Hij werkte tot nog toe vaak in de schaduw, oogt nonchalant en lacht veel. Daardoor zwermen er wat vraagtekens rond de naam van Stéphane Demol, de trainer van Charleroi. ‘Maar de internationale perceptie over mij is heel anders dan de Belgische.’

Zijn ogen blinken als hij in zijn vertellingen op het gelukkigste moment botst dat hij al meemaakte als trainer. “Mijn eerste jaar, bij toenmalig tweedeklasser Turnhout”, mijmert Stéphane Demol. “De samenwerking in de staf daar, ik weet niet of ik ooit nog zoiets zal meemaken. Waarschijnlijk is het ook omdat die start zo goed meeviel dat ik absoluut wou voortdoen.” Komend seizoen zoekt hij de chemie van weleer in de dug-out van Sporting Charleroi.

Geen ezel

De indruk leeft dat jij nu aan iets begint waar je heel lang naartoe werkte.

Stéphane Demol: “Terwijl dat niet klopt. Het is nu alsof ik voor het eerst een ploeg leid, maar ik werd al in 2000 trainer. Met Turnhout haalde ik direct de eindronde. Daarna trok ik naar Geel. Vervolgens trainde ik KV Mechelen, in de eerste klasse. Dat marcheerde super, maar de club ging failliet. In Griekenland won ik met mijn ploeg ( FC Egaleo, nvdr) tegen het Turkse Gençlerbirligi, waardoor we de groepsfase van de UEFA Cup bereikten. We belandden in een poule met Middlesbrough, Lazio Roma, Villarreal en Partizan Belgrado. Dan kun je toch niet zomaar zeggen dat ik een beginnende trainer ben?”

Hoofdtrainer zijn in de Belgische eerste klasse, stond dat niet al een tijdje weer hoog op je verlanglijstje?

“Helemaal niet. Ik ben heel blij dat ik terug ben, maar ik had evengoed elders aan de slag kunnen gaan. België stond zeker niet met stip genoteerd.”

Toch zei je al over het komende seizoen: “Als ik misluk, ben ik dood.”

“Ja, dat is wat zo’n beetje leeft bij de Belgen. Ze zeggen dat het mijn eerste kans is, of mijn laatste, want dat weten ze niet goed.

“Even geleden zond de VRT dat doelpunt van Platt ( David, Engelse middenvelder, nvdr) nog eens uit, in Engeland-België ( op het WK 1990, nvdr). We waren toen echt súper. Dan is iedereen positief over je. En ja, ik deed in mijn leven ook enkele stommiteiten. Daarna was ik iets minder goed. Ik kreeg kritiek, dikwijls met reden, vaak ook zonder. Nu is de algemene opvatting: we zullen eens zien of hij het kan.”

Proef je negatieve verwachtingen bij de buitenwereld?

“Ik ben geen ezel, hé. Ik weet wel wat er allemaal leeft, maar … ( stilte) Het zelfvertrouwen is heel groot.”

Ocharme?

De mensen weten misschien niet goed wat te denken omdat je al vaak wat op de achtergrond werkte. Vorig seizoen trainde je Ethnikos Achnas in Cyprus. Daarvoor was je drie jaar hulptrainer, één bij Standard en twee bij de nationale ploeg …

( onderbreekt) “Ik wou dat nooit worden. Ik ga het in het Frans zeggen: je suis passionné du coaching. Training geven op het veld, ja … Maar vóór de match iets vinden waarmee alles lukt in de wedstrijd, dát vind ik tof. En als het dan niet gaat zoals het moet: iets veranderen waardoor het wel loopt. Die dingen spreken me aan en miste ik bij Standard en de nationale ploeg. Daarom wou ik geen hulptrainer worden of blijven.

“Ten tweede is er het financiële aspect. Een hoofdtrainer verdient veel meer, dat gaan we niet onder stoelen of banken steken.”

Je zag die drie jaar als een investering, een aanloop naar iets groots. Dacht je dan vorig jaar niet: ik heb me zo lang voorbereid en nu moet ik ocharme naar Cyprus?

“Nee.”

Dat was wel de perceptie.

“Die stemt niet altijd overeen met de realiteit. Ik kan die perceptie wel begrijpen, of beter: ik weet dat ze er was. Maar ik voelde het zo niet aan.”

