Vierendertig wordt Jurgen Cavens – net gepromoveerd met Waasland-Beveren – in augustus, maar zijn afscheid van eerste klasse heeft hij nog niet gepland.

De telefoon rinkelt: de vrouw van Tomasz Radzinski wil weten hoe het staat met het plan om ’s anderdaags haar man te verrassen met de aanwezigheid van een aantal ploegmaats van vroeger ter gelegenheid van zijn 500ste wedstrijd. Het zal laat worden, voorspelt Cavens: “Daarmee bedoel ik: een uur of twee, niet een uur of vijf, zoals vroeger bij Lierse.”

De tijden zijn veranderd sinds Cavens’ profdebuut in 1995. In zijn zeventienjarige profloopbaan moest hij al twee keer afzakken naar tweede, maar zo makkelijk raakt de hoogste afdeling niet van hem af. “Dat ik telkens teruggekomen ben nadat men me afgeschreven had, geeft me ook het meeste plezier. Dat heb ik te danken aan Marc Brys. Die leerde me bij Beerschot dat het als prof niet volstaat dat je gewoon de trainingen volmaakt. Wat ik onder Brys leerde, had ik zes, zeven jaar eerder moeten leren. Dat ik op een dag beseft heb dat ik er méér moest voor doen, vind ik nog altijd mijn grootste overwinning.” Brys kon hem goed prikkelen, zegt Cavens: “Op een dag riep hij me bij zich, we zouden tegen Lierse spelen, en ik keek daar enorm naar uit. ‘Jij speelt niet’, zei hij. ‘Ik zag je deze week trainen en dat was niet goed.’ Ik blies. ‘Wil je echt spelen?’, vroeg hij toen. ‘Oké: ik laat je starten, maar als het niet goed is, haal ik je er meteen af: ik laat van bij de aftrap iemand opwarmen.’ En dat deed hij ook. Ik heb toen het beste half uur uit mijn carrière gespeeld.”

Wat is het verschil tussen promoveren met Waasland-Beveren en met Lierse?

Jurgen Cavens: “Toen waren wij favoriet, er zat enorm veel druk op, en het bleef spannend tot het einde. Nu wist ik niet of het zou klikken. Als je ergens halverwege het seizoen arriveert, is dat heel belangrijk. Ik heb meteen veel respect gekregen, veel vertrouwen ook, in wat al een sterk blok was. We hadden ook maar een kern van 18 man, bij Lierse waren er dat vorig seizoen 35.”

Wat dreef je naar Waasland-Beveren?

“Het ging me om terug plezier te krijgen, omdat ik nog zo graag voetbal. Het eerste gesprek bij Waasland-Beveren was er direct bonk op: de manier waarop ze over de club praatten, wat kon en wat niet kon. Het was niet van moeten, het kon ook volgend jaar, de promotie. Financieel wist ik dat ik een stap terug zou zetten. Mij ging het om de sportieve uitdaging. Ik wilde een sportieve revanche nemen, tonen dat Lierse me te vroeg had afgeschreven. Ik schatte dat Waasland-Beveren de eindronde zou spelen. Ook bij de trainer voelde ik meteen veel ‘grinta’ om terug naar eerste klasse te gaan, waar anderen wel een kans krijgen en hij niet meer. Dirk Geeraerd kan een groep scherp zetten, ziet elk tactisch detail en kan psychologisch goed uit de hoek komen. De accommodatie in Beveren is ook top, zowel het stadion als de trainingsfaciliteiten. Die zijn beter dan bij Lierse.”

Waren jullie de beste ploeg van tweede?

“Ik vond Charleroi de verdiende kampioen: fysiek heel sterk en met veel snelheid. Wij zijn misschien niet de meest getalenteerde kern, maar wel een goeie groep, mét een uitstekende doelman ( Michael Clepkens, nvdr), de beste van de reeks. Eupen had het beste middenveld van tweede, maar was té afhankelijk van die drie man. Westerlo heeft een tik gekregen toen ze op Eupen verloren. Na onze uitzege op Eupen was de trein vertrokken.”

