Wellicht speelt Nabil Dirar nooit voor de Rode Duivels, maar door voor België te kiezen, joeg hij wel de Marokkaanse gemeenschap tegen zich in het harnas. Daar trekt Dirar zich evenwel weinig van aan.

‘Ik betreur niks.’

Tussen droom en daad staan vaak wetten en praktische bezwaren. Dat ondervond ook Nabil Dirar, de 22-jarige Marokkaan van Club Brugge, vorige week. Zijn droom is een topclub, ergens in Europa. Bij de Belgische top zit hij al, maar Dirar mikt hoger, naar het voorbeeld van Marouane Fellaini, wiens vader een vriend van de familie is. Mohamed Dirar, Nabils oudere broer, ontmoet hem af en toe in de buurt van het Zuidstation in Brussel, waar ze samen thee drinken en filosoferen.

Om de top te halen, moet je beter worden. Dat kan via je club, maar ook via je nationale ploeg, die zorgt voor extra matchen op een hoger niveau. Nu wringt daar voor een Afrikaan vaak het schoentje. In zijn land is, vergeleken bij hier, niet altijd alles pico bello geregeld. Premies, verplaatsingen, terreinen. Niet alle kalenders zijn ook op elkaar afgestemd, zie maar de problemen die elke twee jaar opduiken omwille van de Afrika Cup. En dus dacht Nabil Dirar, die in juni nog geblesseerd het trainingskamp van de A-ploeg van Marokko moest verlaten nadat hij tijdens de voorbereiding op een interland de kamer deelde met Mbark Boussoufa, dat hij dé oplossing had gevonden: gebruikmaken van zijn Belgisch paspoort en spelen voor de Rode Duivels. Met België zou hij leuke wedstrijden kunnen spelen. Wedstrijden die – meer dan de interlands van Marokko – te zien zouden zijn op de Europese zenders.

Het leek te lukken. De Belgische bondscoach selecteerde hem want naam heeft hij hier al gemaakt: de voorbije twee seizoenen bij Westerlo, en dit jaar in de voorbereiding met Club Brugge.

En dus was hij erbij, bij de eerste selectie op weg naar Zuid-Afrika. Eindelijk weer een winger, die zowel links als rechts uit de voeten kon.

Blij als een kind trok de Marokkaan naar Tubeke. Opgelucht ook, want het was geen makkelijke beslissing, zei hij. Dirar: “Wat me het meest motiveerde, waren de leuke wedstrijden die de Rode Duivels de voorbije maanden speelden. Ze dwongen de kwalificatie voor de Spelen af, voetbalden in Europa tegen tegenstanders als Duitsland of Italië … Ik denk dat ik daar veel sneller vooruitgang kan boeken. In Marokko is het toch anders, tegenstanders van het type Mauritanië of Ethiopië, meestal op terreinen die amper bespeelbaar zijn, of met scheidsrechters die je zelden of nooit beschermen. In elke uitwedstrijd heb je de scheidsrechter tegen. Ziet die harde tackles door de vingers, of elleboogstoten, of ingebeelde buitenspelsituaties.”

EK als katalysator

Dat zijn eigen gemeenschap, zowel in Marokko als in Brussel, dat niet leuk om horen vond, maakte hem niks uit. Dirar: “Natuurlijk waren ze tegen, maar ik denk dat ze mijn keuze moeten respecteren. Mijn beslissing is genomen en ik trek het me niet aan wat de anderen ervan vinden. Het gaat ook om mijn carrière. De rest heeft hier niks mee te maken.”

Deelde hij in juni, toen hij deel uitmaakte van de selectie van de Marokkaanse ploeg, met iemand zijn gevoelens over dit onderwerp? Dirar schudt het hoofd: “Neen. Het zat toen ook nog niet in mijn hoofd. Alles kwam erna, toen ik naar het EK keek. Al die grote ploegen. Toegegeven, België plaatst zich niet altijd voor een toernooi, maar in de voorronde spelen de Rode Duivels toch tegen Spanje en Turkije. Toch leuk, neen?”

Hij herhaalt het diverse keren: alleen sportieve argumenten golden in zijn beslissing, geen andere.

Dirar: “We hebben pas een nieuwe coach, Roger Lemerre, en die heeft me gebeld of ik kon komen. Ik was wat geblesseerd en liet hem weten dat het niet ging. Ook dat ik twijfelde. Over mijn engagement voor Marokko, en dat ik misschien voor België zou willen voetballen. Ik voel dat er wat in deze ploeg zit, als ik merk hoe België gretig nieuwe jonge spelers laat doorstromen naar de A-ploeg. Talent. Ik heb ook de wedstrijden op de Olympische Spelen gevolgd, gezien dat er talent is, dat er goed werd gevoetbald. De stijl beviel me, veel meer op techniek en met een team dat nu toch een paar jaar samen speelt. Binnen drie, vier jaar zie ik België weer wat betekenen op wereldvlak.”

En daar wilde hij deel van uitmaken. Noem het gerust een impulsieve beslissing, zegt hij. Dirar: “Eens ik iets in mijn kop heb, trek ik me niks meer aan van wat de anderen zeggen.”

Helaas. Tussen droom en daad …

Maandag moest Dirar de selectie alweer verlaten. Reglementair was er een kink in de kabel. Een kink die de KBVB in eerste instantie over het hoofd had gezien. Spelers die in de jeugdreeksen al voor een ander land zijn uitgekomen, moeten voor hun 21ste een definitieve keuze maken en dat aan de FIFA laten weten. Iets wat Önder Turaci eerder al verzuimde. René Vandereycken weet nog hoe Turaci hem ook ooit eens te kijk zette. De Limburger riep de Turkse Belg op, maar die meldde zich zonder voetbalschoenen op de afspraak. Turaci, die op dat moment Standard al voor Fenerbahçe had geruild, speelde liever voor Turkije. Alleen: dat kon niet meer. Om dezelfde reden: niet aan de FIFA gemeld. Waarna er ook geen oproepingsbrief uit Brussel meer kwam.

Op 23 september vergadert ‘de commissie voor het statuut van de speler’ van de FIFA en kan het dossier van Dirar nog op tafel komen, maar voor de KBVB liggen de kaarten duidelijk. Jean-Marie Philips: “Nabil heeft voor zijn 21ste geen keuze gemaakt voor België en ik vrees dat hij te laat is. Dat is onze interpretatie van het dossier en de reglementen. Nu, als de FIFA de zaak op 23 september nog eens bespreekt, houden we dat dossier graag open, maar op dit moment is er geen indicatie dat hij ooit voor ons land zou kunnen spelen.”

Hypocriet

Wat nu, Nabil? Het gat verbrand en op de blaren zitten … Het lijkt erop.

Dirar: “Ik heb duidelijk niet goed genoeg de reglementen bekeken, hé. Iedereen vertelde me dat ik vrij kon kiezen als ik alleen maar met de beloften wedstrijden had gespeeld en nog niet voor de A-ploeg. Van die brief die je voor je 21ste moest sturen, had niemand weet. Nu goed, ik kan leven met een negatief advies van de FIFA, ik betreur niks. Als het zo is, zal ik hier verder hard moeten werken, vrees ik. En als ik hier één of twee jaar goed speel, kan ik naar het buitenland. En misschien dat dan …”

Is hij dan weer beschikbaar voor Marokko?

Dirar: “Dan hangt alles af van Marokko, van de beleidsmensen daar. Als zij mij groen licht geven, speel ik gewoon opnieuw voor hen. ( aarzelend) Op dit moment zien ze me daar als een verrader, de hypocriet die op zijn stappen terugkeert. Maar als ik ergens in het buitenland in een topcompetitie de pannen van het dak speel … Je kan zo een niet-selectie onmogelijk maken ( lacht).”

Wat waren de koppen in de Marokkaanse pers?

Dirar: “Moet je mijn broer vragen, die was er met vakantie toen het allemaal gebeurde. Hij heeft de krant mee.”

Assabah heet de krant in het Arabisch. Le Matin, vertaalt broer Mohamed. De krant ligt op het tafeltje in de flat van de familie. De ramadan is bezig, maar gasten worden in de watten gelegd en dus komen er water en koekjes op tafel.

Mohamed leeft in twee werelden, en is heel voorzichtig. “Ons maakt het in feite niks uit. Of hij nu speelt voor België of Marokko. Ik ben ginder geboren, maar leef al zestien jaar in België, voor mij zijn het twee landen zonder grenzen. Mijn kinderen zijn hier allebei geboren, van hen mag hij gerust Rode Duivel zijn. Ik weet hoe ze in Marokko leven en denken, maar ik weet ook hoe wij hier leven en denken en het gaat om zijn carrière. Ik snap Nabil wel, die lange reizen met Marokko, dat kan een speler breken. Soms vlieg je helemaal naar het zuiden van Afrika. Als een speler houdt van reizen, van praten met mensen, van andere culturen, dan is dat leuk. Maar als zo’n verplaatsing gebeurt met een oncomfortabel legervliegtuig, dan is de pret snel weg.”

Toen het nieuws bekend werd, was hij met vakantie in Mohammedia, in de buurt van Casablanca, de stad waar ze opgroeiden. Om wat meer te weten te komen, belde hij zijn broer. Mohamed: “Diverse keren, maar hij nam nooit de telefoon op. Zo is Nabil. Ik belde vanuit een teleboetiek en wellicht herkende hij het nummer niet. Nochtans had ik gezworen dat nooit meer te doen. Nabil beantwoordt nooit zijn telefoon. In het begin werd ik daar gek van, maar na een tijdje belde ik gewoon niet meer. ( lacht)”

Hij neemt de krant, leest het Arabisch, vertaalt en citeert flarden: “De wet verbiedt Dirar te spelen voor België. Hij heeft ons verraden.”

Tot ons: “Marokkanen hebben op dit moment een slecht gedacht over Nabil, maar ze weten niet wat hij denkt. Ze kunnen niet in zijn hoofd kijken, kennen de situatie niet. Maar voor hen is het duidelijk, hij mag als Marokkaan nooit voor de Belgische nationale ploeg spelen.”

Hun vader is gestorven toen Nabil ongeveer één jaar oud was. Mohamed was de eerste die naar België kwam, om er in de bouw te werken. Renovatie. Vaak afbraakwerken. Nabil grijnst: “Mijn broer, dat is een breker.” Mohamed lacht. Toen hij hier gesetteld was, vroeg hij een visum voor zijn moeder aan. Nabil stond nog in haar paspoort en hij verhuisde mee. Niet evident, als tiener sprak hij enkel Arabisch. De familie stuurde hem naar een school in Sint-Joost die gespecialiseerd was in de opvang van kinderen uit andere landen. Daar pikte Nabil naast Frans ook Turkse en Koerdische woorden op. Om zich te amuseren, zegt Mohamed, die zo’n zestien jaar ouder is en probeerde zijn jongere broertje te begeleiden.

Mohamed: “Koppig zou ik hem niet noemen, maar hij doet wel zijn zin. Je kan met drie mensen op hem inpraten, en hij zal altijd ja knikken. Maar op het einde doet hij toch wat hij in zijn hoofd heeft. Een voorbeeld: toen ik destijds zei dat hij met die of die jongen niet mocht optrekken omdat hij niet goed was, gaf hij me gelijk. Maar ’s anderendaags kon ik hem wel tegenkomen in het gezelschap van die gast.”

Het is een familie waar iedereen mekaar de vrijheid van beslissen gunt, zegt hij. “Hier is geen druk. Hij kent zijn vak, het is aan hem om te beslissen. Voetbal, daar kennen wij niks van. Omgekeerd weet hij ook weinig van onze wereld. Elk beslist daarin zelf over zijn carrière. Toen hij deze zomer weg wilde uit Westerlo, heb ik hem gevraagd hoe hij het zag. Hij wilde het liefst in België blijven, zei hij. In Vlaanderen zelfs. Want het is dankzij de Vlamingen, dankzij Westerlo, dat hij een kans op profniveau kreeg. Dat is hij niet vergeten.”

Verder reikten de bemoeienissen van de grote broer niet. Je moet je plaats kennen. Mohamed: “Ik heb absoluut niks met voetbal. Pas toen Nabil begon te spelen, ben ik beginnen kijken. Voordien nooit. Geen wedstrijd gezien. Voetbal is mijn ding niet, mijn ding is muziek.”

Wiedergutmachung

Of berust alles dan toch nog op een misverstand? Surfend op het net op zoek naar nog wat andere Marokkaanse reacties, botsen we op de site liondelatlas.net. Aan hen gaf Nabil Dirar ook zijn versie van de feiten. Een heel andere. Lees mee: “Toen de coach me contacteerde heb ik gezegd: ‘Ik speel al jaren voor de Marokkaanse ploeg en ik kan niet voor België uitkomen. Ik ken de regels van de FIFA en ik vertelde de coach dat ik al 22 ben en dat het dus onmogelijk was dat ik nog voor de nationale ploeg van België zou spelen. Hij heeft het initiatief genomen, ik heb niks gevraagd. Het is juist, ik voel me Belg. Dat is normaal, ik leef al jaren in België en ik voel me hier goed. Maar ik heb nooit gezegd dat ik voor België wilde spelen. Waarom ook? Ik heb tot dusver heel mijn internationale carrière voor Marokko gevoetbald en ik word regelmatig opgeroepen voor de A-ploeg van Marokko. Ik wil helemaal niet voor België spelen.”

Het charmeoffensief om weer recht te trekken wat scheef is gegroeid, is dus begonnen. S

door peter t’kint-beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content