Zijn ontslag twee en een half jaar geleden bij de toenmalige eersteklasser SV Roeselare, het eerste in zijn carrière, deed lang pijn en leidde hem terug naar zijn vroegere job op de luchthaven van Zaventem. Maar met Waasland-Beveren reikt Dirk Geeraerd alweer naar de Jupiler Pro League. ‘Ik kan niet verliezen’, zegt hij. ‘Niets aan te doen.’

D irk Geeraerd: “Er is mij al gezegd dat ik toneelschool moet volgen om een rolletje te leren spelen, maar dan repliceer ik: dat zou lastig zijn voor het gezelschap dat mij binnenneemt, want met mij zou het iedere dag een nieuwe voorstelling krijgen. ( lacht)

“Bij Roeselare, mijn debuut in eerste, ben ik altijd gebleven wie ik was. Ik dacht: ik doe het op mijn manier en ik zie wel hoelang ik meega. Het duurde twee en een half seizoen. Veranderd ben ik sindsdien niet, maar ik begrijp wel dat het beter is om bepaalde boodschappen op een andere manier over te brengen. Ik zal nooit iemand verwijten of uitschelden, maar ik kan wel heel direct, hard en cynisch zijn. Niet iedereen verdraagt dat even goed en ik weet dat zich dat op een dag tegen jou kan keren. In Nederland volgde ik gedurende twee jaar een cursus over psychologische profielbepaling en ik probeer met die inzichten rekening te houden bij de benadering van personen. Ondertussen is er wel een beetje een verkeerde perceptie van mij ontstaan.

“Van opleiding ben ik sociaal assistent en wie mij echt kent, weet dat ik enorm hulpvaardig ben. Ik zal met plezier madammetjes de trap op helpen, hun valies dragen, langs de weg stoppen voor mensen met autopech en noodlijdenden geld geven. Maar in voetbal draait het om winnen en daarvoor ga ik tot het uiterste. Ik kan niet verliezen. Niets aan te doen. Het beestje is niet te temmen. Zeker als ik onrechtvaardigheid voel, moet het eruit. Die psycholoog in Nederland zei altijd: in principe moet je leren tellen tot tien, maar jij moet leren tellen tot honderd. Ik moet bekennen: het lukt mij nog niet altijd. ( lacht)

“Ik ben opgevoed met: je krijgt één kans. Toen ik begon te studeren, kreeg ik van mijn vader te horen: ‘Als je er niet door bent, ga je in de fabriek werken.’ Nooit ben ik voor een examen gezakt. Ik was te jong voor de Heizelschool, maar dat hield mij niet tegen. En voor de Pro Licence miste ik spelers- en trainerservaring op hoog niveau, maar Guy Thys en Raymond Goethals geloofden in mij en vonden dat ik een kans verdiende. Ik greep ze. Falen is voor mij nooit een optie geweest. Mijn vader komt nog altijd kijken en is nog altijd even kritisch. In de tijd dat ik zelf voetbalde, zei hij: ‘ Manneke, manneke, manneke, ge speelt altijd naar links, ge moet ne keer naar rechts spelen!’ Toen ik trainer werd in bevordering was het: ‘Kleine, wa hebt ge nu gedaan?! Ge hebt uwen besten eraf gepakt!’ En in eerste: ‘Kunt gij nu echt Anderlecht niet kloppen?!’ Nu is het: ‘Zeg, ge meugt er iets aan doen, hé. ’t Moe verbeteren, hé. ‘ Ik ben het gewoon om onder druk te functioneren. In Nederland zegden ze dat ik een type ben dat bijzonder alert reageert in stresssituaties: hoe groter de druk, hoe beter ik presteer.”

‘Dat kan niet, onmogelijk!’

“De manier waarop ik bij Roeselare op 26 oktober 2008 voor het eerst in mijn leven werd ontslagen, was een enorme ontgoocheling. Ik kon dat moeilijk achter mij laten, moeilijker nog dan verwacht. Je conclusie is dat je gebruikt werd: je bent van waarde zolang de resultaten goed zijn en het bestuur uit de wind zit; maar zodra de resultaten niet meer goed zijn, kijken ze niet meer naar het werk dat je verricht en is het gemakkelijk om je te dumpen. Financieel werd alles correct afgehandeld, maar op menselijk vlak woog de nasleep zwaar. Na mij kwamen er nieuwe mensen en om zichzelf in een comfortabele positie te zetten, gaven ze mij de schuld van alles. Dat bezorgde mij veel miserie. Het voelde aan alsof ik in de nek en in de rug werd geschoten.

