Ploegleider Valerio Piva van Team Columbia-HTC, dé succesformatie van het internationale wielrennen, verklaart de dominantie van zijn team: ‘De jongens willen zo graag.’

Dit verschijnt op woensdag 7 juli? Dan zouden we nu, als alles goed gegaan is, al het geel moeten hebben. In Monaco zal er aan Fabian Cancellara niet veel te doen zijn, vermoed ik. Maar als mijn jongens dicht kunnen eindigen, nemen we na de ploegentijdrit de gele trui over,” vertelt Valerio Piva van Team Columbia-HTC lachend maar tegelijk gemeend, bij een last minute interview vlak voor hij naar de Ronde van Frankrijk afreist. Het vertrouwen staat in het zenit, zoveel is duidelijk. Verwonderlijk is dat niet, Columbia-HTC rijdt dit seizoen op een ongekende manier alle koersen kapot. De ploeg zat voor de start van de Tour al aan vijftig overwinningen. Niemand die eraan twijfelt dat het zegetotaal tussen Monaco en Parijs nog stevig wordt aangedikt. Vooral in de Ronde van Zwitserland acteerde het Amerikaanse team op een extreem niveau: ze wonnen zes van de negen ritten.

Piva: “Iedere dag moest ik het aan de start horen: ‘Hey Valerio, mogen wij vandaag ook eens?’ ( lacht) Tja, wat konden de andere ploegleiders anders zeggen? Cadeautjes geven we niet, maar je kan ook niet zeggen dat ons succes gestolen is. Weet je wat het eigenlijk is? Een overwinning leidt bijna vanzelf naar de volgende. De anderen winnen niet, waardoor er stress ontstaat, en men verplicht is om iedere scheve situatie recht te zetten. Wij kunnen ons moment uitkiezen. Dat is een groot verschil.

“Aan het eind van de Ronde van Zwitserland heb ik zelfs gezegd: mannen, het hoeft even niet meer. Maar dan blijken we in de laatste rit na de finale schifting toch met vijf man in de kopgroep te zitten. Dan kan je niet van onze jongens vragen dat ze de remmen dichtknijpen hè. Dus won Tony Martin. Het was voor mij al lang niet meer nodig, maar de renners wilden zo graag.”

Wat is jouw verklaring voor jullie succes?

Valerio Piva: “Wat er volgens mij veel mee te maken heeft: wij stellen doelen. Niet altijd in de pers, wel intern. De ploeg droomt er bijvoorbeeld van om na de ploegentijdrit geel te hebben met Kim Kirchen, groen met Mark Cavendish en wit met Tony Martin. Dat zou een fantastische stunt zijn. Lukt dat? Geen idee, maar je kan het maar geprobeerd hebben. Ik koers liever zo, dan dat je naar ginds trekt met het idee: we zien wel. Die instelling leidt haast nooit tot succes.

“Iedere morgen voor de start houden we rennersvergadering. Als iemand denkt dat hij die dag kans maakt, zullen we voor hem werken. En lukt het niet, dan lukt het niet. Maar dan is die jongen in ieder geval wel gemotiveerd om bij een volgende gelegenheid zijn ploegmaats hun kans te gunnen.

“Wat ons succes ook verklaart, is dat wij simpelweg een bijzonder getalenteerde ploeg hebben. Het team heeft jarenlang intensief gescout in de jeugdreeksen en vervolgens geïnvesteerd om de allerbesten aan ons te binden. Daar plukken we nu de vruchten van.”

Da’s waar. Iedereen kan nu vaststellen dat Mark Cavendish een topsprinter is, maar jullie waren wel de eersten om hem een profcontract te geven.

“Bij de jeugd won hij veel, maar dat zegt niet alles. Ik was vooral onder de indruk van de manier waarop hij won: altijd erg gemakkelijk, alsof het hem totaal geen moeite kostte. Je zag dus wel dat er ergens een topsprinter in verscholen zat, maar tegelijk weet je nooit of iemand goed genoeg is voor de top tot hij daar ook echt staat. Ik herinner me nog zijn eerste koers bij ons: de Regio Tour, een kleine rittenwedstrijd in Duitsland. Daar viel niemand omver van wat Mark Cavendish presteerde hoor. Daarna namen we hem mee naar de Tour of Britain en was het al een ietsje beter. Zo is hij koers na koers sterker en sterker geworden tot op het niveau van vandaag. Maar dat heeft wel werk gekost hè. Dat is trouwens altijd zo: niemand is uit zichzelf toprenner geworden. Toprenners worden gekneed.”

Soms te scherp

Het grootste gevaar voor zijn Tour is dat Cavendish misschien wel te sterk is. En dat de andere sprintersploegen niet zullen meewerken, omdat ze weten dat ze zichzelf naar de slachtbank leiden.

“Zo gaat dat. De jaren dat heel het peloton wist dat Mario Cipollini de beste was, kreeg zijn team ook alle werk op zich. Geen probleem, onze ploeg heeft geen schrik van een uitdaging. Als wij een kans zien, dan stropen we altijd de mouwen op. Graag zelfs.”

Hoe kwaad is Cavendish als hij eens geklopt wordt?

“Dat is met geen pen te beschrijven. Zeker als het zijn eigen schuld is. Ik herinner me een sprint in Tirreno-Adriatico waarna hij achteraf echt woedend was. Te snel uit het wiel van Petacchi gekropen en gedacht: als ik op snelheid ben, komen ze er toch nooit meer uit. Maar Tyler Farrar kwam er wél over. Mark kon zijn stuur wel in twee kloppen.

