Na een veelbelovend begin van zijn carrière leek hij bij AA Gent op een dood spoor te belanden, maar ‘papa’ Francky Dury bood Ibrahima Conté een uitweg.

Ibrahima Conté: “Nooit zal ik het vergeten: 4 november 2010, Europa Leaguematch AA Gent – Sporting Lissabon. Na een late invalbeurt de bal op links uit de lucht geplukt en hem met rechts, aan de rand van de zestien, in de verste hoek binnengetrapt. 2-1! Mijn eerste officiële goal in Europa en nog altijd het mooiste moment van mijn carrière. Van puur geluk liep ik het hele veld af. Daarvan was ik zo vermoeid dat ik de laatste tien minuten amper nog een stap gezet heb. (lacht) Na de match had ik meer dan honderd gemiste gsm-oproepen: van mijn ouders, van vrienden in België, in Guinee…

“De climax van een mooie periode onder Francky Dury, die bij AA Gent volop in mij geloofde. In het begin tot mijn verbazing. Toen ik mijn naam zag staan op de fiche van de match tegen Rijsel, een maand voor die tegen Sporting, dacht ik: Klopt dat? Droom ik niet? Zal ik dat wel kunnen? Maar de coach dacht van wel, en tegen Lissabon bewees ik zijn gelijk. Net als later op Charleroi, toen ik ook de winning goal maakte.

“Jammer dat Dury na dat seizoen moest vertrekken, want onder Trond Sollied en later ook onder Bob Peeters kwam ik minder aan de bak. Qua inzet konden ze me nochtans niets verwijten. Ook Víctor Fernández geloofde niet in mij, maar meneer Dury gelukkig wel, hij gaf me in januari een nieuwe kans.

“De coach is nog niets veranderd: nog altijd vraagt hij me elke dag hoe het met me gaat, als een tweede vader. Zo’n trainer heb ik nodig, die zich in mij interesseert, die ook uitlegt waarom ik eens niet speel. Bovendien vangen de ploegmaats me ook goed op, zeker Mbaye Leye en Sébastien Bruzzese, die ik nog ken van bij Gent.

“Belangrijk, want van nature ben ik heel timide. Mij zullen ze hier niet moeten vragen, zelfs niet na een goal, om na de match in de sfeertribune de fans toe te roepen. Ik wil wel op de trommel slaan, maar meer niet hoor. Ik zou véél te gestresseerd zijn.

“Al van jongs af durf ik niet te spreken tegen vreemden, al is dat nu wel verbeterd, zeker in vergelijking met mijn beginperiode in België. Toen zat ik alleen op hotel en huilde ik elke dag van eenzaamheid. Gelukkig kwam mijn stiefbroer Sonny erna bij mij logeren, op een appartement in Gent. Hij heeft me geholpen om me hier aan te passen. Nu woont hij wel in Luik, waar hij studeert, maar elk weekend komt hij langs. En aangezien ik geen chef-kok ben, maakt hij voor de hele week Afrikaans eten klaar. Ik hoef het maar uit de koelkast te nemen. Ofwel ga ik uiteten met Yaya Soumahoro, mijn beste vriend.

“Ook de band met mijn ouders is nog altijd heel sterk. Zelfs na vier jaar in België bel ik hen nog elke dag. En elke maand stuur ik hen geld. Niet dat ze erg arm zijn – mijn vader was ook voetballer – maar ze kunnen het zeker gebruiken, ook omdat ze niet meer werken. En zo bewijs ik mijn vader wat hij nooit voor mogelijk gehouden had: dat ik ooit profvoetballer in Europa zou worden, iets waar hij nooit in geslaagd is.” (lacht)

BEELDEN CHRISTOPHE KETELS / IMAGEGLOBE

“Nog elke dag vraagt meneer Dury me hoe het met me gaat.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content