Voorbestemd voor Anderlecht, maar getekend bij Racing Genk. Na vier lange Lokerse jaren zet João Carlos eindelijk de langverwachte stap vooruit.’Ik kon echt geen jaar meer blijven. ‘

Krantenkop op 3 juli 2004: ‘Sporting Lokeren haalt Braziliaan João Carlos Pinto‘. Krantenkop op 5 mei 2005: ‘João Carlos is beter dan Kompany’. En nog eentje om het af te leren, krantenkop op 31 oktober 2005: ‘Olympiacos wil João Carlos’. Vandaag is het 7 juli 2008 en João Carlos geeft onderstaand interview. Kompany bereidt zich ondertussen voor op zijn derde seizoen bij Hamburger SV, en João Carlos begint aan zijn eerste bij Racing Genk. Hij komt niet over van Olympiacos, wel van Sporting Lokeren, na vier lange seizoenen in de houdgreep van Roger Lambrecht. “Een fantastische mens”, noemt Carlos hem. Want de Braziliaan maakt niet graag problemen, die had hij al genoeg. João Carlos is een optimist en dat is hij dezer dagen heel terecht.

Waarmee moeten we je eerst feliciteren? Met je transfer naar Genk of met de geboorte van je zoontje?

João Carlos: “Ha, met mijn zoontje, natuurlijk. Dankuwel! ( toont de getatoeëerde naam op zijn arm, nvdr) João Pedro heet hij. João, dat is zoals ik en Pedro, dat hoorde mijn vrouw graag. Alles is perfect verlopen. Ik heb al een dochtertje, dus ik weet ondertussen hoe het er bij een bevalling aan toe gaat. Mijn zoontje komt pas over een paar maanden naar hier, voorlopig is hij nog veel te klein voor zo’n lange vlucht.”

Over naar Genk: blij dat je eindelijk een transfer te pakken hebt?

“Ja, Ik kon echt geen jaar meer in Lokeren blijven. De motivatie was er niet meer. Ik kon er niks winnen en dus ook geen stap vooruit zetten. Dat heb ik tegen voorzitter Lambrecht gezegd. Ik zei: ‘Als jij geen club voor me vindt, dan zoek ik er zelf wel eentje. Ik kom zeker niet terug. ‘ Maar de voorzitter gaf me gelijk: ‘Carlos, het is tijd om te vertrekken. ‘

“Ik hou niet van vechten. Dat ligt niet in mijn aard. Zeker niet met iemand als Lambrecht die altijd correct met me is geweest. Ik ben niet te braaf, ik kom op voor mezelf, maar ruzie maken heb ik gewoon niet in me.”

Je werkte in Lokeren samen met Willy Reynders. Is hij de reden waarom je nu in Genk zit?

“Ja. Of toch een van de redenen. We kennen elkaar al een hele tijd. Ik weet dat ik hem kan vertrouwen. Hij kwam me in Brazilië opzoeken en zei: ‘Kijk, ons voorstel zit zo en zo in elkaar, dat mag je verwachten. ‘ Iemand kunnen vertrouwen binnen een club, dat is heel veel waard. Het bepaalt je succes als speler.

“Maar Genk is natuurlijk een fantastische club. Dat merkte ik vier jaar geleden al toen ik hier voor het eerst kwam spelen. Fantastische supporters, geweldige sfeer, schitterende infrastructuur. Genk is de perfecte club. Hier kan ik me rustig in de kijker spelen.

“Voor ik tekende, sprak ik ook heel lang met trainer Ronny Van Geneugden. Meer dan een uur zaten we samen. Hij vertelde me echt alles: wat hij van mij verwacht, hoe de voorbereiding is opgebouwd, waar hij me wil uitspelen,…”

Heb je wat dat betreft nog ambitie om op het middenveld te spelen?

“Neen, niet echt. Ik heb me nu wel ingewerkt als verdediger. Maar mocht de trainer me vragen om op het middenveld te spelen, graag dan. Eigenlijk maakt het me niet zo heel veel uit.

“In Brazilië is het gewoon een verstandige zet om te kiezen voor een carrière als verdediger. Als je met twintig spelertjes samen zit en er moet een team gekozen worden, dan gaat het zo: ‘Wie is er aanvaller?’ Negentien handen in de lucht. ‘Wie is er verdediger?’ Eén hand in de lucht. Plots gaan die negentien aanvallers beseffen dat die ene niet alleen kan verdedigen en dat er dus nog drie open plaatsen zijn. ‘Trainer, eigenlijk ben ik toch ook meer een verdediger, hoor. ‘ ( lacht)”

Grote broer Flavio

Hoe was de vakantie in Rio?

