Dertien jaar geleden streken buitenlandse media neer om het wonder van Moeskroen mee te beleven. Vandaag gaapt de grote leegte.

Eind mei 1995 rinkelt bij Georges Leekens de telefoon. Aan de lijn is Jean-Pierre Detremmerie, burgemeester van Moeskroen en erevoorzitter van Excelsior Moeskroen. De tweedeklasser had onder André Van Maldegem net de promotie naar de eerste klasse gemist en Leekens was na een mindere periode bij Charleroi naar eigen zeggen toe aan een nieuwe uitdaging. “Het plan van die man om binnen drie jaar naar de eerste klasse te gaan, beviel me wel.”

De derde opeenvolgende eindronde is voor Moeskroen de goede. Op het veld van KV Kortrijk, waarvan het in woelige omstandigheden de gebroeders Mpenza had overgenomen, viert het begin juni 1996 de promotie.

Het eerste wat de nieuwe eersteklasser doet, is in de kleedkamer de prognose van Sport/Voetbalmagazine ophangen. Die voorspelde voor Les Hurlus een degradatieplaats en zou de spelers heel het seizoen flink motiveren. Georges Leekens: “Onze start in eerste was ongelofelijk. We hadden met de Mpenza’s een fantastisch spitsenduo, met Lemoine de ideale foerier, die onze twee vliegmachines ideaal kon bedienen. Moeskroen was het Hoffenheim avant la lettre.”

Op de derde speeldag barst Le Canonnier, toen nog met een capaciteit van 8500 plaatsen, voor de komst van Anderlecht uit zijn voegen. Nooit meer zou Excelsior nog eens zo veel tickets verkopen voor een wedstrijd. Wanneer in januari, vier dagen voor de uitmatch op Anderlecht, uitlekt dat de bond Leekens zou aanstellen als nieuwe bondscoach, staat Moeskroen vier punten voor op de nummer twee, Lierse. De dag voor de match op Anderlecht krijgt Leekens zijn ontslagbrief, op het veld van paars-wit blijft Moeskroen overeind (1-1). Pas op 9 maart moet het de koppositie afgeven, aan Club Brugge. Uiteindelijk wordt dat seizoen Lierse verrassend kampioen. Nu nog wordt gezegd dat als Leekens niet naar de bond gaat, Moeskroen kampioen wordt. Leekens zelf denkt dat ook. “Ik wilde beide functies tot het eind van het seizoen combineren, maar de club zag dat anders. In het andere geval zie ik ons de titel pakken. Alleen moet je je afvragen: wat had die titel opgeleverd? De club was daar organisatorisch nog niet klaar voor.”

Wat Leekens altijd bij zal blijven, is “de ongelofelijk positieve sfeer die daar hing en die zich op iedereen overzette. Detremmerie was er toen al van overtuigd dat het eropaan kwam je stadion vol te krijgen, op welke manier ook. Elke thuismatch was een feest.” Later keert hij nog eens naar Moeskroen terug: “Maar toen ging het financieel al moeilijker. Door de verkoop van Mbo Mpenza, Luigi Pieroni en Christophe Grégoire kon nog een en ander opgevangen worden.”

Elfde voetbalstad in eerste

De naam van Jean-Pierre Detremmerie loopt als een rode draad door het verhaal van de club. Wanneer ‘Detrem’ in 1979 burgemeester wordt, is Moeskroen een verpauperde industriestad, met veel kleine criminaliteit, hoge werkloosheid, een toevloed van grensarbeiders en veel krottenwijken tot in het centrum. De bloei van de textielindustrie, die in de achttiende eeuw het aantal inwoners gestaag deed stijgen, is voorbij. Zestien jaar eerder is Moeskroen overgeheveld van West-Vlaanderen naar Henegouwen, als compensatie voor Voeren dat van Luik naar Limburg verhuist. Detrem kan met beide taalgroepen perfect overweg: als weeszoon van Franstalige ouders kreeg hij een Nederlandstalige opvoeding in Aartrijke. Als burgemeester gaat hij onverdroten aan de slag om het kleurloze grensstadje op te kalefateren. In het centrum laat hij krottenwijken vervangen door een modern woon- en handelscentrum. Stap voor stap wordt Moeskroen leefbaar, in 1986 krijgt het officieel stadsrechten. Met 53.000 inwoners is het vandaag de elfde grootste voetbalstad in de eerste klasse. Van de huidige eersteklassers zijn alleen Waregem, Lokeren, Westerlo, Tubeke en Denderleeuw kleiner. Detrem ziet het groots, hij wil de plaatselijke economie nieuwe impulsen geven, maar er is één probleem: niemand kent Moeskroen.

Op werkbezoek in Spanje raakt hij in gesprek met een Spaanse bedrijfsleider, die hem vraagt waar Moeskroen precies ligt. “Hij wilde weten of dat ver van Waregem was. Toen ik hem vroeg hoe hij Waregem kende, antwoordde hij: ‘Die hebben onlangs Europees gevoetbald tegen een ploeg uit de streek hier.'” Een paar jaar eerder klopte Essevee in zijn meest succesvolle Europese campagne het Spaanse Osasuna. “Toen besefte ik dat voetbal een ideale locomotief kon zijn voor een stad.”

De plaatselijke voetbalclub, het resultaat van een fusie op 1 juli 1964 tussen ARA (dat het stamnummer 224 meebracht) en Stade (dat bij het samengaan in de derde klasse voetbalde) speelt op dat moment in de vierde klasse. Daar was het beland in het jaar waarin Detremmerie burgemeester werd. Als correspondent voor de plaatselijke krant Le Nord Eclair kwam de jonge Detremmerie wel eens bij Excelsior over de vloer. Toen de rood-witten in 1976 naar eerste provinciale zakten, kwam de toenmalige ondervoorzitter op een vreemd idee om de lege kas te spijzen: een Bal de la Descente organiseren. Het degradatiebal werd een enorm succes. Of Detremmerie daar de profetische woorden heeft geroepen dat de club in géén tijd in de eerste klasse zou spelen, zal altijd in de nevelen van het toenmalige drankgebruik gehuld blijven.

In 1988 ontvouwt de burgemeester, geïnspireerd door de steile opgang van Germinal Ekeren, zijn plan om binnen de vijf jaar naar de hoogste klasse te promoveren. Uiteindelijk maakt Detremmerie drie jaar later dan voorzien zijn droom waar, al is bij de promotie het voorzitterschap in handen van de Oost-Vlaamse zakenman Filip Verbeke, die in januari 1997 vraagt om weer gewoon bestuurder te worden. Detremmerie neemt opnieuw over en blijft voorzitter tot 2005. Bij zijn aftreden zet hij het mes in het aantal werknemers in stadsdienst die voltijds voor Excelsior werken. Dat zijn er op dat moment veertien. Oppositiepartij Ecolo rekende uit dat het er in 2001 nog 39 waren, voor een totaal budget van 964.000 euro. Vandaag werken er nog twee onderhoudsmensen én iemand op de ticketdienst, voor controle op de inkomsten.

De Post

Op de vraag waar het verkeerd liep, heeft voormalig commercieel directeur Gino Gylain, die tot 2001 bij de grensclub werkte en nu voor AA Gent aan de uitbating van het toekomstige nieuwe stadion werkt, geen antwoord. Tot 2001 waren er geen finan-ciële problemen, zegt hij zonder aarzelen. In die tijd vond Gylain dat de club op vier pijlers moest steunen: Moeskroen, Noord-Frankrijk, Henegouwen en Zuid-West- Vlaanderen. Ook al ligt het stadion op anderhalve kilometer van Frankrijk en loopt het stadscentrum ongemerkt over in dat van Tourcoing, toch lukte de doorbraak naar Noord-Frankrijk, waar met Lens, Rijsel en Valenciennes al drie grote clubs gevestigd zijn, niet. Uit de Westhoek en de dorpen rond Kortrijk haalt Gylain naar eigen zeggen toch acht procent van zijn bezoekers. Maar ook de verovering van Vlaanderen levert minder op dan verwacht, ook omdat op het veld het aantal Vlaamse spelers vermindert. Vandaag zijn dat nog Daan Van Gijseghem, Mark Volders en invallers Romain Haghedooren en Sven De Volder. Sprak in de glorieperiode volgens intimi een op drie supporters Nederlands, dan ligt dat aantal nu lager. Gylain: “Vergeet niet dat er toen in West-Vlaanderen maar één eersteklasser was: Club Brugge. Later zijn daar Cercle, Zulte Waregem, Roeselare en Kortrijk bij gekomen. Dat maakt het nu een heel ander verhaal.”

Uiteindelijk heeft Moeskroen in de jaren dat het de hele regio voor zich alleen had het toeschouwersaantal niet kunnen opdrijven. De laatste jaren slonk het supportersbestand zienderogen. Vorig jaar bedroeg het gemiddelde aantal toeschouwers dat een ticket of een abonnement kocht, nog 3694 per wedstrijd (zie tabel). In de piekjaren 2001 tot 2003 daagden gemiddeld meer dan 8000 betalende toeschouwers op.

In die jaren betaalden veel stadionbezoekers hun plaats gewoon niet. Op een dag in het voorjaar van 2000 kreeg commercieel manager Gino Gylain een telefoontje van Louis de Vries, toen algemeen directeur van Germinal Beerschot. Die club zou maar sponsoring krijgen als er ook aan Franstalige kant een club werd gevonden die bereid was ‘La Poste’ op de shirts te dragen. Standard en Charleroi hadden al een shirtsponsor, zodat alleen Moeskroen overbleef. Het leverde de club 750.000 euro per jaar op. In ruil kreeg De Post per thuismatch vrijkaarten die het aan zijn personeel mocht uitdelen. Ook andere sponsors deden dat, zodat de teneur in Moeskroen gauw was: ‘Je gaat toch niet betalen om naar Excel te gaan, zeker?’

Standbeeld

Uiteindelijk heeft de club dertien jaar boven zijn stand geleefd en altijd veel te dure spelers gehaald. Toen Mbo Mpenza van Lissabon terugkwam, verdiende hij naar verluidt ongeveer 25.000 euro per maand bij Moeskroen. Het was de bedoeling Mpenza na een half seizoen te verkopen, met winst. Alleen blesseerde hij zich en vertrok hij pas twee jaar later.

Ook bij de inrichting van het nieuwe stadion was het beste nooit goed genoeg. De stoelen in de receptieruimte voor de bezoekende ploeg kostten 1350 euro per stuk. Het embleem van Moeskroen was er wél mooi ingewerkt. In het bureau van trainer Hugo Broos kon je minivoetballen, dat van Detrem was nog groter. Het stadion bevat een fitnessruimte, een zwembad, twee receptiezalen en tien loges. Toen het budget opgetrokken werd naar negen miljoen euro (365 miljoen oude Belgische franken), moest Detremmerie elke dag van het jaar één miljoen frank vinden.

Als het op pr aankwam, werd evenmin op een frank gekeken. Stomverbaasd waren de journalisten die de club volgden toen ze voor een stage op Malta voor een week uitgenodigd werden, met alles erop en eraan, in hotel Radisson SAS. Alles betaald door de club, op de consumpties in de minibar na. Dat soort uitnodigingen viel bij elke buitenlandse stage of wedstrijd in de bus.

Pas wanneer Detremmerie met gezondheidszorgen afhaakt in 2005, wordt duidelijk dat de vette jaren voorbij zijn. Na wat gesukkel strijkt in maart 2007 de redder neer: Philippe Dufermont, die voorheen kinesitherapeut was in Moeskroen en via zijn Spaanse vrouw in Spanje fortuin maakte. Bij zijn aantreden gaat Dufermont op middellange termijn uit van een budget van acht à tien miljoen euro, op lange termijn droomt hij van een budget van 25 miljoen.

De crisis in de immobiliënsector trekt plots een streep door dat plan. Hoofdsponsor Frinver kan de beloofde injectie voor dit seizoen (1,2 miljoen) niet ophoesten. Dan is er nog de nakende afbetaling van de grote nieuwe tribune. Toen die gebouwd werd, voorzag Detremmerie een plan waarbij Excelsior pas na tien jaar moest betalen. Die afbetalingen starten in 2010. Vijf jaar lang moet de club in totaal 2,5 miljoen euro terugbetalen. Reken daar nog de twee miljoen bij die de club als overbrugging nodig heeft om het seizoen rond te maken, plus de 9,3 miljoen euro schulden.

Uiteindelijk was het geen goeie zaak dat één man – Detremmerie – al die jaren alleen het beleid voerde en daarbij niet gecontroleerd werd. Met de jaren liep het aantal toeschouwers terug, maar echte alarmsignalen waren er niet. Altijd zorgde de burgemeester ervoor dat de spelerslonen betaald werden. Dat gebeurde vóór dit seizoen slechts één keer niet: in 2004/05 moesten de spelers eens drie maanden op hun loon wachten.

Gino Gylain begrijpt niet dat Detremmerie – sinds 2007 burgemeester-af en onlangs door zijn partij CdH op een zijspoor gezet – nu met alle zonden beladen wordt. “Die man verdient een standbeeld voor wat hij voor de stad en de club gedaan heeft. In die periode steeg het aantal bedrijven in de industriezone van Moeskroen van 150 naar 450. Ik ken bedrijfsleiders die in een aanpalende regio een jaar moesten wachten op nieuws of ze hun bedrijf konden uitbreiden. In Moeskroen stond alles er in een half jaar. In ruil vroeg Detremmerie al eens een inspanning voor de club. Dat deden die bedrijven zonder problemen.” Belangrijk, zegt Gylain, is dat Detremmerie nooit iets voor zichzelf heeft gehouden. “Hij deed altijd alles voor anderen. Of hij niet te ver heeft willen springen? Dromen mag. Detremmerie keek altijd naar boven.” S

door geert foutré – beelden: belga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content