Dat Guillaume Gillet tijdens de voorbije winterstop niet voor de financiële zekerheid koos die Dinamo Moskou hem bood, hoeft niet te verbazen als je zijn achtergrond kent. De roots van de nieuwe rechtsback van Anderlecht.

G uillaume Gillet (22) groeide op in een rustige sociale wijk in Visé, net buiten Luik. Waar de huizen onderling inwisselbaar lijken, de brievenbussen allemaal dezelfde zijn en de bewoners elkaar nog goedendag zeggen op straat. Hier geen Porsches, BMW’s, Jaguars of dure gezinswagens voor de garagepoort. De Gillets wonen in het hart van een volkse buurt, waar moeder Dominique al meer dan twintig jaar een kruidenierszaak uitbaat. Iedereen kent haar en haar gezin. In huize Gillet wordt hartelijkheid hoog in het vaandel gedragen. Wanneer we op een gezapige zondagavond na enig zoeken aanbellen, worden we dan ook met open armen ontvangen. Straks komen ook nog Guillaume en zijn één jaar jongere broer Pierre eten.

Vader Gillet, eveneens Dominique, steekt een sigaret op en bladert wat door de knipselmap die hij bijhoudt over zijn oudste zoon. Hij vertelt, zonder ook maar enige zweem van overdreven fierheid of paternalisme: “We hebben Guillaume altijd de ruimte gelaten om zelf beslissingen te nemen. We waren zeker geen ouders die druk op hem uitoefenden of briesend langs de zijlijn stonden. We volgden onze zonen, maar waren niet obsessioneel bezig met voetbal. Ik heb zelf in tweede provinciale gespeeld, hoger raakte ik niet, al heb ik aan Guil- laume nooit verteld waarom, want ik was geen goed voorbeeld. Meestal kwam ik zaterdagnacht pas thuis als de vogeltjes floten ( grijnst). Daarom liet ik de verantwoordelijkheid liever aan zijn trainers over. En Guillaume had geen motivatie van buitenaf nodig, in zijn hoofd was het altijd heel duidelijk: hij wist hoe hij op het hoogste niveau zou raken. Dat benadrukte hij vooral wanneer de resultaten op school wat minder waren ( lachje). Natuurlijk hoorden we van anderen wel dat Guillaume talent had, maar we slaagden erin om cool te blijven, want geloof me: bij de jeugd lopen er genoeg ouders rond die denken dat hun zoon de nieuwe Enzo Scifo is. Op hun dertiende nemen ze dan al een manager onder de arm en loopt het natuurlijk mis. Rond Guillaume cirkelden eerlijk gezegd ook weinig managers in het begin. Hij bleef lange tijd klein, zijn groeischeut kreeg hij pas op zijn zeventiende. Door zijn kleine gestalte zat hij nooit bij de nationale jeugdploegen en liep hij niet zodanig in de kijker. Bovendien speelde hij bij Luik twee jaar hoger, dus viel zijn kleine gestalte dubbel zoveel op.”

Energieke jongens

Pierre, Guillaume en zijn vriendin Marie zijn ondertussen binnengevallen bij mama en papa. Ze zetten zich knus rond de salontafel. Dicht tegen elkaar in de zetel, want veel plaats is er niet. Pierre gehurkt tegen de verwarming. Vader Dominique staand, leunend tegen een oude kast, nog altijd rustig aan die ene sigaret lurkend. Het valt meteen op hoezeer de kinderen op hun gemak zijn bij hun ouders. Terwijl jongeren van die leeftijd – zeker wanneer ze wat geld verdienen en met hun kop in de krant komen – toch graag uitpakken met hun vedettestatus en niet te veel het moederskindje uithangen, merk je dat er bij de Gillets een huiselijke gezelligheid hangt die niet gespeeld is. Af en toe worden er wat plagerige verbale steken uitgedeeld, maar altijd met respect. Het gezin mijmert over vroeger, toen er nog iedere dag na school op het pleintje achter het ouderlijke huis gevoetbald werd. Pierre en Guillaume waren steevast van de partij, mama Dominique kon hen vanuit haar winkeltje in het oog houden en horen wanneer er ruzie uitbrak tussen de broers. Maar dat gebeurde zelden, zegt ze. “Want als ze ruzie maakten, mochten ze als straf niet meer buiten spelen en dan stortte hun wereld in. Op dat veldje voetballen was hun leven.”