“Fantastisch, ook al heb ik maar twee weken echt vrij gehad. Voor mijn transfer moest ik een paar dagen naar België terugkeren. Maar het waren wel twee prachtige weken. Ik heb er ontzettend van genoten. Elke dag ging ik naar het strand. Echt waar, elke dag. Ja, ik ben een beachboy. Spelen met mijn dochterje, barbecueën, een partijtje voetballen. Zalig.”

Zelfs op vakantie speel je voetbal?

“Ja, maar alleen op voorwaarde dat het op het strand is. Anders denk ik er niet aan. Strandvoetbal is heel anders dan op een veld. Je moet de bal constant in de lucht houden, voortdurend volleys trappen. In het zand kan je echt niets aanvangen met een bal. Jaja, ik ben er goed in.”

Je familie woont nu aan het strand in Rio, maar je bent opgegroeid in Realengo, een van de onveiligste buurten van Rio.

“( knikt) Twee auto’s ben ik er al kwijtgespeeld. De laatste keer wilde m’n vrouw de garage binnenrijden, toen twee gewapende mannen haar tegenhielden. Sleutels afgeven en uitstappen. Zo gaat het daar gewoon. Je houdt het niet voor mogelijk, maar zodra je met een beetje van een wagen rijdt – gewoon een normale wagen, niet eens een Mercedes of zo -, dan mag je ’s nachts niet stoppen voor een rood licht. Anders ben je die auto kwijt.

“Je gaat naar de politie, maar dat doe je enkel om het geld van de verzekering te krijgen. Je auto zie je nooit meer terug. Die rijdt rond in een of andere favela waar de politie nooit komt.”

Je vertelt het alsof je ermee hebt leren leven.

“Dat niet, maar ik hou natuurlijk ook van die buurt, ik ben er opgegroeid. Voor mij is het heel moeilijk om daar weg te trekken, ik heb er ook veel goeie herinneringen aan. Veel van mijn vrienden en mijn familie wonen er nog. Ik kan niet iedereen weghalen, hé. Alleen mijn ma, pa, broer en zus wonen nu elders. Dat voorval met mijn vrouw was echt wel de druppel. Toen heb ik gezegd: ‘Nu verhuizen we. ‘ Mijn directe familie woont nu in een buurt waar je enkel rijke mensen hebt. Zangers, muzikanten, filmsterren. Daar kent niemand mij. In Realengo was ik een bekend figuur: mijn huis was anders, mijn auto, mijn kleding… Iedereen hield me in de gaten. Mensen wisten hoe laat ik wegging, wanneer ik weer thuiskwam…

“Veel vrienden van toen leven nu niet meer. Vijf jaar geleden nog: een gast van twintig jaar, doodgeschoten. Als je niet goed kan voetballen en toch iemand wil zijn, dan is criminaliteit bijna de enige andere weg. Je ziet er soms jongetjes van dertien jaar met een immens geweer.

“Omdat ik er nog steeds familie heb wonen, ben ik ook nu tijdens mijn vakantie nog een paar keer naar Realengo geweest. Dan zie ik soms gasten die ik misschien liever niet zou kennen. Maar ik kan het niet maken om geen goeiedag te zeggen, begrijp je? Ik geef dan wat shirts van Genk of Lokeren en dan is het oké.”

De film Cidade de Deus (over de gelijknamige favela, nvdr) geeft dus een goed beeld van jouw jeugd?

“Ja, die film geeft Rio de Janeiro perfect weer. Of toch de armste buurten van de stad. Ik had het zelf ook niet makkelijk. Mijn leventje was: overdag voetballen en ’s avonds naar school gaan. Maar soms had ik gewoon te weinig geld om fatsoenlijk te eten. Minstens de helft van mijn ploegmaatjes leefde in die omstandigheden. Ik had het geluk dat ik een vader had die zich voor mij dubbel plooide. Hij kon me niet veel geven, maar altijd net genoeg.”

Waarom raakte jij niet op het verkeerde pad?

“Omdat ik zo’n goeie grote broer had. Het gebeurde wel eens dat we ergens met vrienden samen zaten en dat er drugs op tafel kwamen. Flavio, mijn broer, stuurde mij dan weg. Dan zei hij: ‘Dit zijn niet de mensen waar jij mee moet omgaan. ‘ Dat is mijn geluk geweest. Ik keek erg op naar mijn grote broer, deed alles wat hij deed. Dus als hij drugs had genomen, dan was ik waarschijnlijk ook in zijn voetsporen gevolgd.”

Samen met je broer heb je in Brazilië een projectje dat jonge voetballertjes moet klaarstomen voor Europa. Hoe steekt dat precies in elkaar?

