najaar van 2009. Van 24 oktober tot 25 november werd toen in Nigeria het WK U17 gespeeld. Slechts spelers geboren na 1 januari 1992 mochten deelnemen. In sommige landen, waar makkelijk kan worden gefraudeerd, is dat een beetje gewaagd, maar goed, dat was het reglement.

Weet u wie daar achtereenvolgens won van Mexico, Japan, Brazilië, Duitsland, Italië, Colombia én het gastland in de finale? Zwitserland! Straffe reeks. En weet u wie in die finale voor de enige goal zorgde? Haris Seferovic. Juist, dezelfde man die vorige week Zwitserland voorbij Ecuador loodste in de slotseconden.

Van de piepjonge ploeg van toen zitten er nu al drie in de nationale ploeg hier op dit WK: Naast Seferovic (Real Sociedad) ook Ricardo Rodríguez (Wolfsburg) en Granit Xhaka (Mönchengladbach). Het speciale van die drie is dat ze een bijzondere achtergrond hebben, al werden ze allen geboren in Zwitserland. Seferovic heeft Bosnische roots, Xhaka Albanese en Kosovaarse, terwijl linksachter Rodríguez van Spaans-Chileense afkomst is.

Vorige week kwamen we op de luchthaven van Guarulhos (São Paulo) drie Zwitserse supporters tegen. Teva, Kevin en Matthias. Fans van de Nati, op weg naar de match tegen Ecuador. We hadden het over ons beider nationale ploegen en wat een culturele melting pot ze zijn. Op hun voorbije WK hadden de Belgen Mbo Mpenza als enige kleurling, ondertussen is België een vrolijke mengelmoes. Zij knikten. De Zwitsers deden het twintig jaar geleden in de VS met Sutter, Chapuisat en Sforza, wat Duits, wat Frans, wat Italiaans, de traditionele mengeling. Nu kijken de Zwitsers naar namen als Behrami, Dzemaili, Shaqiri, Drmic, Xhaka, Gavranovic, Seferovic… “Ze hebben dan ook wat speciaals,” zeggen de fans, “talent gekoppeld aan afwerken. Ons zwakke punt vroeger: een goeie spits, creativiteit, dat vullen zij nu in.” Lukaku, Origi, Benteke… Het klinkt bekend.

Burgeroorlog

De Zwitsers ‘profiteren’, al is dat een trieste omschrijving zeggen ze zelf, van de oorlog in de Balkan tijdens de jaren negentig, toen Joegoslavië op een gewelddadige manier uiteenspatte. Talrijke families gingen op de vlucht, een deel settelde zich in Zwitserland. Daar werkten ze hard aan een nieuw leven. Het zijn hun zonen, allemaal stuk voor stuk geboren in Zwitserland in het begin van de jaren negentig, die zich nu doorzetten in het voetbal.

Is het een thema, hun afkomst? De supporters in koor: “Neen, niet voor ons.” Teva kent wel iemand die de familie van Xhaka kent. “Voor hen is het niet altijd evident, vanwege de druk van de familie. Die wil toch altijd liever dat ze voor het land van afkomst spelen. Veel van die ouders zijn minder goed geïntegreerd in de maatschappij dan hun zonen. Ik hoor dat het soms spanningen oplevert.”

Dat bleek in de voorbije voorronde. Zwitserland moest het in zijn groep opnemen tegen Albanië. “We wonnen zowel thuis als uit, en twee keer scoorde Shaqiri. Toen werden de spelers die voor ons kozen wél uitgefloten.”

Xhaka, ondanks zijn jeugd nu al een belangrijke pion op het middenveld, deed de voorbije jaren nochtans pogingen om zichzelf en zijn land zo goed mogelijk voor te stellen. Ja, liet hij noteren in interviews voor de duels tegen Albanië, hij was zich bewust van zijn rol als voorbeeld, ook om Albanië in een goed daglicht te stellen. Hij ijvert voor de onafhankelijkheidsstrijd van Kosovo. Maar hij is ook een Zwitser en wil met zijn nieuw land schitteren.