Pierre en Guillaume waren energieke jongetjes, die sportten van ’s ochtends tot ’s avonds. Vaak voetbalden ze een tegen een. Guillaume: “Pierre moest van mij in doel staan, ik was aanvaller.” Of Pierre toen al merkte dat zijn broer een talent was, willen we weten. Pierre, tegenwoordig spelend bij eersteprovincialer Herve, ontwijkt de vraag enigszins: “We wisten dat hij kon voetballen, maar verder hoef ik hem daarvoor niet te roemen …” Het sein voor Guillaume om een van zijn plagerige commentaren boven te halen, van het soort waarmee hij zich ook in de kleedkamer van Gent sympathiek maakte: “Jawel, Pierre, dat is net de bedoeling van deze reportage. Je mag gerust zeggen hoe vaak ik je vernederd heb op het veldje hierachter.” Vader, moeder en vriendin lachen … Pierre niet.

“In hun jonge jaren deden ze verschillende sporten, onder meer ook tennis en zwemmen”, vertelt moeder Dominique verder. “Maar rond hun zeven of acht jaar moesten ze van ons kiezen. Guillaume speelde toen al mee met de miniemen van RFC Luik, waar hij driemaal per week trainde. Mijn echtgenoot en ik hebben altijd veel ruimte gelaten aan onze kinderen, maar aan één regel hielden we vast: als je iets doet, moet je dat goed doen. En dus moesten ze op een bepaald moment kiezen. Het werd voetbal.”

Broertje dood aan verdedigen

Guillaume sloot eerst aan bij de plaatselijke club van Visé, maar na één jaar bij de duiveltjes verkaste hij naar RFC Luik, dat in de nationale jeugdreeksen uitkwam. Vader Gillet toont ons een zwart-witfoto van begin jaren ’90, van de Luikse miniemenploeg die net Juventus en Arsenal had verslagen. “Club Luik had een goede jeugdopleiding,” legt Dominique uit, “daar liep mooi volk, hoor: Logan Bailly, François Sterchele – van wie je toen al zag dat weinig hem kon deren – en Marco Ingrao. Dankzij de rijke clubgeschiedenis werd Luik uitgenodigd op tal van interna- tionale toernooien. Ze speelden bovendien in dezelfde nationale jeugdreeksen als andere Belgische topclubs. Dus zelfs al waren er vroeg aanbiedingen van Sint-Truiden en Standard, waarom zouden we veranderen? We hadden veel vertrouwen in de trainers, zij deden hun werk goed en Guillaume was er graag, er was totaal geen reden om weg te gaan.”

Eén jaartje, bij de miniemen was dat, probeerde Guillaume het bij Standard Luik. Een anekdote die het belang typeert die de familie Gillet hecht aan vriendschap en ‘een goed gevoel’. Guillaume: “Omdat RFC Luik door de degradatie van de eerste ploeg niet meer in de nationale jeugdreeksen uitkwam, ging ik naar Standard. Maar ik voelde me er nooit echt thuis. Zodra bekend raakte dat RFC Luik weer in nationale zou spelen, besliste ik meteen om terug te keren naar mijn vrienden. Onze eerste wedstrijd van het nieuwe seizoen wonnen we meteen 3-0 van Standard. Een goede keuze dus ( lacht). Mijn ouders hebben me altijd zelf laten beslissen. Ik doorliep alle jeugdreeksen bij RFC Luik, ik zat daar goed en schopte het tot de eerste ploeg. Pas dan heb ik mijn vader voor het eerst om raad gevraagd. Ook mijn vrienden en ploegmaats van RFC Luik zijn altijd belangrijk gebleven, ik heb nog steeds contact met hen. Elk weekend keer ik terug naar Visé, ik heb dat nodig. Al levert het mij steevast een druk schema op, want ik moet dan zowat iedereen bezoeken.”

Een van de goede vrienden uit zijn jeugdploeg is Sébastien Grégoire, de jongere broer van international Christophe Grégoire, die op zijn beurt later bij AA Gent Guillaumes beste maatje zou worden. Maar de beste kameraad van Guillaume is Stéphane Callegari (23), die samen met hem de jeugdreeksen van RFC Luik doorliep en wiens ouders de kleine Guillaume dikwijls naar de training meenamen. Stéphane speelt nu nog altijd voor RFC Luik. Hij is er verdediger in het eerste elftal, dat aan de kop staat in de derde klasse B. Ze zien elkaar nog geregeld. “Vroeger trokken we vaak samen op”, beaamt Stéphane de goede band met zijn vroegere ploeggenoot. “Voetballen op straat, naar het Sljivozaalvoetbaltoernooi gaan kijken of op café eentje drinken. Maar Guil- laume was niet zo’n uitgaanstype, hij was heel erg met voetbal bezig en ging nooit stappen op de avond voor een wedstrijd. Daar toonde hij zich steeds heel gedisciplineerd in. Pas op, hij lachte graag mee in de groep, was sociaal, maar toch met een zekere reserve en hij hield zich altijd aan de ploegregels. Guillaume deed alleen bokkig als hij verloor. Daar kon hij absoluut niet tegen. Dan begon hij te zagen tegen zijn ploegmaats en je zag echt dat hij baalde. Vaak moesten de verdedigers het ontgelden in zijn kritiek. Daarom vind ik het wel grappig dat hij nu zelf in de verdediging staat en op zijn dak krijgt als er een tegengoal valt. Aan lopen had hij ook een rothekel, terwijl zijn conditie nu een van zijn troeven is. Het kan verkeren, hé.”

Dat verhaal wordt gestaafd door Dominique Renson, acht jaar lang trainer van Guillaume bij Club Luik. Renson noemt Guillaume een voorbeeldige jeugdvoetballer: “Hij was een jongen aan wie je de richtlijnen geen drie keer moest uitleggen. Hij pikte alles heel snel op, alleen al daaraan kon je merken dat hij potentieel bezat. We waren ons bewust van zijn talent, daarom lieten we hem twee leeftijdscategorieën hoger aantreden. Guillaume speelde in de aanval, hij scoorde makkelijk, was vinnig, maar had een broertje dood aan verdedigen. Pas bij de junioren heeft hij ingezien dat je ook verdedigend je werk moet doen. Dat kwam omdat Marc Grosjean, toen coach van het eerste elftal, duidelijk van de aanvallers verlangde dat ze meer moesten werken. Dat knoopte Guillaume in zijn oren en niet veel later debuteerde hij in de eerste ploeg.”

Een gedisciplineerd, pienter gastje, dat was Guillaume Gillet. Renson herinnert zich ook nog een ander aspect van de jonge Gillet: “Zijn afkeer van lopen. Zolang er met de bal getraind werd, was alles goed, maar bij fysieke oefeningen toonde hij duidelijk zijn ongenoegen. Guillaume was een nogal klein en explosief jongetje, maar had weinig uithouding. Dat hij die conditie nu wel bezit, heeft volgens mij veel te maken met zijn keuze om later lichamelijke opvoeding te studeren aan de hogeschool. Daar ontwikkelde hij zijn fysiek en leerde hij zijn lichaam ten volle te benutten.”

Guillaume glimlacht en knikt bevestigend wanneer we hem confronteren met de anekdotes over zijn reputatie als slechte verliezer. Guillaume: “Verliezen was voor mij het einde van de wereld. Soms kon ik daar iets te lang over zeuren, dat geef ik best toe. Het gebeurt me nu nog af en toe dat ik slecht reageer, maar ik ben dan vooral boos op mezelf.”