“Flavio scout goeie spelers in Brazilië. Hij zoekt spelertjes in de lagere reeksen van vijftien, zestien jaar oud en leidt ze dan op. Na verloop van tijd zie je wie van hen zich goed ontwikkelt. Voor die spelers ga ik hier op zoek naar een club. Ondertussen heb ik natuurlijk wat contacten. Ik vraag dan aan een manager om een dvd te bekijken. Bevalt de speler hen, dan kunnen we verder praten.

“In Denemarken speelt zo bijvoorbeeld Gilberto Macena. Vorig seizoen scoorde hij in een half jaar twaalf keer in tweede klasse. Nu speelt hij in de hoogste afdeling en iedereen is wild van hem. Achttien was hij toen hij in ons project terechtkwam.”

Is het iets wat je ook na je carrière wil blijven doen?

“Ja, absoluut. Nu is het nog niet echt een school of zo. Niet alles gebeurt op dezelfde plaats. Fysieke training gebeurt in de fitness van een vriend, de veldtrainingen zijn weer ergens anders… Na mijn carrière wil ik echt iets uitbouwen waarbij ik voor volledige begeleiding kan zorgen. School, voeding, medicatie,… Al die dingen. Er zijn zoveel talentvolle spelers die te weinig geld hebben om bij een club te gaan spelen.”

Good guy Mourinho

Jij had geluk: je kon terecht bij Vasco da Gama. Je speelde er samen met niemand minder dan Romario. Dat is toch een beetje zoals met God voetballen, neen?

“Neen, echt niet. Hij is een heel rustige kerel. Hij komt met je praten, stelt je meteen op je gemak. Echt een heel gewoon iemand.”

De legende wil dat je bij Vasco opviel in een wedstrijd tegen São Paulo met Julio Baptista en Ricardo Kaká in de rangen.

“Ja, dat klopt. Stoicho Mladenov, de coach van CSKA Sofia, kwam die dag een speler van Vasco scouten, ik weet niet meer wie precies. En alles zat die dag mee: die gast speelde verschrikkelijk slecht en iemand van onze ploeg pakte rood. Zo kon ik extra veel werk verzetten. Ik speelde een superwedstrijd. Mladenov kwam na de wedstrijd bij me: ‘Hoe heet je? Hoe oud ben je? Zie je het zitten om in Bulgarije te komen spelen?’ Vasco had op dat moment financiële problemen en betaalde me niet goed. Dus had ik wel oren naar het voorstel. Maar ik wist echt van niets. Ik vroeg: ‘Wat is Bulgarije?’ ( lacht)”

Mladenov had toen een tolk mee die later zelf een behoorlijke trainerscarrière zou uitbouwen: José Mourinho. Juist?

“Ja, de dag na die wedstrijd zaten we de hele dag bij elkaar: mijn vader, ik, Mladenov en Mourinho. Hij was toen nog niet de Mourinho die we nu kennen, maar hij maakte indruk. Heel charismatisch, echt a good guy. Hij vertelde me wat ik in Bulgarije kon verwachten, hoe ze daar werkten, waarom ik beter voor een kleiner team kon kiezen,… Na die dag stond mijn keuze vast: ik ging naar Bulgarije. Iedereen verklaarde me gek, maar ik had mijn beslissing genomen, ik tekende voor vier jaar.

“Tegen de voorzitter van Vasco vertelde ik dat ik naar een Spaanse tweeeklasser ging. Een truukje om mijn vraagprijs niet te hoog te maken. Mocht ik verteld hebben dat ik naar Sofia ging, dan was de voorzitter meteen gaan internetten. Dan zou hij hebben gezien dat Sofia de voorronde speelde van de Champions League en hij zou onmogelijk veel geld hebben gevraagd. Bij mijn vertrek dacht hij dat ik op het vliegtuig naar Spanje stapte, maar ik vloog via Portugal naar Bulgarije. Toen hij dat later hoorde was hij ongelofelijk kwaad. Maar hé, het was te laat. Ik zei: ‘Sorry president, maar het is de schuld van mijn manager… ‘ Tja, hij had me maar correct moeten betalen ( lacht).”

Zelf werd je ook bedot: je manager ging met je centen aan de haal.

“Klopt. Ik dacht dat hij alles heel mooi had geregeld. Maar zes maanden later ontdekte ik dat hij mijn tekengeld achterhield. Ik zat in Bulgarije, hij in Brazilië, dus het was te laat.