Hoofdtrainer zijn in België of in Cyprus, staat dat voor jou op hetzelfde trapje?

“Ja. Het niveau ligt er maximaal tien procent lager dan hier. De beste ploegen daar zouden hier in de top zes eindigen.”

Stoorde de perceptie je?

( direct) “Nee. ( korte stilte) Misschien een klein beetje, maar niet om van wakker te liggen. Ik heb al zo veel werk, als ik me daar ook nog eens mee bezig moet houden …”

Dat wordt natuurlijk makkelijk ge-zegd …

( onderbreekt) “Nee, ik zeg je dat het wel een beetje frustreerde. Maar moet ik dat belangrijker vinden dan mijn werk? Moet ik daar al mijn energie insteken? Nee, ik zal dat via mijn job wel wegduwen. Dat meen ik. Zo zit ik in elkaar.”

Kolommetje past niet

Je kreeg in Cyprus weinig bezoek van de Vlaamse pers. Voelde jij je daar een beetje vergeten?

“Half en half. Niet echt, omdat ik het ook kan begrijpen. Het Griekse voetbal wordt hier al jaren niet meer echt gevolgd. En Cyprus, dat is nog veel verder. Daar krijg je ook nooit beelden van.”

Anderzijds ben jij geen nobody, maar een voormalige assistent-bondscoach.

“Waarschijnlijk is het moeilijk om in de kranten bij het buitenlandse voetbal een extra kolommetje te zetten. Cyprus past niet in het plaatje.

“Ik zou eens met jullie willen ruilen. Ga eens een jaar naar Griekenland en neem daar een job aan als trainer. En ga eens een jaar naar Cyprus. Alleen, laat je drie kinderen en vrouw hier. En kom dan terug met dezelfde resultaten als ik.

“De personen binnen de voetbalwereld die alles heel goed volgden, dat zijn zij die me nu de kans geven hier. De mensen die dachten: misschien is die Demol toch wel goed, die hielden me in het oog. En ik spreek niet enkel over Charleroi. Dat geeft mij een enorme voldoening en is honderdduizend keer meer waard dan de perceptie.”

Je hebt onnoemelijk veel goesting om nu ook hier eens te tonen dat je het kan.

“Ja, maar ik ben geen tovenaar. Ik heb nu maar één ambitie en die is klaar en duidelijk: volgend jaar kunnen bijtekenen bij Charleroi. Dat zou willen zeggen dat alles goed was: het werk, de relaties, …”

Je zei al dat de verwachtingen buiten de club hoger liggen dan die binnen de club, maar je wekt de indruk dat vooral de verwachtingen bij jezelf heel hoog liggen.

“Ik voel mij klaar, zelfs om al hoger te mikken dan Charleroi. Maar ik ben heel blij dat ik hiermee kan beginnen. Een Waalse krant schreef over mij: Il est motivé à 1000 %. Dat vat alles samen.”

Ronde cirkel

Dat je de lat zo hoog legt voor jezelf …

( onderbreekt) “Ik zou graag als trainer dezelfde carrière maken als als speler. Dat wil zeggen dat ik ook nog Standard, Anderlecht, Toulouse, Bologna en Porto moet trainen.”

Heb je als trainer evenveel talent als als speler?

( stilte) “Ja. ( stilte) Punt. Geen uitleg.”

Je stelt je zo erg in op deze uitdaging bij Charleroi dat een mens zich afvraagt: wat als het misloopt? Ga je dan op het mentale vlak niet instorten?

“Dan ga ik iets anders doen. Binnen of buiten het voetbal, dat hangt af van de mate waarin het mijn eigen fout was. Het zou wel een ontgoocheling zijn, maar niet het zwarte gat.

“Maar het zal niet gebeuren. Ik hou daar in feite geen rekening mee. Nogmaals: het zelfvertrouwen is heel groot.”

Je zei ook al eens dat je als trainer wil doorgroeien naar het hoogste. Het hoogste, wat is dat voor Stéphane Demol?

( stilte) “Ik weet wat ik wil zeggen, maar ik weet niet of ik het wil zeggen. ( lange stilte) Het is een vraag die mij dubbelzinnig doet nadenken, want het hoogste als trainer is: Barcelona, Real Madrid … Maar daar zit ik niet met mijn gedachten. Voor mij persoonlijk … Na twee of drie jaar Charleroi naar boven, in België of het buitenland, en dan afsluiten waar ik begonnen ben ( hij startte zijn profcarrière als speler bij Anderlecht, nvdr), opdat de cirkel rond zou zijn. Dat is mijn wishful thinking.”