“Of op mij”, vult Pierre aan, terwijl hij een por in de rug van zijn oudere broer geeft. Guillaume: “Da’s waar. We speelden een tijdje samen in een zaalvoetbalploeg en telkens ik zelf een verkeerde pass gaf, kreeg hij op zijn donder van mij. Ik weet het: niet eerlijk.”

Moeder Dominique lacht vertederd mee. “Ach, eigenlijk zijn het twee brave kinderen, die heel goed overeenkwamen met elkaar. Ik zal je iets verklappen: tot Guillaume op zijn zestiende zijn eerste liefje had, sliepen ze zelfs in hetzelfde bed. Ze hadden nochtans ieder hun kamer, maar die ene kamer diende dus eigenlijk tot niets.”

Guillaume: “Dat moet je niet schrijven, hé.” ( lacht)

Op kamp met het ziekenfonds

Het gezin Gillet had het niet bepaald breed, buitenlandse reizen tijdens de vakantie waren dan ook eerder een luxe. Moeder Gillet: “De laatste jaren gingen we wel samen naar de buurt rond Perpignan, in het zuiden van Frankrijk, waar de zus van mijn man een huisje heeft. Maar vroeger stuurden we de kinderen meestal mee op zomer- of winterkamp met het ziekenfonds. Guillaume deed heel graag aan wintersport, ik denk dat dat het enige is wat hij mist nu hij als profvoetballer bepaalde restricties moet naleven. Onze vakanties stonden bovendien steeds meer in het teken van voetbal. Het kon bijvoorbeeld niet dat ze een training oversloegen omdat ze eens geen goesting hadden. En dus moesten onze jongens altijd op de eerste training van het nieuwe seizoen aanwezig zijn. Erg vonden ze dat in elk geval niet, meestal waren ze gewoon blij dat ze van Frankrijk konden terugkeren naar hun vriendjes om samen te voetballen.”

Met de voetbalcarrière van de oudste zoon ging het alsmaar vlotter. Terwijl de scouts hem in de jeugdreeksen door zijn frêle postuur nog vaak over het hoofd zagen, kwam de trein helemaal op gang toen Guillaume zijn entree maakte in het eerste elftal van RFC Luik. Het jaar erop vertrok hij naar tweedeklasser Visé – waar hij ooit één jaar als duiveltje speelde – en nog een jaar later was hij de nummer tien van AS Eupen. Guillaume Gillet scoorde zestien keer en was in de tweede klasse een gekende naam, een talent dat door zowat elke zichzelf respecterende eersteklasser in het oog werd gehouden. Maar van de eerste klasse kon slechts sprake zijn zodra hij een diploma behaalde. Dat stond voor vader Dominique als een paal boven water: “Geen profvoetbal zonder diploma.” Mama Dominique knikt: “Studies vonden we belangrijk, ook al verkondigde Guillaume dat hij toch profvoetballer zou worden. Maar er zijn veel jongens die dat zeggen, weinige die het halen. Bovendien kon een diploma ook voor hem persoonlijk een meerwaarde betekenen. Voetballers worden vanuit intellectueel oogpunt zelden serieus genomen, wel, Guillaume kan nu toch zeggen dat hij een regentaat lichamelijke opvoeding op zak heeft.” Zodra hij aan de eisen van zijn ouders voldeed, kon Guillaume zich resoluut op een carrière als profvoetballer richten. AA Gent en Georges Leekens toonden zich het overtuigendst en haalden het jonge Belgische talent in. Gillet ontwikkelde zich in sneltreinvaart tot eerst vaste pion in de Gentse elf, dan belofte-international en sinds enkele maanden mag hij zelfs een stek bij de Rode Duivels claimen. Dominique en Dominique vinden het allemaal best. Hun kruidenierswinkeltje vormt al twintig jaar het hart van de sociale wijk in Visé en dat zal zo blijven, met of zonder succes van hun zoon. S

door matthias stockmans – beeld michel gouverneur/reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content