‘El Sabio de Hortaleza‘ is niet meer. Vorige week zaterdag overleed Luis Aragonés, alias de wijze van Hortaleza, een district in het noordoosten van Madrid. Hij was 75 en overleed aan de gevolgen van leukemie. Pas een paar maanden geleden had hij definitief adieu gezegd aan het voetbal, met deze woorden: “Luis Aragonés is geschiedenis. Ik ga nooit meer trainer worden.”

Met ons sprak hij twee jaar geleden nog af in de schaduw van Bernabéu, om er over ‘La Roja’ te spreken aan de vooravond van het EK in Polen en Oekraïne, maar zijn naam zal voor altijd verbonden blijven met Atlético Madrid, de grote concurrent van Real. Hij was dé ster van de ploeg die in de tien jaar dat hij er speler was (tussen 1964 en 1974) drie keer kampioen werd, twee bekers won en in Brussel in het Heizelstadion in de finale van EC1 Bayern dwong tot een replay (1-1, 0-4). Hij maakte destijds de 1-0 en was ook één keer, als aanvallende middenvelder, de beste doelschutter van Spanje.

Aragonés werd in zijn carrière ook vier keer trainer van Atlético, waarmee hij één keer kampioen werd in eerste klasse en vier keer de beker won. Maar zijn grootste faam kreeg hij op latereleeftijd, toen hij in juli 2004 werd aangesteld als bondscoach van Spanje. Toen Aragonés Iñaki Sáez opvolgde, fronsten velen de wenkbrauwen. Met Spanje was het al nooit wat geweest op een groot toernooi – het trauma van de kwartfinales, die men nooit overleefde – en dan werd ook nog eens een trainer aangesteld, die het model van de counter hanteerde. Hoe zou dat rijmen met het talent van Raúl en co?

Maar Aragonés deed het op zijn manier. Een andere. Twee jaar geleden legde hij die omslag in de manier van voetballen tegenover ons als volgt uit: “Toen ik in 2004 de nationale ploeg overnam, kozen we voor een andere manier van voetballen. Ik vond onze fysieke conditie niet te best, toch niet zoals die van de Duitsers, Engelsen, enkele Afrikaanse ploegen of de Fransen. Evenmin hadden wij de lichamelijke voordelen van andere rassen. Ik vond dat wij wél spelers hadden die over heel veel techniek beschikten. Vandaar het idee om die kaart te trekken. Aanvallend voetbal, gebaseerd op balbezit. De baas van de bal is de baas van het spel. Maar: het doel moest wel zijn om zo snel mogelijk te scoren. En daarnaast was het ook de bedoeling om bij balverlies de bal zo hoog mogelijk te heroveren. Het liefst al in het kamp van de tegenstander.”

Succes op het WK in Duitsland kwam er nog niet direct, omdat een sleutelspeler in het voetbal van de Spanjaarden, Xavi, niet in topvorm naar het WK reisde. Twee jaar later was dat wél het geval. Xavi, niet de man die overliep van zelfvertrouwen, werd door Aragonés tot leider gebombardeerd. Raúl, drie WK’s en 2 EK’s, mocht thuisblijven. Heel Spanje op zijn achterste benen, maar Aragonés triomfeerde. Zijn Spanje brak de ban, en won een eerste van drie titels op rij. Nadien deed zijn opvolger Del Bosque er nog een WK en EK bij.

Aragonés gaf ‘La Roja’ een identiteit, een manier van voetballen. Of dat samenviel met de dominantie die Barça nagenoeg tegelijkertijd ontwikkelde, is moeilijk te zeggen. Zeker, hij profiteerde van de ontwikkeling van Xavi en Iniesta bij Barça. Maar, zo legde hij twee jaar geleden uit: “Nu heeft Barcelona een man of acht in de Spaanse selectie, ik had er drie in mijn basisploeg. Mijn Spanje had niks met Barcelona te maken, al vertrokken beide wel vanuit hetzelfde idee, met dezelfde opvattingen over de manier waarop het voetbal moest worden gespeeld. Op balbezit. Het belangrijkste is niet hoe de tegenstander speelt, het belangrijkste is hoe jij voetbalt. Dat vind ik fundamenteel, dat heeft niks te maken met Barcelona.”

DOOR PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content