Zondag om 14 uur is het weer Mechelse derby. Ook al is het slechts derde klasse, het Scarletstadion zal vollopen. ‘Het voetbal in Mechelen is relatief gezien populair, maar de uitstraling is beperkt.’

Leuven, Sint-Niklaas, Turnhout, Hasselt : het zijn geen voetbalsteden zoals een in omvang en uitstraling vergelijkbare provinciestad als Mechelen dat is. Dat loopt dit weekend weer uit voor de derby tussen Yellow Red KV Mechelen – sinds de vereffening van december 2002 de nieuwe naam van de gevallen eersteklasser – en Racing Mechelen. Dertienduizend toeschouwers worden er verwacht in het Scarletstadion, zoals het stadion achter de afgebroken kazerne voortaan naar de hoofdsponsor heet, en dat is veel voor een wedstrijd in derde klasse. Als Anderlecht en Club Brugge niet thuisspelen, haalt zelfs geen eersteklasser dit aantal.

“De verklaring voor die populariteit is zowel historisch als politiek”, zegt Trudo Dejonghe, die hier als geo-graaf en sporteconoom onderzoek naar verrichtte. “Mechelen kan als één van de aanvangskernen in het voetbal beschouwd worden ( getuige daarvan de stamnummers : 24 voor Racing, 25 voor KV, nvdr). Het ligt op de as Brussel-Antwerpen, waar het voetbal in België eigenlijk ontstond, samen met Luik, Verviers en Brugge. In tegenstelling tot de grootsteden was het voetbal in de kleinere, regionale steden ook nog eens religieus getint. Dat zorgde voor hevige rivaliteit tussen vrijzinnigen en katholieken. In Brugge vond je die laatsten bij Cercle, in Mechelen bij KV, in Lier bij Lyra. De weerstand tegen een fusie in Mechelen of met Lierse is dus vooral politiek geïnspireerd. Vandaag de dag geldt bij de supporters van Racing nog altijd : ‘Liever een zakker dan een kakker’.”

Dejonghe verwijst naar het ontstaan van beide Mechelse clubs. Racing Mechelen werd opgericht in 1904 door vier leerlingen uit de vierde Latijnse van het Koninklijk Atheneum. Nog in hetzelfde jaar hielden studenten van het Sint-Romboutscollege en van de Hogeschool in Leuven Football Club Malinois boven de doopvont. Hun stadsgenoot Francis Dessain, die toen al bij Leopold Club voetbalde en aanvoerder was van de nationale ploeg, werd korte tijd later speler-voorzitter. Hij kocht in 1911 het veld achter de legerkazerne, waar de Koninklijke Voetbalclub Mechelen (waarin Malinois in 1970 zijn naam veranderde) vandaag nog altijd speelt. In 1920 trad Dessain in het klooster en werd kanunnik, wat het katholieke imago van de club versterkte. In 1943 volgde hij Racingvoorzitter Oscar Van Kesbeeck, naar wie het stadion van Racing is genoemd, op als voorzitter van de Belgische voetbalbond. Ook Van Kesbeecks schoonzoon Louis Wouters zou het later tot bondsvoorzitter schoppen – een illu-stratie te meer van de belangrijke rol van Mechelen in de vroege Belgische voetbalgeschiedenis.

Dat Mechelen al een volle eeuw in twee kampen is verdeeld, getuigt Jan Rummens. Rummens is chef-sport bij de regionale televisiezender RTV. “Toen ik heel klein was, woonden wij op het Scheldeplein. Mijn vader gaf les in de stedelijke basisschool op de oude Antwerpsebaan. Wij woonden daar in de buurt en ik ging er naar school – bij wijze van spreken achter het stadion van Racing Mechelen. Die buurt was dus een bastion van Racingers, al wat daar gesproken werd was groen-wit. En die basisschool was een voetbalschool : Raoul Peeters, die nu trainer is, stond vroeger in het tweede leerjaar, Vic Vandesande is nu secretaris op Racing Mechelen, hij gaf ook les op die school, Ludo Nauwelaerts, de voorzitter van de supportersvereniging van KV Mechelen, ook.