En bondscoach worden?

“Nee, dank u wel.”

Het spreekt je niet aan?

“Nee, dank u. Wel van een Afrikaans land.”

Waarom? Wat is het verschil?

“Dat het daar zwarten zijn en hier niet. ( stilte) Je moet zo niet kijken, ik ga niks anders zeggen.”

Bondscoach zijn van België, heeft dat veel charme?

“Normaal gezien wel, maar ik maakte het vanbinnen mee en dan antwoord ik: nee.”

Komt daar meer uitleg bij?

“Ik denk dat dat al straf genoeg is.”

Vercauteren mag nu even zijn gang gaan. Denkt Sté-phane Demol dan niet: ik had daar ook kunnen zitten?

“Nee, want het was niet wat ik wilde.”

Smalle straat

Wat vind jij belangrijk als hoofdtrainer?

“Dat je geloofwaardig overkomt tegenover je spelers. Je kunt hen niet de eerste dag ‘a’ zeggen, de tweede dag ‘b’ en de derde dag ‘c’. Zo delf je je eigen graf. Dan vraagt je team zich af of je het zelf nog wel weet. Je moet hopen dat je op de goede weg bent met wat je in het begin verkondigt, want die richting hoor je aan te houden.”

En je kan niet de hele route vooraf uitstippelen.

“Juist.

“Ik wil geen lijn volgen, maar een straat. We zijn met meer dan twintig spelers en drie à vier coaches. Dan is een lijn veel te smal, je kunt niet allemaal hetzelfde doen. Via een straat kun je al samen ergens naartoe. Neem je een autosnelweg, dan kom je mogelijk ook nog allemaal aan, maar dan zijn er over wie je geen controle meer hebt en van wie je niet weet waar ze allemaal uithangen.”

Mag die straat voor jou redelijk smal zijn? Je bent als hoofdtrainer naar het schijnt heel streng.

“Toen ik Turnhout trainde, kwamen we in Halle eens uit een restaurant. Bruno Versavel rookte ergens in het geniep. In Halle wonen al mijn vrienden. Enkelen onder hen zeiden tegen Bruno: ‘ Allee, je doet dat zo in het geheim. Stéph zal daar toch geen opmerking over maken? Dat is toch een toffe gast?’ Hij antwoordde: ‘ Oee, mocht hij het zien … Als we gewonnen hebben, is dat een supergast. Maar voor de rest …’ Zoiets getuigt van respect. Ik wil niet met iedereen kameraad zijn. Dat kan niet. Ik hoop dat ze over mij zeggen dat ik heel hard ben als het over het werk gaat, maar dat ik nadien wel een goede vent kan zijn.”

Hoe grijp je in als je hoort dat een van je spelers rookt?

“Ik vernam dat toen pas drie of vier weken nadien. Als ze het me direct gezegd hadden … Ik wist dat hij rookte. Het mocht niet op momenten dat we allemaal samen waren. Dat was toen niet zo.

“Bij Porto en Anderlecht had je indertijd vijftig procent rokers. Dat was geen probleem. Maar goed, de tijden zijn veranderd. Dat wordt niet gedaan als je een professionele sportploeg bent en met de hele groep samenzit.”

Zou je er nu nog geen probleem mee hebben als een van je spelers zou roken in het geniep?

“Nee, ik zou daar geen probleem mee hebben. Ik zou hem proberen uit te leggen dat het niet goed is. Maar het is toch zijn probleem, niet het mijne? Als iemand dat buiten het voetbalmilieu wil doen, keur ik dat zeker niet goed, maar pffff …”

Ben je er dan niet van overtuigd dat roken zijn prestaties op het veld negatief beïnvloedt?

“Nee. De grootste roker onder de voetballers die ik gekend heb, is Juan Lozano. Dat was misschien ook de beste voetballer in België.”

Waarom vind je het belangrijk om streng te zijn?

“Eigen ervaring.”

Omdat je zelf beter presteerde onder strenge trainers?

“Exact.”

‘Dat is gaaf!’