“Weet je, de voorbije jaren had ik eindelijk iemand die ik helemaal vertrouwde: Peter Aertsen. Maar hij is vier maanden geleden overleden. Leverkanker, 49 jaar oud. Ongelofelijk hoe snel het is gegaan ( stil). Peter was elke week drie dagen in het ziekenhuis en dan twee dagen thuis. Ik zocht hem zo vaak mogelijk op. Peters vrouw en zijn kinderen moesten werken, dus hij was er alleen. Ik was graag bij hem, hij was een prima kerel die veel voor me heeft gedaan.”

Hij regelde ook je transfer van Sofia naar Lokeren, niet?

“Ja, hij nodigde Willy Verhoost en Roger Lambrecht uit in Brazilië. Lambrecht had me nog nooit zien spelen, maar Peter vertelde hem dat hij me aan het werk had gezien in Bulgarije en dat ik daar echt goed was. Lambrecht antwoordde: ‘Ik geloof je. We nemen hem. ‘”

Niet dat we een boek ooit beoordelen op zijn kaft, maar als je Roger Lambrecht de eerste keer over de vloer krijgt, dan slik je toch even?

“( lacht) Samen rond de tafel met Roger Lambrecht en Willy Verhoost… Both big guys. Die twee zien eten, dat was echt ongelofelijk. Ze aten alles op. Ik dacht: ‘Dat kan de voorzitter niet zijn. ‘ Het was ook moeilijk om hem te verstaan. Zeker als het over de cijfertjes in het contract ging ( geeft een imitatie, nvdr). Ik begreep er niets van. Gelukkig was Peter erbij. Hij sprak Portugees en legde me alles rustig uit. Maar was hij er toen niet geweest, dan had ik nooit een contract getekend.

“Nu heb ik een hele goeie band met Lambrecht. Na mijn transfer heb ik hem al twee keer teruggezien. Echt een heel correcte kerel. Daar hou ik van: als vrienden uit elkaar gaan. Want je weet nooit wat de toekomst brengt.”

Maar het prijskaartje dat hij rond je nek hing was toch steeds het grote struikelblok bij een transfer?

“Het grote probleem was dat Lambrecht nooit het eigenlijke bod afwachtte. Hij zei steeds: ‘Als het geen drie miljoen euro is, moet ik het zelfs niet horen. ‘ Een paar jaar terug was er concrete interesse van Valenciennes. Maar Lambrecht zei wat hij altijd zei: ‘Geen drie miljoen, geen transfer’. Normaal wacht je het bod af en onderhandel je dan. Een Franse club als Valenciennes ervaart zoiets natuurlijk als een gebrek aan respect. Resultaat: geen transfer. Maar ik moet er wel bijvertellen dat Roger me na een gemiste transfer steeds een aangepast contract voorstelde. Daar kon ik dan open met hem over praten. Dat wil ik er in, dat niet…”

Maffiapraktijken

Ben je blij dat je in Genk zit en niet in Belgrado, de ploeg waar je tijdens de winterstop dicht bij stond?

“Ja, absoluut. Vooral voor mijn vrouw is het goed. Ze woont hier erg graag. Toen het aanbod van Belgrado kwam, zei ze: ‘Jij mag naar Belgrado gaan, maar op mij hoef je niet te wachten. Ik ga niet mee. ‘ Te veel slechte herinneringen aan het leven in Bulgarije.”

Waarom beviel dat je zo slecht? Ik las dat je ouders je daar niet één keer zijn komen bezoeken.

“Wat moest ik ze dan tonen? Ik leefde in Sofia, waarschijnlijk de beste stad van Bulgarije, maar je hebt er gewoon niets. Echt niets. Cafés, discotheken, bars,… Alles wat je wil, maar probeer er maar eens een winkel te vinden. Er is er niet één!

“Ook de supporters waren een groot probleem. Als je won: geen vuiltje aan de lucht, maar bij verlies kwam je beter niet in de stad. Maffiapraktijken ook. Echt gebeurd: ik sta te tanken en een man parkeert zijn wagen achter mij. Er zijn nochtans veel open plaatsen, maar hij komt naar me toe: ‘Jij gaat daar tanken, ik tank hier. ‘ Met een revolver in zijn broek.

“Op de club was het net hetzelfde. De vrijdag werden we uitbetaald op de achterbank van een jeep met verduisterde ruiten. Echt zoals in de film. De jeep stond voor het stadion. Rondom stonden vier mannen die met microfoontjes met elkaar praatten. Elk om beurt mochten de spelers in de jeep plaats nemen. You Carlos? Here’s your money. En dan kreeg je een stapel biljetten die ze uit een grote voetbaltas vol geld haalden. Maar wat moest je daarmee doen? Je kan er moeilijk mee naar de bank gaan. Ik zeg je: België is geen slecht land om te voetballen.”

door jan-pieter de vlieger – beelden: jelle vermeersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier