Eric Joly – ex-Gent, ex-Aalst en dit seizoen bij Bergen – kent maar één woord voor wat hij het afgelopen jaar heeft meegemaakt. “Het was een nachtmerrie.” Een monoloog.

Eric Joly: “Mijn schoonbroer kreeg een hartslagaderbreuk terwijl hij een match van Lens bijwoonde. Op slag dood. 43 jaar, vier kinderen en een prima job: hij was schooldirecteur. Mijn vrouw kwam me het nieuws vertellen toen ik met Gent op afzondering was. In vergelijking met zo’n drama worden je problemen als voetballer wel heel erg nietig.

Maar toch.

Nadat ze me bij Gent naar Aalst hadden doorgeschoven en ik me daar weer had kunnen lanceren, geloofde ik rotsvast in een nieuwe kans bij Gent. Uiteindelijk hadden ze daar mijn vijand Patrick Remy ontslagen en ook Matthieu Verschuere, die me mijn plaats als verdedigende middenvelder had afgesnoept, was vertrokken.

Het telefoontje van manager Michel Lowagie tijdens mijn vakantie kwam dan ook als een donderslag bij heldere hemel. Hij zei me ze me bij Gent niet als een potentiële titularis beschouwden en dat Bergen in me geïnteresseerd was. Het zou beter zijn dat je vertrekt – die zin zal ik nooit vergeten. De boodschap was duidelijk: hoewel ik er nog een contract tot 2005 heb, rekent men in Gent niet meer mee.

Het was een grote verrassing, maar vooral een enorme teleurstelling. Op dat moment voelde ik me nog voor honderd procent Buffalo. Ik was bijzonder gemotiveerd om me daar opnieuw in de kijker te spelen. Ik had me een financiële opoffering getroost door voor Aalst te tekenen, maar op het einde van het seizoen dacht ik dat ik bij Aalst bewezen heb dat ik nog niveau haal. Ik was ervan overtuigd dat in Gent alle deuren voor me open zouden staan.

Lowagie probeerde zich nog te verrechtvaardigen. Hij zei dat er zoveel goede voetballers bij Gent rondlopen. Maar als ik dan zie wie, vind ik dat ik daar zonder meer mijn plaats in de ploeg verdien.

Gent leent me uit aan Bergen. Zonder aankoopoptie. Ik weet niet wat er achter dat manoeuvre schuilgaat, maar op een dag zal ik de waarheid ontdekken, dat zweer ik. Lowagie zei dat ik misschien op een dag zou kunnen terugkeren naar Gent. Maar als je tot twee keer toe afgewezen wordt, moet je je conclusies trekken. Beter voor honderd procent gewenst bij Bergen dan als de pest gemeden bij Gent.

Sinds ze me voor de tweede keer verjaagden, klopt mijn hart niet meer voor Gent. Ik betreur alleen dat ik die geweldige supporters heb moeten verlaten. Ze hebben me nog tot beste speler van het seizoen 2000-2001 verkozen. Op dat ogenblik kon ik ongeveer overal naartoe. Er was sprake van Anderlecht, Standard, Ajax, Udinese. En nu zit ik bij een ploeg die in eerste klasse nog alles te bewijzen heeft.

Tussen Patrick Remy en mij vlotte het niet. Maar het probleem lag algemener: geen enkele speler mocht die man. Het was een hel om met hem te werken. Zijn methoden en zijn persoonlijkheid sloegen niet aan bij de hele groep. Er zijn dingen die een trainer niet mag doen met professionele spelers. Dingen waar hij het recht niet op heeft. Wij zijn geen kinderen van vijftien jaar meer. We zijn groot genoeg om te weten dat we een zekere levenshygiëne moeten aanhouden, men hoeft ons niet te zeggen wat we moeten eten en drinken om in vorm te blijven.

Ik heb natuurlijk zelf ook een fout gemaakt. Toen Remy bij Gent kwam, sukkelde ik net met een pubalgie. Ik heb doorgebeten omdat ik per se in de ploeg wilde blijven. Ik verzorgde me perfect maar door de opeenvolging van wedstrijden forceerde ik me. Uiteindelijk aanvaardde ik het om niet meer te spelen. Ik werkte keihard om helemaal fit aan het nieuwe seizoen te beginnen, maar toen had Verschuere mijn plaats al ingenomen. Toen kreeg ik het moeilijk. Remy liet me voor drie of vier minuten invallen: daarmee was natuurlijk alles gezegd. Remy heeft me gemene streken geleverd, die ik hier niet wil vertellen. Ik wil die man zo vlug mogelijk vergeten.

Het is waar dat de resultaten van Gent aanvankelijk meevielen. In de eerste matchen hadden we het geluk telkens aan onze zijde. We wonnen telkens met één doelpunt verschil. Maar geluk kan geen heel seizoen duren. Toen de resultaten begonnen tegen te vallen, is de zweer opengebarsten.