“Ik blijf erbij: ik ben niet op mijn waarde geklopt. Een elfde en een twaalfde plaats op achttien met het spelersmateriaal waarover ik beschikte, was niet vanzelfsprekend. Geschenken kreeg ik niet: het eerste jaar vertrok sportief manager Luc Devroe in maart; het tweede hield zijn opvolger, Hans Galjé, het met Nieuwjaar al voor bekeken; en het derde kwam er een hele onwenteling. Wim De Coninck ging nog voor de competitiestart weg en voorzitter Luc Espeel werd aan de kant geschoven. Ondertussen zit de club bijna in derde en voor sommigen is dat nog altijd mijn schuld. Ik vind: om eigen falen te verdoezelen iemand anders afmaken, geeft aan hoe zwaar je weegt.

“Dat Wim zo snel weer vertrok, terug naar Belgacom TV, was een handicap. Hij deed alle transfers en speelde een niet onbelangrijke rol in het geheel, maar volgens hem liet de afspraak met de voorzitter hem toe om te vertrekken. Hij maakte zeker fouten, maar dat hij er zelf beter van werd, zoals er enkelen rondbazuinen, sluit ik uit. Dat kan niet, onmogelijk! Zo is Wim helemaal niet. Sindsdien werden er nog een stuk of vijftig aangeworven en dat waren evenmin allemaal voltreffers. Mensen met zicht op de cijfers vertellen mij dat er meer geld is uitgegeven na mijn periode dan toen ik er was. En met welk resultaat?

“De spelerskern was aan vernieuwing toe en omdat er geen scoutingsysteem bestond, moest Wim zich laten leiden door cv’s en meningen van anderen. Hij koos voor transfervrije spelers die een nieuwe uitdaging zochten, omdat andere jongens niet betaalbaar waren, en gaf ze een meerjarencontract om op termijn te kunnen werken en ze eventueel nog te kunnen verkopen. Maar in de voorbereiding al merkte hij dat hij zich hier en daar had laten misleiden. Bovendien waren Tanghe en Van Loo langdurig out. In elk geval werd na mijn ontslag bewezen dat die kern niet sterk genoeg was voor eerste. In januari werd een heel nieuw leger aangetrokken en kon zelfs na een kwaliteitsinjectie met mannen als Perisic, MacDonald en Benjelloun het behoud pas via de eindronde verzekerd worden.”

‘Oké, ik doe het!’

“Als je twintig jaar lang met voetbal opstaat en ermee gaat slapen en plots opstaat en geen trainingen en wedstrijden meer moet voorbereiden, dan val je in het niets. Ik dacht: waarom krijg ik geen nieuwe kans, waarom vergeet iedereen zo vlug? Enkele tweedeklassers toonden vrij snel belangstelling, maar uit trots vond ik dat mijn plaats in eerste was. Ik redeneerde: vanuit de kleinste jeugdploegen werkte ik mij gedurende vele jaren op tot in de eerste klasse, daar bewees ik dat ik zeker het niveau aankan, dus keer ik niet terug.

“Het zwaarste was om vanuit de schijnwerpers plots weer ’s ochtends vroeg op de trein naar Brussel te zitten om mijn job op de luchthaven van Zaventem opnieuw te gaan opnemen. Er zijn er die je nog altijd appreciëren, maar er zijn er ook die dan zeggen: ‘Hij bracht het ver als proftrainer, hij moet weer komen werken!’ Ik zweeg, maar het deed pijn. Soms voelde ik schaamte.

“Na een jaar wou ik absoluut weer ergens op het veld staan en ging ik in op een aanbod van Ronse, de laatste in tweede met één schamel punt. Op mijn persvoorstelling stonden er drie tafels en was er één journalist aanwezig. Ik kwam thuis en zei tegen mijn vrouw: ‘Zes uur dvd’s bekijken, vijfhonderd kilometer rijden om een tegenstander te bekijken, mij opjagen en na een nederlaag ambetant zijn, dat is verleden tijd, hoor. Wat ik nu zal doen, is op mijn gemak genieten.’ Kortom: de andere Dirk Geeraerd. Maar we gaan naar Bergen en na twee minuten is het al koekenbak! Uit mijn kot springen, van mijn neus maken en de scheidsrechter bij de rust vragen: ‘Ik ben een jaar weggeweest, zijn de reglementen veranderd misschien?!’ Ondanks alle tegenslagen legden we een ongelooflijk parcours af: in 25 wedstrijden haalden we nog 38 punten.

“Bij Waasland-Beveren was manager Dirk Poppe direct heel duidelijk: ‘Dát kan je hier verdienen, te nemen of te laten.’ Ik ben weggegaan, maar net voor de deur vroeg ik mij in een flits af: zou je hier graag trainer worden? Het antwoord was ja. Ik draaide mij om en herpakte mij: ‘Oké, ik doe het.’ Nog altijd werk ik drie dagen per week in Zaventem, maar met de trein raak ik niet tijdig op de club. Om halfvijf vertrek ik thuis in Oudenaarde met de wagen, om zes uur ga ik aan de slag op de luchthaven, om kwart voor vier stop ik, om vijf uur kom ik in Beveren aan, om zes uur start de training en doorgaans is het elf uur als ik thuiskom. Het is harken, maar ik ben blij dat ik er weer bij hoor.”