Dat is niet altijd zo, signaleren onze Zwitserse vrienden, die dezer dagen wat afgunstig kijken naar Kroatië en de prestaties van de nieuwe Barcelonamiddenvelder Ivan Rakitic. Teva: “Hij is geboren in Zwitserland, werd opgeleid bij FC Basel en speelde voor de Zwitserse U17, U19 en U21. Toen koos hij voor Kroatië. Dat zijn familie na die bekendmaking werd bedreigd door Zwitsers, daar kan ik niet mee akkoord gaan. Maar ergens wringt er bij mij toch iets.”

Of hun nationale ploeg symbolisch is voor de integratie van de ‘buitenlandse’ gemeenschappen? Toen we daar in eigen land eind vorig jaar naar peilden, zei Paul Beloy dat “er nog veel werk was en dat voetbal één ding is, maar een maatschappij nog wat anders.” Dat is ook zo in Zwitserland, knikken de drie.

In hun land is ongeveer een kwart van de bevolking (zo’n 23 procent) van buitenlandse origine. Dat zorgt naast rijkdom toch ook voor spanningen. Het mag voor de nationale ploeg dan wel een zegen zijn, voor sommige politieke partijen is het een vloek. In die mate zelfs dat de Schweizerische Volkspartei (SVP) een referendum kon afdwingen. Een kleine meerderheid (50,3 procent) stemde toen voor een strenger asielbeleid, een Volksinitiative gegen Masseneinwanderung‘. Onze vrienden komen uit het Franstalige deel van Zwitserland. “Daar werd het referendum nog massaal verworpen, met ruim 58 procent. Maar dat kon de toestand net niet ombuigen, het verschil was amper 20.000 stemmen.”

Vooral de Italiaanse regio (bijna 70 procent) stemde voor, en ook de Duitstalige. Verrassend, zeggen de drie, want: “De meeste emigranten in Zwitserland komen uit Duitsland. Maar zoals je ziet, staat het voetbal ook bij ons wat buiten de maatschappij.”

Historie

Zwitserland en België zijn wellicht de meest opmerkelijke voorbeelden, net als Frankrijk, waar het koloniale verleden meespeelt, én Algerije, dat hier aantreedt met een selectie waarbij 16 van de 23 spelers in Frankrijk werden geboren.

Het is geen nieuw gegeven in de geschiedenis van het wereldvoetbal, spelen voor een ander dan je geboorteland. Al sinds de jaren veertig/vijftig heb je sportmigratie. Een aantal van die migranten kwamen ook in de nationale ploeg van hun nieuwe thuisland terecht. Zo speelde Alfredo di Stéfano, van geboorte Argentijn, eerst interlands voor Argentinië. Toen de Argentijnse spelers gingen staken omdat ze wilden betaald worden voor het voetbal, trok hij naar Colombia, dat zich van FIFA-wetten niks aantrok en spelers wél fors verloonde. Di Stéfano speelde prompt vier interlands voor zijn nieuwe vaderland, al werden die nooit erkend vanwege de ruzie met de FIFA. Vervolgens voetbalde hij ook voor Spanje, toen hij bij Real Madrid speelde. Di Stéfano nam met Spanje zelfs deel aan het WK in 1962.

Dat mocht allemaal. Ferenc Puskas, een andere grote naam, speelde 85 keer voor Hongarije, voor hij tijdens de Hongaarse Opstand van 1956 van een Europese match met Honved in Bilbao profiteerde om in Spanje achter te blijven. Het zou zijn nieuwe voetballand worden.

Zuid-Amerika is een continent van migratie en dat bracht soms ook het moederland voordelen. Het team van Italië dat in 1934 wereldkampioen werd, telde drie Argentijnen en een Braziliaan. Eentje, Monti, speelde zelfs vier jaar eerder voor Argentinië de finale van het eerste WK. De coach van toen, Vittorio Pozzo, gebruikte toen de legendarische woorden: “Als ze voor Italië kunnen sterven (de drie moesten er hun militaire dienstplicht vervullen, nvdr), dan kunnen ze ook voor Italië voetballen.”

Een bekend Belgisch voorbeeld is Josip Weber. Die speelde in 1992 vier interlands voor Kroatië, hij maakte zelfs één goal. Twee jaar later was Weber de spits van de Belgen op het WK in Amerika (overigens zeer tot ongenoegen van de toen nog jonge Marc Wilmots).

Omdat de migratie (en de discussie omtrent speelgerechtigheid) alsmaar toenam, stelde de FIFA een regelgeving op. Sinds januari 2004 maakt men daarbij een onderscheid tussen de interlands bij de jeugd en de A-interlands. Als je vóór je 21e maar een officieel verzoek indiende, dan hoefde dat niet meer hetzelfde land te zijn. En pas als de interland een duel met inzet was, werd de keuze definitief.

De eerste die er officieel gebruik van maakte, was Antar Yahia, een Franse jeugdinternational die besliste om met Algerije deel te nemen aan de kwalificaties voor de Olympische Spelen in Athene. Geen twee maanden later moesten de regels al worden verstrengd en moest ‘een band’ kunnen worden aangetoond met het nieuwe vaderland. Qatar en Togo waren immers plots Brazilianen aan het naturaliseren om hun teams te versterken.

Concurrenten

Een bekend voorbeeld van jongens die wisselden van land zijn de broers Boateng, die zaterdag op dit WK opnieuw tegenover elkaar stonden. Michael Horeni, die werkt voor de Frankfurter Allgemeine, schreef er een boek over. Ze delen dezelfde vader, maar groeiden op in totaal andere omstandigheden, op een paar kilometer van elkaar in Berlijn. Wellicht bepaalde hun opgroeien voor een stuk hun karakter én hun keuze. Kevin-Prince is de oudste, de meest exuberante. Zijn vader liet zijn moeder al snel alleen met de kinderen, wat leidde tot een turbulente jeugd in de probleemwijk Wedding. Jérôme groeide op in Wilmersdorf, waar het leven beter was en er wel meer vaderlijke aandacht kwam. Het is gevaarlijk om het ene rechtstreeks met het andere te verbinden, maar in zijn boek doet Horeni het toch. Hij schetst hoe de ene, de bad boy, van zich af moest bijten om te overleven. En hoe dat zijn karakter vormde: meer impulsiviteit, uiteindelijk ook beslissend in de keuze voor Ghana, het ‘vaderland’, omdat Duitsland, waar hij alle jeugdrangen had doorlopen, hem plots niet meer selecteerde voor het EK U21 in Zweden. Khedira, Neuer, Özil, broer Jérôme: zij waren er allemaal wél. Hij niet. Prompt veranderde hij zijn landkeuze. Jérôme bleef Duitsland trouw. Hij is, zeggen de Duitsers hier die hem kennen, veel introverter, rustiger. De spits versus de verdediger, de impulsieve versus de rationele. Al is de bad boy van toen kalmer geworden, zeggen Duitse journalisten.

De broers Boateng zijn niet de enigen, elk land lijkt zo zijn ‘overlopers’ te hebben. Bosnië-Herzegovina treedt hier aan met Sead Kolasinac. Die speelde in zijn jeugd voor de Duitse jeugdelftallen, maar koos dan voor het land van zijn ouders. Sofiane Feghouli, de nachtmerrie van Jan Vertonghen, voetbalde bij de U21 van Frankrijk, maar koos dan voor Algerije.

Bij Iran voetbalt zowaar een Amerikaan. Steven Beitashour heet hij, geboren in Californië, spelend bij de Vancouver Whitecaps. Toen hij in 2012 goed bezig was, dook de Amerikaanse pers op zijn verhaal. Hij vond het een luxe, die twee keuzemogelijkheden. Zijn droom was Brazilië halen, hij kwam ervoor uit. De Amerikanen reageerden eerst. Jürgen Klinsmann riep Beitashour op voor een vriendschappelijke interland, maar gebruikte hem niet. Vervolgens reageerde de Iraanse coach Carlos Queiroz. Die speurde actief binnen de Iraanse diaspora naar voetbaltalent (naar schatting vier tot vijf miljoen Iraniërs leven buiten hun land). Op 5 oktober 2013 kreeg Beitashour een uitnodiging voor een kwalificatiematch tegen Thailand. Dat maakte, als hij accepteerde, de keuze definitief. Na twee dagen bedenktijd volgde een ja. In een interview met de NY Times zei hij dat hij zijn enige kans op een WK niet wilde mislopen. Een fan reageerde met: “He’s selling his soul for the World Cup.” Overigens werkt voor het team van Iran, dat geen diplomatieke banden heeft met de VS, ook een Amerikaanse verzorger. Sport en politiek zijn hier duidelijk gescheiden.

Ook de Chilenen hebben een leuk verhaal, signaleert een bevriend journalist van La Tercera. Miiko Albornoz geraakt hier voorlopig niet van de bank, maar het is een opmerkelijk verhaal. Chileense vader, Finse moeder, geboren in Zweden, daar zijn hele leven (23 is hij) gewoond, en opgeroepen voor de Zweedse U21. En toen dacht plots Chili aan hem. Op de persconferentie voor zijn eerste interland, in januari tegen Costa Rica, geraakte hij amper uit zijn Spaanse woorden en moest hij herhaaldelijk de hulp van een tolk inroepen. In de aanloop naar dit toernooi leerde hij nog snel de woorden van het Chileense volkslied.

Kritiek

Op elk WK zal in de toekomst die migratiegolf toenemen, de wereld is één groot dorp en voetballers reizen van hier naar daar. Sommigen blijft dat een doorn in het oog. Toen Adnan Januzaj furore begon te maken bij Manchester United, ging de Engelse pers zich over zijn status buigen. Januzaj is in Brussel geboren, heeft Albanees-Kosovaarse ouders, maar was via familiebanden ook een mogelijk Turks en Servisch kandidaat-international. En na vijf jaar Engeland kon hij ook een Engels paspoort krijgen. Jack Wilshere, middenvelder van Arsenal, vond dat allemaal maar niks: “Het is niet omdat je vijf jaar in Engeland woont, dat je ook Engels bent. De enigen die voor Engeland mogen spelen, zijn Engelsen.”

Ook de Kroatische pers schoot hier al met scherp naar een van de genaturaliseerden. Niet naar Eduardo, maar naar Sammir, de tweede Braziliaanse Kroaat. Voor hen verdient Sammir geen selectie, is die slechts een bewijs van de macht die Zdravko Mamic, voorzitter van Dinamo Zagreb, binnen de nationale ploeg heeft. Die wilde van Sammir een international maken om hem voor meer geld verkocht te krijgen. Dat lukte ook, hij speelt sinds januari voor Getafe. Hij komt er amper aan de bak, volgens de Kroaten geen toeval want Sammir geniet van het leven.

De Fransen met hun black-blanc-beurre weten het maar al te goed: als het loopt, zoals in 1998, dan is de multiculturaliteit een zegen. Valt het tegen, zoals in Zuid-Afrika en het fiasco van Knysna, dan zijn het de donkere jongens die de beurre hebben gegeten. Anelka en Evra werden toen als stakingsleiders aangeduid.

Geen toeval, zo signaleerde socioloog Stéphane Beaud in een column in de Franse krant Libération bij de start van dit toernooi. De meeste Franse voetballers komen uit de Parijse banlieue of uit migrantengezinnen. Als het slecht gaat, vindt de bevolking hen slechte Fransen, die de Marseillaise niet meezingen en hun trui niet nat willen maken. Dan beginnen ze te spotten met hun beperkingen qua beheersing van de taal, met de schrijffouten die ze maken in tweets.

Kortom: Beloy heeft gelijk. Sport is één, de maatschappij wat anders. Zie maar naar de recente verkiezingen en de winst van het Front National. Karim Benzema, Algerijnse roots en de held van het eerste duel van Frankrijk op dit WK, is al twee jaar de meest bekritiseerde Franse speler. Voor Benzema hangt alle respect voor hen samen met resultaten. Hij vat het thema zo samen: “Als ik drie keer scoor, maken ze van dat volkslied dat ik niet meezing geen probleem. Maar o wee als ik niet scoor.”

DOOR PETER T’KINT IN SALVADOR, FORTALEZA, BRASILIA EN BELO HORIZONTE

“Als ze voor Italië kunnen sterven, dan kunnen ze ook voor Italië voetballen.” Vittorio Pozzo

“Voetbal is één ding, een maatschappij is nog wat anders.” Paul Beloy

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content