Bijzonder opgelucht is Bart Van den Eede met het vertrek van Henk ten Cate bij NAC. Volgend seizoen wil hij onder de nieuwe trainer Ton Lokhoff bewijzen wat hij waard is. ‘Het kan alleen maar beter gaan.’

Grilligheid kenmerkt de voetballoopbaan van Bart Van den Eede (25). Als jeugdspeler nooit echt voor vol aanzien bij Beveren en er weggegaan tijdens de regeerperiode van Emilio Ferrera, vervolgens helemaal opgebloeid bij het Nederlandse FC Den Bosch, maar daarna weer ter plaatse getrappeld in zijn eerste seizoen bij NAC Breda. Daar botste hij met trainer Henk ten Cate, die erom bekendstaat dat hij graag het conflict zoekt. Het verhaal van Van den Eede is er één van vreugde en verdriet, jaloezie, intimidaties en te weinig fanatisme.

Van wie komt de uitspraak : ‘Als ik 28 ben, na een mooi vierjarig contract, ga ik lekker vissen in Vlaanderen’ ?

Bart Van den Eede ( overtuigd) : Alleszins niet van mij ! ( Bedenkt zich dan) Misschien dat ik zulke dingen al lachend wel eens zeg, ’s avonds laat op een of ander feestje. Maar normaal moet je dergelijke uitspraken van mij toch niet verwachten. Ik ben een Belg, hé. Nuchter en sober. Luxe is aan mij niet besteed.

Met je transfer naar NAC was het anders wel bingo.

Dat moeten we niet onder stoelen of banken steken. Armer ben ik alvast niet geworden. Eigenlijk is mijn overstap naar Nederland een prachtig verhaal. Ik heb het mij sportief en financieel nooit beklaagd. Het wordt straks mijn tiende seizoen als profvoetballer. Als ik een conclusie mag trekken, dan is het wel dat je niks kunt plannen. Ik kreeg als voetballer nooit een cadeau, moest alles zelf afdwingen. Bij Beveren voetbalde ik zes jaar lang voor een appel en ei. Het voetbalklimaat is niet meer zo gunstig als voorheen. Het is echt ieder voor zich, een pure struggle for life. In Nederland zitten er nu al 180 profspelers zonder club. Alles is zo onvoorspelbaar geworden.

Daar ondervind jij geen last van. Een langdurige overeenkomst bij een Nederlandse subtopper, een jaarsalaris van 500.000 euro, een aangename club : velen dromen daarvan, Bart.

Misschien heb ik wel als een van de laatsten kunnen profiteren van de financiële hoogconjunctuur in Nederland. Op het juiste moment heb ik sportief een piekmoment gekend bij FC Den Bosch, dat op de rand van de afgrond stond. Maar van waar die cijfers komen, is me nog altijd een groot raadsel. Ze kloppen ook niet, hoor. Waarschijnlijk heeft het te maken met de Nederlandse openheid. Bij ons rust er op geldzaken nog altijd een taboe, hé. Mij interesseert het bovendien ook niet hoeveel mijn collega’s verdienen.

Een jaar geleden was je nog gegeerd wild op de transfermarkt : AZ, Willem II en Heerenveen wilden je. Waarom koos je voor NAC ?

In eerste instantie de speciale sfeer die er heerst bij de thuiswedstrijden. NAC koos ook altijd voor aanvallend voetbal. Bovendien woonde ik op tien kilometer van hun stadion. Ik voerde een uiterst positief gesprek met toenmalig directeur Oltmans en voorzitter Nederlof. Pas achteraf, toen alles was geregeld, ontmoette ik op mijn vraag ook Ten Cate. Maar we praatten heel oppervlakkig, amper een half uurtje op een terras bij het stadion. NAC bleek op zoek naar een balvaste en vlotscorende centrumspits. Bovendien werd er altijd met twee buitenspelers en een diepe spits gespeeld. Eigenlijk had ik geen directe concurrenten. Dat stoorde me ook niet, want ik zat boordevol vertrouwen.

Maar tijdens de voorbereiding liep het al mis ?

Oltmans en Nederlof werden door problemen met de licentie gedwongen op te stappen wegens mismanagement. Hun vertrek was een serieuze streep door mijn rekening. In hun plaats kwamen er een paar personen die de boel effe snel wilden saneren. Mensen zonder voetbalachtergrond, die alles puur cijfermatig gingen bekijken. Vanaf dat moment werd je als speler een nummer met een bepaalde waarde. Als die te hoog was, moest je er gewoon uit. Zo simpel ging het. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ik door sommige mensen al na drie weken werd afgeschreven. Ze waren me liever kwijt dan rijk, ook al durfden ze me dat niet recht in mijn gezicht zeggen.

