Er schuilt een kleine volksheld in het iele lijf van Benito Raman. Een felle muil, tattoos en nu ook goals: vrie wijs! Het kind van het vorige stadion is nu de ster van een nieuwe arena: ‘Loop maar, ventje. Loop maar.’

Het heeft wel iets: zo’n blauwe zwerm die in kolonne naar het stadion marcheert. Wie Gent binnenrijdt, ziet hoe die kobaltblauwe Arena het volk langzaam opslokt. Dat marcherende peloton oogt ook wat Brits. Je drinkt je glas leeg, veegt met de rug van je hand het schuim uit je snor en wandelt samen de nacht tegemoet: I’m forever blowing bubbles.

De stoere basten van supportersclub Nie Pleue verzamelen aan de Albert Heijnsupermarkt. Cercle Brugge is het slachtoffer die avond, eind november. “En dat manneke zal wel prikken, zekerst?” Ook Nie Pleue oogt Brits. Beren van kerels, een paar kletskoppen ook. Mannen opgetrokken uit uuflakke. Eddy Vande Putte: “Schrijf maar op: Benito Raman, 1-0.”

Het wordt uiteindelijk 4-0. En hij scoort, Raman legt de 2-0 in het mandje. Nico Dewilde, cafébaas van Boer Janssens, zegt het vaak, na de wedstrijd, als hij het vat aanslaat: “Loop maar, ventje, loop maar. Raman, da’s een pijl. Ie pleujt nie. En ’t is iene van ongs!”

Gentenaar

Een reputatie bouw je niet op een dag. Populariteit ook niet. Wanneer kruipt een speler in het hoofd van een supporter? Waarom rijst Raman in de pikorde? Soms volstaat de morfologie, en het uiterlijk. Radja Nainggolan is compact als een ninja en heeft het kapsel van pluimvee. Hij strijdt ook, dat helpt altijd, en hij spreekt vrijuit. Wat geldt voor Nainggolan in Rome, geldt evengoed voor Raman in Gent. Een iel ventje, broos als een rietstengel, maar ook hij heeft een mes tussen de tanden. Hij blijft lopen, en scoort nu. Vier jaar geleden, bij zijn debuut voor AA Gent op het veld van Zulte-Waregem, stond Raman voor het eerst voor de camera. De vraag: “Hoe was je eerste match?” Het antwoord: “Vrie wijs.” In Gent wisten ze het meteen: iene van ongs.

Als enige echte Gentenaar in de A-ploeg van AA Gent heeft Raman een streepje voor. Een afgewerkt jeugdproduct dat de hele fabrieksband heeft afgelegd. Er is ook Hannes Van Der Bruggen, maar echt blauw is zijn bloed niet. Burst is Gent niet. Wie er de geschiedenis van AA Gent op naslaat, botst maar zelden op een echte Gentenaar. Gunther Schepens? Die is van Massemen, een knoopsgat in de mouw van Wetteren. En Wetteren, ook dat is Gent niet. Zelfs Mance Seghers met zijn klakke was van Zelzate, dat stukje niemandsland boven Gent. Raman, die is van Gentbrugge.

Veel Gentser kan haast niet. De Vogelhoekstraat bleek de kribbe van een Buffalo. De Vogelhoek, dat is aan de volkse kant van Gentbrugge. De Brusselsesteenweg snijdt de plek in twee helften. Je bent van de bourgeoiskant met zijn francofone sporen, dan wel van ‘den overkant’, van ’t gewuun volk. Raman schaart zich ongewild in een rijtje met namen die geuren naar pijptabak en choucroute: Firmin De Coster (de bankbediende), Richard Orlans (de hazewind), Hilaire Schoonjans (de burgemeester) en Norbert Delmulle (het leeuwenhart). Dan klinkt dat wat vreemd: Benito Raman.

En toch.

Als kind, begin jaren 2000, stond de uk op het terras, hoorde hij het gebral uit den Ot (het ondertussen afgebroken Ottenstadion) aanzwellen, zag de damp uit het stadion opstijgen en riep naar zijn vader: “Pa, Teletekst, vlug. Ze maken laweit.” Het is de droom van ieder kind. Om de scheenbeschermers aan te binden, een kruisje te maken, om dan als een Romein door de tunnel te wandelen en te worden overgeleverd aan de willekeur van het publiek. Zie mij hier lopen. Buffalo Benito. Den Ot, dat was de hoogste trede.

Dat moest en zou het worden. Eerst ballen rapen. Dan binnentrappen.

In wezen schuilt in dat frêle gestel een kleine cultfiguur. En dat weten de supporters. Die franke mond, die geschilderde engel op dat jongenslijf, de spreuk ‘Only God can judge me‘, die geestdrift van een bokser.

AA Gent is nooit een volksclub geweest. Gantoise, dat neigt naar bubbels en pelsmantels. De Racing, daar rook het naar verschaalde pils, niet in Gentbrugge. De bouw van de Ghelamco Arena verleent den Ot nu in gedachten toch een volks etiket. In de Ghelamco staat er schuim op het bier, zijn de broodjes krokant en hangt er geen duivenkak aan de gepolierde zitjes. Voor de Gentsupporter is den Ot nog het echte hart. Gewoon gezellig. De plek voor die van ongs. Den Ot was in wezen het ideale podium voor Raman, meer dan die arena.

Pirelli

De familiale achtergrond van Benito Raman draagt ook bij aan de culttrekjes. Zijn naam appelleert aan Franco Pirelli, een legende in de geschiedenis van de Gantoise. Die kon schieten met zijn vuisten, dronk bier als water en toonde ooit zijn kindergeld voor een vol stadion. Een man als een stripfiguur. Moeilijke vent, gek of geniaal. En dat pakt bij het volk.

Benito klinkt al even Italiaans en ook hij kent de rafelranden van het leven. De familie Raman heeft haar oorsprong in Spanje. Drie generaties geleden arriveerden een man en zijn zoon in Gent.

Goudzoekers. Ze vonden het goud in de grond en werden boer in Desteldonk. De bieten uit de grond trekken om dan ’s avonds een emmer bier te drinken, dat zegt de vader zelf. Veel Ramans hebben de strijd tegen de fles verloren. En doet de drank het werk, dan volgen de vuisten. Vader Gino heeft een kort lontje en aarzelt niet. Kom ier.

Benito’s grootvader knipte kaartjes op de trein, ook z’n moeder werkte bij de NMBS, in de kantine.

Zelf bouwt vader Gino stellingen. Hij klimt in de kerktoren en eet er zijn boterhammen. Als kind keek hij al uit over Gent, zag den Ot liggen en wist: daar speelt mijn kind later.

Zijn twee zonen kregen allebei een Italiaanse naam. Vader Gino las en leest nog altijd weleens een geschiedenisboek. Hij botste op Benito Mussolini, kon zich ook vinden in de man en vernoemde zijn zoon naar een fascist. De andere zoon werd Betino, naar Bettino Craxi, de socialistische premier van Italië in de jaren tachtig.

Braadworst

Benito speelde eerst bij Melle, daarna bij Munkzwalm, waar de familie toen woonde, maar AA Gent kon het kind snel strikken. Hij scoorde ooit tot honderd doelpunten per seizoen. De bal werd achter de verdediging gedropt en Benito reed ze er onderweg allemaal af: 1-0.

Vader Gino proefde de smaak van succes en hield zijn zoon strak in de gaten. Hij zag in Benito alles wat hij zelf wilde maar niet kon worden. Speelde die niet goed? Dan liep vader desnoods zelf het veld op en droeg Benito eigenhandig het kleedhok in. Wat ooit gebeurde op Anderlecht.

Het Spaans bloed kookt weleens over, binnens- en buitenskamers. Natrappen, ellebogen, scheldpartijen: rood en richting kleedkamer. Bij de U16 van AA Gent kreeg Benito op stage rood wegens natrappen. De coach kwam om uitleg vragen. Het antwoord zat klaar: “Jij moet niets tegen mij zeggen.”

Benito Raman had veel stekels. Op de topsportschool in Gent gaf hij een wielrenner een kopstoot en kon beschikken. Hij zei de nationale ploegen U18 en U19 de wacht aan. Gent, en niks anders. In alles een Franco Pirelli. In alles een matador voor den Ot. Meer braadworst dan kaviaar, dat is Raman.

Het was voor de jeugdwerking van AA Gent daarom vaak op eieren lopen. Maar een raspaard met nukken blijft een raspaard. In de paasvakantie van 2001 trok Frank De Leyn met de piepkuikens van de U7 naar Rosas, een strandoord niet ver van Barcelona. Een stage in het teken van Kidibul en zakdoekje leggen. Gent kon het grote Barça overtuigen om hun training eenmalig in te ruilen voor een vriendenpotje tegen de Gantoise. Het werd 10-1. Dat ene doelpuntje was een streep in de winkelhaak. Coach Frank De Leyn kreeg na de match één vraag: hoe heet dat kleintje vooraan? En hoe schrijf je die naam? Volgens hem ligt het briefje nog altijd ergens op een bureau in La Masía.

Toeters

Enerzijds is zo’n talent dus echt wel uniek, anderzijds gaat talent niet ten koste van alles. De buitenwacht rook kansen: Lille, Inter, Hoffenheim. Vader Gino was een zeer vroege overstap naar het buitenland wel genegen. Hij reed met zijn zoon naar Camphin-en-Pévèle, niet om er over kasseien te denderen, maar om het jeugdcomplex van Lille te bezoeken. In die bakstenen vierkantshoeve liep toch nog een andere kleine Belg: Eden Hazard. Vader ging al snel overstag – vooral financieel – zoon niet. Bang voor het Frans, bang om snel geïsoleerd te geraken. Comprend pas.

Nooit werd een overstap concreter dan die naar Aston Villa, als vijftienjarige. Meermaals trokken vader en zoon naar Birmingham. Weer ging vader overstag. Het contract lag klaar, de cijfers lagen vast.

Vader kon er werken op de club, kegeltjes klaarzetten. En Benito, die schrok dit keer van het Engels. Don’t understand. Uiteindelijk kon Gunther Schepens net op tijd inpraten op de jonge spits.

Hij bleef, en Gent haalde toeters en bellen uit de kast om dat te vieren.

Een profcontract teken je in België pas op zestienjarige leeftijd. Benito Raman kreeg zowaar een persconferentie. Aan de zijde van Louwagie en toenmalige coach Franky Dury kreeg de puber een microfoon onder de neus geduwd. Je ziet en hoort een kind: “Ik euh… hoop dat ik ver kan geraken. Bij Gent of euh… bij een andere ploeg.”

Manager Michel Louwagie vindt die persconferentie van toen nu ook overdreven. Maar na het vertrek van Kevin De Bruyne en Vadis Odjija moest en zou die kleine Raman blijven. Hij werd een symbool.

Een jeugdproduct dat doorbreekt, dat trekt ook anderen aan. Ook nu, bij intakegesprekken die de Gentse jeugdwerking voert, valt die naam bijzonder vaak.

Voor die eerste twee, De Bruyne en Vadis, was Gent op het moment van vertrek niet kapitaalkrachtig genoeg om hen aan de club te binden. In 2010 was voor Raman wel financiële ruimte.

Reprimande

Anno 2014 heeft Raman een basisplaats bij AA Gent. Na uitleenbeurten aan Beerschot en Kortrijk wordt de jongen stilaan man. Het moet gezegd: de carrièreplanning is doordacht. En het imago dient te worden bijgesteld. Raman gedraagt zich, is ook kneedbaar en heeft echt wel een mooie toekomst voor zich. Die jongen heeft onmiskenbaar veel talent.

De stekels uit het verleden worden door de club en de entourage vakkundig uitgevlakt. De pitbull lijkt getemd. Op Twitter en Facebook durft hij nog weleens te blaffen, maar afgezien van een (ludieke) poging om het tot The Voice van Vlaanderen te schoppen en een reprimande van toenmalig coach Bob Peeters in 2012 is de wind schijnbaar gaan liggen tussen de oren. Hij zegt nog altijd wat hij denkt, maar maakt dat niet langer publiek. En daar werkt zijn entourage hard aan.

De jongen die zijn hele jeugd op vader en moeder kon rekenen, kan dat nog altijd, maar doet nu vooral een beroep op zijn sportief managers (Guy Vandersmissen en zoon Kristof), op Tomas Van Den Spiegel (financiële begeleiding), op Peter Smeets (sociale begeleiding, Smeets begeleidde eerder ook al Romelu Lukaku) en de steun die AA Gent aanbiedt. Dat is heel wat voor een man van twintig. Maar het is ook een verstandige keuze. Het toont meteen de ernst van de situatie. AA Gent weet dat de moeilijkheden uit het verleden zijn weggevaagd, dat de inspanningen nu lonen en dat er straks een dikke prijs op zijn hoofd plakt. Dan zal manager Louwagie niet aarzelen, bij een goed bod, Raman overigens ook niet. Onlangs verlengde hij zijn contract tot 2018. Het is intussen zijn vijfde contract bij AA Gent, en het loon loopt rustig op.

Gepolijst

Een gesprek met Raman gebeurt nu ook onder toezien van de perswoordvoerder. Je weet maar nooit. Over zijn jeugd, zijn stoten, zijn familie praat hij liever niet. Wel over volwassen worden. Vrie wijs, hoor je niet meer. Geen stroomstoten, wel een Louis Vuittonzakje. “Ik ben nu een volwassen man” en ook: “Alleen in een stabiele situatie kun je presteren”, of nog: “Ik heb respect voor de supporters.”

Hij maakte de klik naar eigen zeggen bij Beerschot al. Beseffend dat hij geen makkelijke jongen was. Nu dus wel, die voorbeeldfunctie. Ook zijn taal is gepolijst. Het is wat jammer dat de nieuwe Franco Pirelli uitdooft, dat hij wordt gekneed naar het beeld van de Ghelamco: chic, strak en ja, ook wat glad.

Dat hij nu niet naar Club zou kunnen, of Anderlecht, omdat Gent het goed doet. Maar je voelt dat bij een omgekeerde situatie een overstap eventueel zou kunnen. Er schuilt een pak ambitie in Raman. Hij droomt van de Rode Duivels. Met Dries Mertens als leidraad. PSV, Napoli en dan scoren bij de nationale ploeg. Hij zit nu al bij de beloften, dus waarom niet? Belt Aston Villa morgen, dan is dat een heel andere situatie dan vier jaar geleden.

Vertrekken is voorlopig nog geen optie. Raman denkt ook volgend jaar nog in Gent te spelen. Maar de toekomst ligt niet in de Ghelamco, althans niet voor hem.

En den Ot, die zal er toch altijd nog wat in hangen. Hij woont op een klein appartementje op de Brusselsesteenweg. Gaat vaak met zijn hond wandelen. James heet die, vernoemd naar de Colombiaan van Real Madrid, James Rodríguez. Dan blijft hij staan bij de plek waar hij altijd van droomde. Dat het toch wat pijn doet, die lege plek. En dat hockeyveld, tja. Hij hoort er een echo van vervlogen tijden. En als hij vertrekt, zal hij roepen: “Pa, pa, Teletekst. Ik ben ervandoor.”

DOOR MATTHIAS DECLERCQ – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

Benito Raman had als puber veel stekels. Op de topsportschool in Gent gaf hij een wielrenner een kopstoot en kon beschikken.

Raman denkt ook volgend jaar nog in Gent te spelen. Maar de toekomst ligt niet in de Ghelamco, althans niet voor hem.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content