IJzeren Flandriens

© belgaimage

Op de erelijst van de Ironman in Hawaï, die zaterdag voor de 41e keer plaatsvindt, staan triatleten uit slechts vijf landen: de VS, Australië, Canada, Duitsland én het ‘kleine’ België. Hoe is dat te verklaren?

Negen ijzeren mannen en zes ijzeren vrouwen die in totaal 49 Ironmanzeges hebben behaald (zie kader). België mag dan wel een klein sportland zijn, in het langeafstandstriatlon is het verhoudingsgewijs al twintig jaar een van de succesvolste naties ter wereld. Met als uitschieters de overwinningen van Luc Van Lierde (48) en naamgenoot Frederik (38) – geen familie – op het WK Ironman in Hawaï, in 1996/1999 en 2013. Aan de hand van vier redenen ontleden zij hun succes, maar ook dat van de vele andere Belgische/hoofdzakelijk Vlaamse triatleten (m/v).

Geïnspireerd door pioniers

Frederik Van Lierde: ‘Lucs eerste zege in Hawaï was hét kantelpunt. Een hele generatie is daardoor geïnspireerd. Door die overwinning heb ik zelfs de stap naar het triatlon gezet. Ik was toen een 17-jarige zwemmer en trainde vaak met mijn gemeentegenoot Didier Volckaert (uit Menen, zilver EK middenafstand 1986, nvdr) en een groepje triatleten. Omdat ik ook uitblonk in de schoolcrossen, vroeg ik mijn ouders al een hele tijd om een koersfiets. Pas na Lucs zege kon ik ze over de streep trekken. En heb ik in 1997 mijn eerste triatlon afgewerkt.

‘Ook Rutger Beke, Marino Vanhoenacker, Bert Jammaer, Gerrit Schellens… kregen zo een stimulans om vol voor een triatloncarrière te gaan. En niet alleen om deel te nemen, maar om Ironmans te wínnen – Luc had de lat immers heel hoog gelegd. Toen zij daar ook in slaagden (zie kader, nvdr), trok iedereen zich aan elkaar op. Zoals Bart Aernouts en ik elkaar nu naar een hoger niveau stuwen (beiden mikken zaterdag op het podium in Hawaï, nvdr), en wij jongere, talentvolle triatleten als Pieter Heemeryck en Kenneth Vandendriessche (in juni winnaar van de 70.3 Ironman in Luxemburg, nvdr) motiveren.’

Luc Van Lierde: ‘Zoiets mag je zeker niet onderschatten. Waarom zijn de Duitsers de laatste jaren zo succesvol? Mede omdat Jan Frodeno (winnaar Hawaï 2016 en 2015, nvdr) en Sebastian Kienle (winnaar 2014, nvdr) zich konden spiegelen aan ex-winnaars Norman Stadler (2006 en 2004, nvdr) en Faris Al-Sultan (2005, nvdr), die op hun beurt Thomas Hellriegel (winnaar 1997, nvdr), Jürgen Zäck en Lothar Leder als voorbeelden hadden.

‘Dat is ook een van de redenen waarom grote sportlanden als Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Spanje tot nu toe weinig succesvol waren in Ironmans, en in Hawaï – bij de mannen althans – nog nooit gewonnen hebben: wegens een gebrek aan een pionier. Die landen kunnen nochtans uit een veel grotere vijver putten dan België, maar hun triatleten concentreren zich vooral op de kwartafstand, waarin ze wél uitblinken. De Olympische Spelen is hét doel, niet Hawaï.

‘Bij ons leeft die kwarttriatlon veel minder. Mede omdat die pas in 2000 olympisch werd, en toen alle focus, door mijn zeges in 1996 en 1999 en alle aandacht die daaraan geschonken werd, bij de meeste triatleten op Hawaï lag. Al zien we nu ook Belgen doorbreken op de korte afstand, met vooral Marten Van Riel, die als zesde eindigde op de Spelen in Rio, op zijn pas 23e. Een topprestatie, maar fel onderbelicht, want voor de media tellen alleen winnaars. Door mijn zeges in Hawaï, en die van Frederik, is in België de mythe van de Ironman veel groter.’

Frederik Van Lierde: ‘Niet vergeten dat ook voor Lucs topperiode, zelfs al van bij het ontstaan van de sport eind jaren zeventig, hier een vruchtbare bodem is gecreëerd. Denk maar aan pioniers als Mario Huys (ex-wereldrecordhouder op de dúbbele triatlon, nvdr), Karel Blondeel (negenvoudig Belgisch kampioen en Europees kampioen in de jaren tachtig, nvdr) en zijn grote rivaal Didier Volckaert, die trouwens mijn eerste coach was. In de jaren negentig had je ook de bekende langeafstandstriatlon van Middelkerke en het Superprestigecircuit, met triatlons in onder meer Geel, Landen, Menen en Mol die live op tv kwamen. Ook daardoor is mijn interesse in triatlon gewekt.’

Leerling leert van meester-coach

Luc Van Lierde: ‘Hij is in de media (te) weinig bekend, maar als doctor in de sportwetenschappen een wereldautoriteit: Jan Olbrecht. Misschien wel dé sleutelfiguur achter het succes van het Belgische triatlon. Maar ook achter dat van Belgische topatleten als William Van Dijck en Vincent Rousseau, en van topzwemmers over de hele wereld (onder meer Pieter Timmers en Pieter van den Hoogenband, nvdr). Jan was van bij het begin van mijn carrière mijn mentor – op fysiek en mentaal vlak -, en begeleidde later ook Rutger Beke, Marino Vanhoenacker, Tine Deckers, Frederik…

‘Alles wat ik over trainingsleer weet, heb ik van Jan geleerd. Zo ben ik in 2010 zelf als coach begonnen. Sinds 2011 van Frederik, daarnaast ook drie jaar (2013 tot 2015) van Marino Vanhoenacker. Maar wel steeds in samenwerking met Jan, bij wie al mijn atleten hun lactaattesten moeten afleggen en met wie ik mijn ideeën aftoets. Hetzelfde geldt voor collega-coach Rob Woestenborghs, die met Bart Aernouts ook bij Jan langsgaat.’

Frederik Van Lierde: ‘Onder coach Pieter Timmermans, die ook Rutger Beke en Tine Deckers begeleidde, heb ik al van 2007 tot 2010 samengewerkt met Jan Olbrecht, daarna via Luc. De succesformule van Jan is dat hij aan de hand van melkzuurmetingen via simulatiemodellen perfect in kaart kan brengen hoe groot de motor van een topsporter is. Klassieke uithoudingstesten meten op één moment hoe snel een auto rijdt, maar kunnen niet onder de motorkap kijken om de échte cilinderinhoud te bepalen. Via die modellen ziet Jan wel of een atleet reserve heeft of op zijn limiet zit, vooral op basis van de VO2Max (de waarde die bepaalt hoeveel zuurstof spieren kunnen opnemen, nvdr) en de VLAMax (hoeveel melkzuur spieren kunnen produceren, nvdr).’

Luc Van Lierde: ‘Via die lactaattesten reikt Jan mij ingrediënten aan, waarmee ik een trainingsmenu opstel. Prikkels die ik aanpas aan Frederiks lichaam, conditie en tekorten. Zo kunnen we heel gericht onderdelen van zijn motor afstellen, zonder hem te overbelasten. Op dezelfde manier waarop Jan mijn (broze) lichaam indertijd trainde.

‘Die melkzuurtesten zijn cruciaal – meten is weten -, maar ik heb als ex-triatleet ook het voordeel dat ik weet hoe een bepaalde trainingsprikkel aanvoelt. Frederik, en mijn andere atleten (Van Lierde begeleidt ook buitenlandse toppers als Michelle Vesterby en Will Clarke, en via zijn eigen opgerichte Itzu Tri Team Belgische talenten als Amber Rombout en Kenneth Vandendriessche, nvdr), moeten me dat ook altijd zeggen. Dat gevoel is even belangrijk als wattage- of hartslaggegevens.’

Frederik Van Lierde: ‘Luc heeft me slimmer laten trainen en me beter leren pieken. Door slechts twee, drie doelen uit te kiezen, en andere triatlons als ’training’ te beschouwen. Ervoor wilde ik elke keer winnen, maar presteerde ik altijd op 90 à 95 procent, nooit op 100 procent. Zo kon ik dat laatste stapje richting winst in Hawaï zetten.’

Financiële steun vanuit verschillende hoeken

Frederik Van Lierde: ‘Omdat alleen olympische atleten/disciplines gesubsidieerd worden, krijg ik, in tegenstelling tot de triatleten die op de kwartafstand focussen, geen financiële steun van de Vlaamse triatlonfederatie. Dat hebben Marino Vanhoenacker en ik (respectievelijk vanaf 2004 en 2005, nvdr) kunnen compenseren door een contract als topsporter bij Defensie, waardoor we verzekerd zijn van een vast loon. Zeker in mijn beginjaren was dat heel belangrijk. En hoewel ik nu meer sponsors heb, zou het zonder dat statuut niet haalbaar zijn. Al moet je wel blijven presteren: elk jaar een topdriestek in een Ironman, of top zes in Hawaï. Dankzij die steun en ook van mijn sponsors heb ik een kmo’tje rond mij gebouwd, met allerhande specialisten: van Luc over een diëtiste en een osteopaat tot een mental coach.’

Luc Van Lierde: ‘Ik heb in 1989 mijn eerste semiprofcontract gekregen bij het triatlonteam van François Lambert, de man achter autoverhuurbedrijf ADR, waarmee hij ook een wielerploeg sponsorde (die dat jaar met Greg LeMond de Tour won, nvdr). Dat heeft slechts een jaar geduurd en ik heb nooit al mijn centen gekregen. Gelukkig kon ik daarna terecht bij de TonTon Tapisploeg. Door onder meer vierde te worden op het WK kwarttriatlon heb ik vanaf 1992 kunnen steunen op individuele sponsors. Anderen konden dan weer terecht bij profploegen zoals het Lions/Ferynteam van Paul Van Den Bosch (ex-coach van Sven Nys, nvdr), met Belgische toppers als Jan Jammaer, Danny Simons, Dirk Van Gossum, Kris Mariën, Marc Herremans…’

‘Daarna zijn de ‘grote’ professionele ploegen verdwenen, maar sinds 2011 hebben we met het toen opgestarte Uplace-BMC (gesponsord door Club Bruggevoorzitter Bart Verhaeghe, nvdr) weer een topteam, met (inter)nationale toppers. Bart Aernouts is er al jaren de vaandeldrager, en ook Bert Jammaer, Bruno Clerbout en Tine Deckers hebben er deel van uitgemaakt.’

De flandrienmentaliteit

Frederik Van Lierde: ‘Trainen voor een langeafstandstriatlon (3,8 km zwemmen, 180 km fietsen, 42 km lopen, nvdr) is mentaal bijzonder zwaar. Ikzelf heb piekweken tot 35 uur. Het vergt karakter om dat week na week, maand na maand, over meerdere jaren vol te houden. Ook omdat je amper twee à drie keer per jaar piekt, met Hawaï als ultieme doel, terwijl wielrenners bij wijze van spreken elke week kunnen winnen.

‘Maar net als in de koers hebben ook de Vlaamse triatleten – mannen én vrouwen – die flandrienmentaliteit: zwoegers en strebers die koste wat het kost hun doel willen bereiken. Niet alleen in de training, ook in de wedstrijd zelf. Want het is niet iedereen gegeven om ruim acht uur af te zien en je honderd procent te focussen. Daar moet je mentaal op ingesteld zijn.’

Luc Van Lierde: ‘Sommigen opperen dat de triatleten die zich specialiseren op de Ironmanafstand minder puur talent hebben dan die op de korte olympische kwarttriatlon, en dat de concurrentie daar veel groter is. En dat de Belgen dat gebrek aan talent, in een van de drie onderdelen, compenseren door hun werkkracht. Bart Aernouts is bijvoorbeeld een mindere zwemmer, maar een veel betere fietser en een fenomenale loper. Terwijl je op de olympische afstand geen enkel tekort mag hebben, omdat zoiets daar keihard wordt afgestraft.

‘Toch mag je dat ‘mindere’ talent zeker niet overroepen. Want wat is talent? Veel olympische en wereldkampioenen op de kwarttriatlon – Spencer Smith, Simon Lessing, Simon Withfield, Hamish Carter, Iván Raña… – zijn op een bepaald moment overgestapt naar de lange afstand, en hebben daar wel ‘kleinere’ Ironmans gewonnen, maar hebben in Hawaï nooit het podium gehaald. De Britse Brownlee-broers, Alistair en Jonathan, die de jongste jaren op de kwart alles domineren, zie ik op de Ironman ook tekortschieten. De enigen die, op mondiaal niveau, succes boekten op beide afstanden waren Mark Allen (zesvoudig winnaar in Hawaï, nvdr), Greg Welch (winnaar Hawaï 1994, nvdr), Chris McCormack (winnaar 2007 en 2010, nvdr), Jan Frodeno (winnaar 2015 en 2016, nvdr) en ikzelf.

‘Het zijn ook twee totaal verschillende disciplines – in atletiektermen uitgedrukt: een 1500 meterloper vs. een marathonloper. Je lichaam moet bestand zijn tegen die grotere trainingsbelasting, en je moet het ook mentaal aankunnen om vele honderden uren op basisuithouding, minder op pure snelheid en vermogen, te trainen – velen vergalopperen zich zo. Dat alles, samen met doorzettingsvermogen, is óók talent, niet alleen de cilinderinhoud op zich.’

Aan Frederik Van Lierde en Bart Aernouts om zaterdag in Hawaï dat talent en de IJzeren Flandrien in zichzelf nog eens boven te halen. Om zo België de vijftigste Ironmanzege te schenken. Luc Van Lierde: ‘Wie had dát in 1996 durven te denken!’

door Jonas Creteur – foto’s belgaimage

‘Het is niet iedereen gegeven om ruim acht uur af te zien en je honderd procent te focussen. Daar moet je mentaal op ingesteld zijn.’ – Frederik Van Lierde

‘Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Spanje waren tot nu toe weinig succesvol in Ironmans wegens een gebrek aan een pionier.’ – Luc Van Lierde

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content