Ook met Ten Cate boterde het toch al snel niet echt ?

De hele voorbereiding had ik probleemloos meegemaakt. Tot twee dagen voor het eerste competitieduel, toen ik last kreeg van een spierblessure. Wat overbelasting, waarvoor je toch vier dagen nodig hebt om te herstellen. Mijn debuut tegen Willem II was nochtans een droom : ik speelde heel goed, scoorde zelfs, alle acties lukten. Maar bij de rust voelde ik opnieuw pijn aan mijn bil. Preventief werd ik dan maar, na samenspraak met de dokter, gewisseld. Maar ook in de volgende wedstrijden voelde ik me goed, ik barstte van het zelfvertrouwen. Alleen wou die bal niet in doel. Daar waar ik bij Den Bosch scoorde door de bal per toeval op de hak te krijgen, lukte dat niet bij NAC. De trainer riep me bij zich. Mijn inzet voor de ploeg was voorbeeldig, maar hij wou iets uitproberen voor Ajax. Iets meer snelheid in de spits, zuiver speculeren op de counter. Ik vond het jammer, want met Den Bosch voetbalde ik altijd op de counter. Ik kon dat dus, terwijl ik als aanvaller op het einde van het seizoen toch altijd op mijn doelpunten zou afgerekend worden.

Je belandde op de invallersbank en werd de boeman van Ten Cate ?

Ik verschilde duidelijk te veel van mening met Ten Cate. Wij denken blijkbaar totaal anders en passen niet bij elkaar. Als trainer is hij zeker goed, maar menselijk vind ik hem gewoonweg onuitstaanbaar. Je hebt echt een goede handleiding nodig om met hem om te gaan. Maar ik heb die nooit gevonden.

Ten Cate gaat uit van het conflictmodel, prikkelt graag om mensen hun eigen grenzen te doen verleggen. Dat pakte niet ?

Bij mij had het vooral een averechts effect. Ook zijn manier van coachen beviel mij niet. Een simpel voorbeeld : als je oefeningen passen en trappen doet, moesten die voor hem alle tachtig perfect zijn. Als je dan eens misdeed, werd je echt uitgescholden. Dan brulde hij voor vier terreinen verder : “Godverdomme, die bal moet goed zijn.” Ik ben eerder het type dat je moet motiveren. Roepen heeft op mij geen effect. Ik moet niet onder stroom gezet worden. Ik maakte hem dat ook duidelijk, maar hij hield er geen rekening mee. Eigenlijk stond ik niet echt in een sterke positie, want hij behaalde wel resultaten met zijn aanpak.

Dan weerklinkt er uit Nederland : Bart Van den Eede is een beetje laks, niet het echte trainingsbeest, niet zelfkritisch genoeg.

( Cynisch) Dat sijpelt dan door, hé. Ik heb er het gissen naar waarom die verhalen de wereld werden ingestuurd. Om mij in diskrediet te brengen ? Mocht het zo zijn dat ik niet over de juiste mentaliteit beschik, dan was ik al geen profvoetballer meer. Ik ben geen Ronaldo die het al van in de wieg meekreeg. Andere jongens, die in hun kleine teen meer talent hadden dan ik in mijn hele lichaam sneuvelden, ik niet. Zo verschenen er ook berichten dat ik liever op de golfbaan zou staan dan op het trainingsveld. Wat een onzin ! De dag waarop dat verscheen – er stond ook nog bij dat ik niet goed in de groep zou liggen – was er een gesprek met de voltallige selectie. Het leek wel alsof ik voor de krijgsraad moest verschijnen. Daar maakte niemand zijn ongenoegen kenbaar. Integendeel, vier tot vijf spelers namen het voor mij op. Maar als je onderweg naar huis al door verschillende journalisten wordt opgebeld, dan weet je dat er mensen met slechte bedoelingen rondlopen, die graag lekken. Dan klopt er iets niet, hé. Ik vond het jammer dat ik alles in de krant moest lezen, want Nederland was toch het land waar iedereen recht voor de raap is.

Op een bepaald moment moet je zelfs lezen dat je weg moet.

Je moet ook de reden kennen : de cijferpuzzel. Het leven werd me niet echt prettig gemaakt. Bij een saneringsrapport stond blijkbaar mijn naam vermeld als bezuinigingspost. De club moest een regeling met mij treffen. Dat bericht kreeg iedereen, was in vijfhonderd exemplaren verspreid, tot zelfs mensen van de supportersraad. Dan voel je je eenzaam, mis je wat steun vanuit de club. Maar gelukkig kan ik alles vrij goed relativeren. Op een gegeven moment dacht ik ook : maar jongens, waar zijn we nu in godsnaam mee bezig ? Dan besef je pas dat de voetbalwereld niet meer zo romantisch is als vroeger. De jaloezie is groot. Het is een keiharde business, waar er geen rekening meer wordt gehouden met menselijke gevoelens.

Hetzelfde verhaal als bij Bob Peeters dus, de Belgische profiteur die veel geld verdient maar eigenlijk, volgens kenners, niet goed genoeg is voor het Nederlandse niveau ?

Tja, het is moeilijk om mij daar over uit te laten. Bepaalde mensen hebben me zo naar de buitenwereld proberen af te schilderen. Het is dan gemakkelijk slachtoffers te zoeken. Laat ze maar doen, ik weet wel beter. Ik sta recht in mijn schoenen en kan iedereen recht in de ogen kijken.

De trainer vermoedde op een bepaald moment dat ik mijn blessure veinsde. De laatste vijf wedstrijden moest ik absoluut spelen. Hij kon het niet zien dat ik van negen uur ’s morgens tot vier uur ’s namiddags op de club was voor aangepaste trainingen en de nodige behandelingen. Meer kon ik niet doen. Maar ik had de bewijzen in handen : een bloedklonter zo groot als een kastanje, die er na enkele weken nog zat. Als ik niet gewoon kan stappen, ga ik dat toch niet proberen te imiteren ? Ik was de eerste die gefrustreerd liep dat hij niet kon spelen, want het waren mijn eerste blessures op vijf jaar tijd.

Verzacht het behaalde Europese ticket dan wat het lijden ?

Slechts gedeeltelijk. Ik was wel de eerste die op de tafels stond te dansen voor dat onverhoopte succes. Het kan een schitterende ervaring worden. Ik ben blij dat ik het kan meemaken. Niemand kan het me later nog afnemen. Anderzijds moet je eerlijk zijn met jezelf. Ik was afgelopen seizoen gewoon veel te vaak afwezig, maar meestal buiten mijn eigen wil om. Nog een voorbeeld. We spelen uit bij PSV. Na twintig minuten ga ik een normaal luchtduel aan met Ernest Faber. Hij raakt me per ongeluk met zijn elleboog. Ik heb nog nooit zo’n bult op mijn voorhoofd gehad, voelde me misselijk worden. Bleek achteraf dat ik een zware hersenschudding had opgelopen.

Nu wordt Henk Vos er ook nog eens bij gehaald. Een veeg teken aan de wand ?

Langs de ene kant wel. De teneur die er heerste, was dat er door mijn blessures een spitsenprobleem bestond. Zo moesten we op een bepaald moment verdediger Mark Schenning doorschuiven naar de spits. Ik heb geen schrik van de concurrentie, integendeel. Gelukkig kan ik onder Ton Lokhoff een nieuwe start maken. Eigenlijk herbegin ik straks weer volledig vanop nul. Ieder einde is een nieuw begin. Op menselijk vlak kan ik alleszins beter met hem overweg. Maar ik kan me ook voorstellen dat hij sportief bekeken niet echt hoog met mij oploopt. Het kan me niet schelen dat ik straks bij wijze van spreken vanop de laatste rij moet starten. In het voetbal kan alles snel veranderen. Ik zit opnieuw goed in mijn vel, start met een frisse kop, heb er veel zin in en ging zelfs al aangepaste oefeningen volgen in het ziekenhuis van Breda. Dat juk van Ten Cate heb ik volledig van me afgegooid. Het kan alleen maar beter gaan. Mocht ik op 7 juli met hem de trainingen hervat hebben, dan was de ballast te groot geweest. Ik liep gewoon elke dag met een vervelend gevoel rond op de club.

door Frédéric Vanheule

‘Het kan me niet schelen dat ik straks bij wijze van spreken vanop de laatste rij moet starten.’

‘Roepen heeft op mij geen effect. Ik moet niet onder stroom gezet worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content