“Maar goed, ik was een Racingsupporter. Op maandagmorgen liepen wij over de speelplaats met vier, vijf man. En als Racing gewonnen had, deden we dat al zingend, ‘Racing !’ scanderend, tot de speeltijd voorbij was en dan gingen we terug naar de klas. Maar toen ik zes jaar was, verhuisden mijn ouders naar de wijk Kauwendaal ( waar Mark Uytterhoeven woonde, nvdr). Plots kwam ik in een omgeving terecht waar iedereen supporter was van Malinois. Dat was een schok ! Ik kwam buiten en wilde met de andere kinderen uit de buurt spelen, maar dat ging niet voor hen omdat ik een Racinger was : ik mocht niet meespelen. Als zesjarige is dat verschrikkelijk. Ik ben uiteindelijk supporter van Malinois geworden, uit noodzaak eigenlijk, om mee te mogen spelen. Ik heb een truitje van Malinois gekocht en toen was ik een supporter van Malinois. Dat is nadien niet meer veranderd.”

“Qua voetbalprestaties hebben de Mechelse clubs altijd de tweede viool gespeeld omdat ze niet konden concurreren met de clubs uit de grootsteden”, zegt Trudo Dejonghe. “Brugge kon dit wel omdat er in zijn omgeving geen grotere stad ligt. Mechelen is met andere woorden altijd verdrongen door Antwerpen en Brussel. Doordat het een economisch regionaal centrum is, heeft het een eigen identiteit opgebouwd. Het voordeel daarvan is een vorm van eigenheid, het nadeel dat je uitstraling beperkt is. Mensen uit Lier komen niet, die van Antwerpen uit stedelijk hiërarchisch oogpunt evenmin, en het Hageland was meer op zichzelf gericht. Bovendien waren en zijn de transportwegen niet optimaal. Het voetbal in Mechelen is dus relatief gezien populair, maar de uitstraling is beperkt. In vroegere tijden, vóór de budgetten explodeerden, was dit geen probleem, maar vandaag kan een stad als Mechelen, net als Lier overigens, hooguit een modale eersteklasser dragen met ongeveer 7000 toeschouwers en een budget van maximaal 5 miljoen euro. Cijfers waarmee je niet kunt meedoen met de top.”

Mark Uytterhoeven, ooit sportjournalist, nadien tv-maker, maar een heel leven KV-supporter, heeft daar vrede mee : “Racing noch KV heeft het volume om constant een Europese topper te zijn, dat kan eenvoudig weg niet, economisch gesproken. Er kan nog wel eens een uitschieter zijn, maar ik denk eerlijk gezegd dat KV Mechelen een goede liftploeg mag zijn. In mijn jeugd was dat ook zo : we promoveerden, we degradeerden. En we waren een giant killer, Club Brugge en Antwerp waren nooit gerust als ze naar hier kwamen. Wel, voor mij is dat perfect het niveau van KV Mechelen. Ik kan leven met het idee dat KV Mechelen in het beste geval een middenmoter in eerste klasse is en in het slechtste geval een middenmoter in tweede klasse. Mechelen is maar een provinciestad van 80.000 inwoners. De sfeer bij ons is veel beter dan bijvoorbeeld bij een min of meer kunstmatig bijeengegooide club als Racing Genk, waar heel veel toeschouwers zijn, maar waarvan ik onze supporters altijd hoor zeggen dat de sfeer er van plastiek is. Bij ons is die echt !”

Julien Put, de inmiddels gepensioneerde radiomaker, is een Racingman. Jef Put, ploegmaat van Rik De Saedeleer in Racings gouden jaren vijftig, is een neef van hem. Julien Put : “Men zegt vaak dat Racing altijd in de schaduw van KV Mechelen heeft gespeeld, maar dat moet ik tegenspreken. In de late jaren veertig en in de hele jaren vijftig trouwens was dat niet waar en waren ze aan elkaar gewaagd, ook qua talent. Ik vraag mij nog altijd af hoe het kon dat er in een stad als Mechelen toen, met 60.000 inwoners, aan beide kanten zo’n talent aanwezig was. Dat was eenmalig en zal nooit meer herhaald worden, vrees ik. Hoewel ik moet toegeven dat Malinois toen ook al één keer kampioen van België was geweest en daar is Racing nooit in geslaagd. Het is pas daarna, door het Cordier-effect, zoals ik het noem, dat Malinois zich helemaal en ook Europees heeft kunnen ontplooien. En toen zaten wij helemaal in de dieperik, natuurlijk. Hoewel, als Malinois op televisie speelde, supporterde ik voor Malinois, en waarom niet, want dat was een Mechelse ploeg. Maar je kan van mij niet verwachten dat ik bij een derby enige sympathie voel voor Malinois û dat kan niet, want dan ben ik op en top een Racinger, natuurlijk. Maar toegegeven, qua uitstraling en naambekendheid en palmares zit Malinois toch wel in een hoger echelon dan Racing, maar dan zeg ik altijd : so what ? û wij spelen in derde, zij nu ook. Wij zijn arm maar proper en we hebben geen schulden en we zijn nog altijd het Racing Mechelen van een eeuw geleden.”

Trudo Dejonghe bestudeerde het fankaartenbestand van KV Mechelen en stelde vast dat de voormalige Europacupwinnaar niet zoveel supporters telt in de stad zelf. “KV Mechelen haalt relatief veel supporters uit de direct omliggende dorpen, die waarschijnlijk in het verleden een katholiek stempel hadden. Racing haalt ze vooral uit Mechelen zelf.”

In het seizoen 2002/03 had KV Mechelen 8200 fankaarten, waarvan slechts 2444 uit Mechelen zelf. Dejon-ghe : “Op een bevolking van 75.000 mensen is dit niet veel. Zeker niet als je weet dat Lierse er 2000 heeft op een bevolking van 32.000 en Westerlo 1900 op een bevolking van 21.500. La Louvière, met 77.000 inwoners, heeft er 3100. KV Mechelen rekruteert verder voornamelijk uit Sint-Katelijne-Waver, Bonheiden, Kapelle-op-den-Bos, Keerbergen, Zemst en Boortmeerbeek, maar daar krijgt het eigenlijk al concurrentie van Anderlecht. In Duffel domineert Lierse al, in Heist-op-den-Berg en Herentals ook. Putte is een strijdgemeente en uit Willebroek gaan al bijna evenveel mensen naar Anderlecht kijken. Economisch gezien is KV Mechelen dus enkel interessant voor een sponsor als die lokaal reclame wil maken. Alleen een mecenas, en daarvan hebben ze er al twee gehad ( John Cordier en Willy Van den Wijn- gaert, nvdr), kan de ploeg naar een hoger niveau brengen dan waar hij eigenlijk thuishoort. Dergelijke constructies zijn echter kortetermijndenken.”

Julien Put : “Het feit dat KV Mechelen op een bepaald moment zo hoog kon klimmen, vertaalde zich natuurlijk in minder toeschouwers voor Racing. De vlottende massa springt doorgaans toch wel op de kar van het succes. Nu hebben ze nog altijd een veel grotere aanhang, die ze voornamelijk van buiten de stad betrekken. Het is ook daarom dat ik Racing Mechelen nog altijd de ploeg van ’t stad noem. Dat is ook zo : dat heeft niets te maken met uitslagen of wie de laatste derby gewonnen heeft. Neen, Racing Mechelen haalt zijn schaarse schare supporters vrijwel uitsluitend uit de stad zelf en Malinois voornamelijk uit de periferie. Dus beweer ik nog altijd dat Racing Mechelen de ploeg van ’t stad is.”

Mark Uytterhoeven : “Voor mij is er maar één voetbalclub in Mechelen. Ik heb daar zelf niet zo’n probleem mee. Ik ben zelf wel heel hard tegen een fusie, zelfs al zal het verstand misschien iets anders zeggen. Het zal toch nooit ingang vinden in mijn hersenen, mijn hart zal altijd zeggen : ‘Malinois en geen fusie.’ Ik ben absoluut voor het derbygevoel en ik ben absoluut voor het voortbestaan van beide teams. Wat ik eigenaardig vind, is dat ik tijdens de reddingsperiode, daarmee bedoel ik vóór 26 februari 2003, de dag waarop alles in orde is gekomen, eigenlijk heel wat sympathiebetuigingen kreeg van Racingers en dat er sinds 26 februari mensen zijn die doen alsof ik niet meer besta. Dat vind ik wel jammer, maar het tekent hoe diep het eigenlijk zit in Mechelen. Wat mij betreft, zou het zonde zijn om dat te laten verdwijnen.”

Bronnen : de websites van KV en Racing Mechelen (www.kvmechelen.be en www.racingmechelen.be) en het verhalenkrantje Pro Memorie, een bundeling interviews uitgegeven door Cultuurcentrum Mechelen en de Mechelse Erfgoedcel naar aanleiding van de honderdste verjaardag van beide clubs in 2004.

Dit is het vijfde verhaal in een maandelijkse reeks over steden zonder topvoetbal.

door Jan Hauspie

‘Racing Mechelen is de ploeg van ’t stad.’ (Julien Put)

‘Voor mij is er maar één voetbalclub in Mechelen.’ (Mark Uytterhoeven)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content