‘Ma, begin niet, hé’

“Ook op familiaal vlak is het een zwaar seizoen, want in november verloor ik plots mijn moeder. We waren mijn tante gaan bezoeken die aan terminale kanker leed. Zij is de moeder van Patrick Albert, mijn neef die ooit bij Cercle Brugge in de goal stond en bij SK Beveren de doublure was van Jean-Marie Pfaff. Dankzij hem mocht ik destijds als snotneus mee naar al die mooie Europese thuiswedstrijden: tegen Ballymena, Rijeka, Inter en ten slotte in de halve finale tegen Barcelona met Krankl.

“Nu, we komen thuis van mijn tante en mijn moeder zegt: ‘Mijn buik doet pijn.’ Ik zeg: ‘Ma, begin niet, hé! Je hebt ook kanker zeker?!’ Want ze was nogal een zwartkijker. ’s Anderendaags is het nog niet over en gaat ze naar de huisdokter, die haar naar de gynaecoloog doorverwijst. ‘Mevrouw,’ zegt die na het onderzoek, ‘u bent heel ernstig ziek.’ In het UZ Gent worden de specialisten erbij gehaald en is de conclusie verbijsterend: overal uitzaaiingen en in de darmen een gezwel ter grootte van een sinaasappel. Drie weken later is ma al gecremeerd. In mijn bijzijn kreeg ze nog chemotherapie, maar de kanker bleek abnormaal agressief te zijn. De dag van de crematie miste ik voor de tweede keer ooit een training – bij Deinze bleef ik eens thuis omdat er bij mij was ingebroken. Daarna dacht ik: ik zal mij wel herpakken. Maar uiteindelijk bleef die film zich nog maandenlang in mijn gedachten afspelen.

“Mijn ex-clubs liet ik weten dat mijn moeder overleden was, maar in Roeselare verbood het bestuur om het rouwbericht op de website te zetten. Dat vond ik van een onwaarschijnlijke kleinburgerlijkheid getuigen. Toen ik in februari met Waasland-Beveren voor het eerst naar Schiervelde terugkeerde, verliep dat aanvankelijk normaal. Er hing tussen de supporters zelfs een spandoek met ‘welkom back Dirk’ op. Al riep er ook iemand ‘krijg kanker zoals je moeder!’, moet ik toegeven. Maar we wonnen en daarna zijn er enkelen ongelooflijk uit hun rol gevallen. Mijn vrouw was uitgenodigd door een sponsor en kreeg na afloop van een bestuurslid te horen dat ik een dief was en dat zij niet binnen mocht! De bestuurders van Waasland-Beveren waren onthutst en verlieten meteen de bestuursbijeenkomst.

“Ik hoor dat er ondertussen toch enkelen beseffen dat ze zwaar in de fout zijn gegaan en niet zo best meer weten hoe ze zich in de toekomst tegenover mij moeten gedragen. Het is hen natuurlijk ook niet onbekend dat ik geen gemakkelijke ben. Vergeten zal ik het nooit. Vergeven kan ik, maar ‘sorry’ zal daarvoor niet volstaan. Eerst iemand voor driehonderd man te kakken zetten en ’s anderendaags komen fluisteren ‘excuseer mij voor gisterenavond’, neen, dat is veel te gemakkelijk. Het zal ten gronde moeten gebeuren. Misschien dat ze daar ooit eens de moed voor zullen kunnen opbrengen. Pas dan is het voor mij voorbij en kunnen we verder.”

‘Wie kan dat zeggen?!’

“Mocht het mij ooit lukken om naar de eerste klasse terug te keren, dan zullen mijn gedachten meteen naar mijn moeder gaan. Net voor haar dood zei ze: ‘Je moet mij één ding beloven: dat je naar eerste zult terugkeren.’ De innerlijke drive is alleszins immens. We zullen zien wat mijn carrière mij nog brengt.

“De dag dat ik zelf op het einde ben aangekomen, zal ik zeker terugdenken aan Raymond Goethals. Hij had het voor mij. En: aan Roger Lemerre, die in 2000 met Frankrijk Europees kampioen werd. Op de Pro Licence was hij net als onder meer Rinus Michels een van de gastsprekers en hij had de trofee van het EK meegebracht. Ik zag hem staan en dacht: die neem ik straks eens vast. Herman Vermeulen zei nog: ‘Niet doen, Dirk, niet doen!’ Maar de drang was te groot. Ik deed het toch en ben blij dat ik het deed. Wie kan dat zeggen, dat hij de Europese beker voor landenteams in de lucht stak?!” ( lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: REPORTERS

“Mensen met zicht op de cijfers vertellen mij dat er in Roeselare meer geld is uitgegeven na mijn periode dan toen ik er was. En met welk resultaat?”

“Het beestje is niet te temmen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content