Je zegt vaak dat je werkt als er gewerkt moet worden, maar dat je ook heel graag lacht. Soms lijkt het alsof jij je minder serieus en intelligent voordoet dan je bent. Is dat een strategie?

“Het is geen strategie, maar gewoon een gevolg van een zekere intelligentie, hoop ik. Normaal gezien ben ik altijd honderd procent voorbereid als ik ergens aankom, voor een training, een match, een interview … Ik lach graag en kan dat doen, omdat ik mij op voorhand klaarmaak.

“Toen ik op de trainersschool zat, gingen we met Raymond Goethals ooit naar een match in La Louvière. Iedereen noteerde elk detail. Ik had vooraf bedacht dat ik niks zou opschrijven, maar alles zou onthouden. Tijdens de rust roept Goethals: ‘ Eej lange, hoe zit het? Schrijft gij niks op?’ Ik zeg: ‘Trainer, wat moet ge weten?’ Hij: ‘ Jommo, die anderen schrijven alles op, wie waar staat bij de corners bijvoorbeeld.’ Ik antwoord: ‘Ja, de 13 trapt de hoekschoppen, de 16, 18, 2, 3 en 4 staan daar en de rest blijft achteraan. Ik weet dat toch? Ik moet dat toch niet opschrijven?’ Goethals: ‘Dat is gaaf!’ ( lacht) Dat is zo iets waarop ik me had voorbereid, ik wachtte op zijn vraag.

“Als ik thuiskom, is mijn werk niet gedaan. Ik ben dan nog lang bezig. En ik probeer ervoor te zorgen dat ik niks meer te doen heb als ik de volgende ochtend weer vertrek. Dan mogen ze mij vóór de training vragen wat ze willen, kom ik heel los over en lach ik. Waarom kan dat? Omdat alles al klaar is.”

Je gebruikt het dus soms bewust, dat ruikt toch naar strategie?

“Het is alleszins niet zo bedoeld, het is gewoon mijn manier van zijn. Ik heb graag dat de dingen in orde zijn. Als je nu met mij mee naar huis zou komen, zou je zien hoe op mijn bureau geen balpen schuin ligt. Dat is helemaal niet het beeld dat de mensen van mij hebben. Zij die met mij al samenwerkten, weten dat wel. Dan kom je weer uit bij die perceptie. Maar wie moet ik overtuigen? De buitenwereld of de mensen die met mij werken?”

Kan deze perceptie je wel gestolen worden?

“Ik kan niet zeggen dat ze me niet stoort. Misschien is nu het moment aangebroken om daar een kleine draai aan te geven.”

Want een trainer moet zichzelf verkopen en daarbij speelt het beeld dat over hem bestaat een rol.

“Maar de internationale perceptie over mij is heel anders dan de Belgische. Bij die eerste sta ik veel hoger gerangschikt.”

En dat is wat telt?

“Dat is wat zal tellen.”

Praten we hier over het verschil tussen mensen die zich hullen in de Belgische kneuterigheid en mensen die in het buitenland speelden en weten dat de wereld groter is dan dit landje?

“Juist.”

Papiertjes over Jenei

Wie is je voorbeeld als trainer?

“Niemand.

“Als je me vraagt wie de beste was die ik ooit kende, moet ik twee namen geven. Bij de jeugd van Anderlecht speelde ik onder Pierre Hanon. Als je jong bent, denk je nogal snel dat je alles weet. Als hij je dan toont dat hij meer weet dan jij, moet je plooien en hem volgen. Heel belangrijk.

“In Griekenland had ik Emerich Jenei als trainer toen ik bij Panionios speelde. Die maakte héél veel indruk, op alle vlakken. Als we op training een speciale oefening deden, noteerde ik die. Dat moet ik onthouden, dacht ik toen, je weet nooit dat ik zelf ooit trainer word.”

En die papiertjes heb je nog?

“Ja. Bij Charleroi begin ik straks de eerste training met iets uit het buitenland, een oefening die in België niet gedaan wordt. Om eens wat anders te doen.”

Je wil een beetje indruk maken?

“Niet een beetje.”

En laten voelen dat je meer weet dan je spelers, doe je dat ook?

“Als dat past, zal dat passen.

“In de zes jaar dat ik al hoofdtrainer was, werkte ik nog nooit met een speler die op een hoger niveau gevoetbald had dan ik. Ik denk dus … que je mérite le respect.”

door kristof de ryck – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content