“Dat is een gevaar bij Mark: hij is er zozeer van overtuigd dat hij de beste is dat hij soms op een onnozele manier in de fout gaat.”

Het kan voor een ploegleider niet altijd makkelijk zijn om met iemand te werken die zo’n fel karakter heeft.

“Het is een speciale jongen, ja. En als iets niet naar zijn zin is, kan hij erg scherp uit de hoek komen. Mark is op en top perfectionist, zowel voor zichzelf als voor de anderen. Af en toe is het té, maar hij zal daar nog wel matiging in leren, hij is nog jong. Tja, liever een renner die soms te scherp staat, dan één zonder ambitie.

“Ik besef dat Mark arrogant overkomt. Maar dat zie je meestal bij echte winnaars. Lance Armstrong heeft dat bijvoorbeeld ook.”

Is het groen een doel?

“Dat kan je in het begin van de Tour nooit zeggen. Om groen te winnen moet je niet alleen etappes winnen, je moet overal punten rapen en bijvoorbeeld ook in de bergen aandachtig koersen. Het eerste doel is: zoveel mogelijk ritten winnen. Na de Pyreneeën gaan we rekenen, zien wat de stand is en waar er, realistisch gezien, nog punten liggen voor Mark. Als de mogelijkheid er is, wordt de puntentrui een objectief. Natuurlijk denkt en droomt Mark over groen, maar het heeft geen zin om vanaf dag één die stress op de ploeg te laden. Hij moet dit jaar minstens één etappe winnen en de Tour uitrijden: dat is weer een stap gezet in zijn ontwikkeling.”

Klimt hij goed genoeg voor het groen?

“Daar heb ik eigenlijk niet zo veel schrik voor. Mark heeft enorm veel karakter, dat is zijn grote sterkte. Ik weet nog vorig jaar in de Giro, zijn eerste grote ronde: de eerste rit dat het bergop ging, werd hij als eerste gelost. Na amper dertig kilometer. Ik dacht: die zit overmorgen al thuis. Maar hij heeft die Giro uitgereden, drie etappes gewonnen en op het eind was hij ook bergop een van de beteren van de ploeg. Hij werd gewoon dag na dag sterker, puur uit verbetenheid. En waaraan herken je een grote coureur? Als hij verbetert, naarmate een grote ronde vordert.”

Ander kaliber

Bij de jeugd was Stijn Devolder een van jouw protegés. Jij schijnt een van de weinige mensen te zijn die hem echt goed kent.

“Ik heb hem twee jaar onder mij gehad bij de Eddy Merckx boys voor ik overstapte naar de jongerenploeg van Mapei. Daar kon Stijn ook naartoe, het ging tussen hem en Frederik Willems, maar uiteindelijk is de keuze op Frederik gevallen. Omdat die meer ploegrenner was en beter te begeleiden viel. Dat Devolder meer talent had, zag iedereen, maar het was zo’n gesloten jongen. Je kreeg er gewoon geen vat op. Stijn is dan naar Vlaanderen-T-Interim gegaan, en daar heb ik hem later nog twee seizoenen onder mijn hoede gehad.

“Qua capaciteiten, qua puur talent is Stijn een van de strafste renners die ik ooit zag. Hij is zonder twijfel veruit het grootste talent dat er in België rondrijdt. Je zal zeggen: en Tom Boonen dan? Wel, die wint meer, maar kan eigenlijk minder. Stijn is in feite van een ander kaliber.”

Devolder had, zeker bij de jeugd, de naam een domme coureur te zijn.

“Tja, wat heet dom? Hij viel iedere keer aan, leek iedere keer de beste in koers maar won natuurlijk niet altijd. Dan zeggen ze: dom gereden van Devolder. Stijn kan gewoon niet profiteren, kan niet in het wiel blijven zitten. En ik noem dat geeneens dom hè, want als hij wacht, wint hij sowiesoniet.

“Anderzijds: hij maakt nog steeds tactische fouten en je kan hem vanuit de volgwagen moeilijk bijsturen. Stijn heeft zijn ideeën, en wijkt daar niet van af. Zijn karakter is nog steeds zijn vijand.”

Geloof je dat hij top tien kan rijden in de Tour?

“Hij kan klimmen, hij kan tijdrijden, maar in grote rondes moet je ook met het kopje kunnen koersen. Koel blijven, communiceren met de ploeg, op reserve rijden: dat is zijn sterkte niet. Stijn moet kunnen koersen met de gashendel open. Daarom zal hij altijd een renner voor de eendagswedstrijden blijven. Plus: voor het hooggebergte heeft hij zijn bouw niet mee, en zal hij hoe dan ook tijd verliezen tegen de specialisten.”

Kim Kirchen willen jullie in de top vijf zien.

“Hij is al jaren een zekerheid voor de top tien, dus waarom niet nog een beetje hoger mikken? Kim is gevallen in de Ronde van Californië en miste daardoor de klassiekers, dus hij komt aan de start met veel reserve. De laatste jaren was hij altijd bij de besten, maar in de laatste week van de Tour werd het allemaal een beetje minder. Ik hoop dat die extra reserves hem ditmaal dichter laten eindigen.”

door jef van baelen

Devolder is het grootste talent in België. Je zal zeggen: en Boonen dan? Wel, die wint meer, maar kan eigenlijk minder.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content