Jammer, want Gent beschikte overeen uitstekende ploeg. Eigenlijk hadden we in de spelersgroep meer kwaliteit dan Brugge, Anderlecht en Genk. Meer dan voldoende om naar de titel te mikken. Zeker als je naar de hele spelerskern keek, en niet alleen naar de voetballers die op het veld stonden.

Het probleem was ook dat Remy ons gewoon verhinderde om te voetballen. Die man dacht louter defensief. Spelers met een offensief temperament mochten haast niet bewegen. Hoe iemand als Darko Anic door Remy geblokkeerd werd: niet te geloven. Die jongen kreeg defensieve taken opgelegd. Daar is hij aan kapot gegaan.

Toen Herman Vermeulen het overnam, was het al te laat.

Natuurlijk liepen er sterke persoonlijkheden bij Gent rond. Die heb je overal nodig. Met alleen maar lammetjes kan je geen voetbalmatch winnen. Hoe meer leidersfiguren je hebt, hoe beter. Zo’n Schepens is voor een trainer misschien een moeilijke jongen om mee te werken, maar met de ploegmaats had die geen enkel probleem. Borkelmans en Peeters barsten ook van het karakter, maar die konden goed met elkaar opschieten. Zelf ging ik ook door voor een leidinggevend figuur, maar er zat niets fout aan mijn relatie met de andere jongens. Je moet er alleen voor zorgen dat je niet overdrijft. Het is niet omdat men aanvaardt dat je op het veld richtlijnen geeft, dat je daarnaast ook over alles en nog wat je mening moet geven.

Hossam, ja dat was natuurlijk een speciaal geval. Hij was achttien jaar toen hij bij Gent kwam en hij had voor niets of niemand respect. Dat kwam zeer slecht aan. Die jongen deed niets anders dan met zijn hoofd spelen. Als je hem een opmerking maakte, lachte hij je in je gezicht uit. Wanneer Remy hem iets duidelijk probeerde te maken, trok hij zich daar niets van aan. Maar wat wil je: die jongen deed ons wel wedstrijden winnen. Dan kan je al iets meer verdragen. Ik denk dat alle trainers Hossam in hun groep willen hebben. Ondanks zijn slecht karakter.

Van solidariteit was er bij Gent niet de minste sprake. Behalve in de periode van Trond Sollied. Het is misschien niet gemakkelijk om al die verschillende nationaliteiten op één lijn te krijgen, maar dat is uiteindelijk toch de taak van een trainer, me dunkt. Tussen Sollied en mezelf liep het als een trein, ook al hadden we nooit echt een diepgaande conversatie. Dat lag trouwens moeilijk: ik ken maar een paar woorden Engels, en hij spreekt geen Frans.

Sollied had alle touwtjes prima in handen en hij behandelde ons als profs, niet als kleine jongetjes. Op training eiste hij een totaal engagement, maar eens de training voorbij was liet hij ons vrij. Alles was perfect duidelijk bij hem. Hij zei ook niet de ene dag wit en de volgende zwart. Die man had een gedragslijn en die volgde hij trouw. En hij bleef in alle omstandigheden zweren bij hetzelfde systeem. Als er een speler geblesseerd uitviel gooide hij niet de hele ploeg om. Nee, hij verving de onbeschikbare speler simpelweg door iemand met ongeveer dezelfde kwaliteiten.

Goed, dat is dan niet zo leuk voor de jongens die niet in het basisteam staan, maar er is natuurlijk geen enkele invaller die blij is als de ploeg wint. Daar geloof ik niet in. Dat belet niet dat je als trainer toch kunt werken aan de positieve instelling van je bank. Een bank kan voor oorlog in de ploeg zorgen, maar kan de ploeg ook wedstrijden doen winnen. Langs de andere kant: het is moeilijk om je op training helemaal te geven wanneer je weet dat je geen schijn van kans hebt om in de ploeg te geraken. Ik weet waarover ik spreek.

Bij Bergen moet ik weer vanaf nul beginnen, maar dat is eigen aan het vak van voetballer. Wie mentaal niet bereid is zichzelf constant ter discussie te stellen, zoekt beter een ander beroep. Hoe meer ze me begraven, hoe meer ik terugvecht. Gent wil niet meer van me weten? Geloof maar niet dat ik daar één traan om laat. Wie een traan moet laten, is mijn schoonbroer die in een metaalgieterij werkt. Elke nacht, acht uur aan een stuk. Die heeft redenen om te klagen. Ik niet. Word ik neergesabeld door de pers, door het bestuur, door de trainer? Dat maakt deel uit van mijn job.

Het seizoen met Bergen moet nog beginnen, maar deze drie doelstellingen heb ik mezelf alvast gegeven. Voor mezelf bewijzen dat ik tot op een hoog niveau kan terugkeren. Jean-Claude Verbist en Marc Grosjean op een passende manier bedanken voor het vertrouwen dat ze in me stellen. En het bestuur van Gent tonen dat ze zich volledig vergist hebben toen ze me aan de kant zetten.”

door Pierre Danvoye

“Beter voor honderd procent gewenst bij Bergen, dan als de pest gemeden bij Gent.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content