Geen toploon

Het bestuur gaf al aan dat er acht of negen nieuwe spelers gehaald moeten worden. Dan zou ik, Jurgen Cavens, de ervaring bij Lierse indachtig, al denken aan een nieuwe uitdaging.

“Ik denk niet dat dit bestuur zotte dingen gaat doen. Als ze acht, negen spelers halen, moet het er wel op zijn. Je moet niet de fout maken die veel ploegen begaan, die er acht halen en uiteindelijk alleen maar de kern verbreden.”

Waar zit jouw uitdaging?

“Ik vind dat ik bij Lierse na de promotie onterecht opzij ben gezet voor jongens die veel zwaardere contracten kregen maar niet meer kwaliteit hadden. Onder Sollied heb ik mezelf terug in de ploeg geknokt. Drie goals en drie assists is niet slecht in verhouding tot mijn totale aantal speelminuten én de statistieken van spelers die veel meer mochten spelen. Na het seizoen zei Sollied dat hij niet meer op me rekende. Toen ik hoorde dat Chris Janssens trainer werd – hij heeft me nog ge-sms’t om te vragen wat ik ervan vond – zag ik het weer zitten. Ik heb met hem nog de kamer gedeeld als speler. Ooit heeft Janssens tegen mijn vader gezegd: ‘Als ik trainer was, stond Jurgen altijd eerst op het wedstrijdblad.’ Toen ik op de club kwam, zei hij me dat het voorbij was. Dat was een klap. Op zo’n moment besef je: je bent maar een pion waarmee wat geschoven wordt.”

Misschien had het met financiële redenen te maken. Lierse liet de grootverdieners die het niet echt nodig had afvloeien.

“Daar was ik toch niet bij.”

Jij verdiende geen 500.000 euro per jaar?

“Was het maar waar! Zelfs niet de helft. Lierse heeft indertijd gewoon mijn contract van Germinal Beerschot overgenomen. Als je weet hoe Jos Verhaegen op de centen lette, weet je al dat dat geen toploon was.”

Toch heb je nog een paar wedstrijden gespeeld.

“Ik viel in tegen Westerlo en op Standard. Daarna was het over. Ik wil daar niet te veel meer op terugblikken. Met Lierse heb ik alles meegemaakt: kampioen in eerste klasse, kampioen in tweede, de beker gewonnen, international geworden. Lierse blijft wel mijn club.”

Toch nog één keer terug naar 2010: jullie worden kampioen in tweede, jij bent kapitein, maar je komt nog amper in beeld. Wat is er toen, na de promotie, verkeerd gelopen?

“De voorbereiding trok op niets: we trainden maar één keer per dag omdat de helft van de spelers fysiek niet in orde waren. Maar Job en Douala stonden er op de eerste competitiedag wél in. Als speler heb je ook vertrouwen nodig.”

Dat kreeg je van Anthuenis niet?

“Nee.”

Het koningskoppel Radzinski-Cavens dat in tweede klasse furore maakte, heeft amper op het veld gestaan in eerste.

“Klopt. Het jaar van de titel waren wij het koningskoppel. Tomasz is nog supersnel, hij loopt heel slim en weet van mij perfect wanneer ik naar binnenkom en waar hij dan moet lopen. Zet mij naast een snelle spits en ik garandeer dat hij van mijn inbreng profiteert, zoals Hervé Onana dat afgelopen seizoen deed. Ik heb bij Beerschot ook met François Sterchele en Tosin Dosumnu zo’n symbiose gehad, het is niet alleen iets tussen Tomasz en mij. Maar na zo’n boerenjaar komt Gunter Thiebaut en ondanks mijn 26 goals en 19 assists zit ik op de eerste speeldag op Dender op de bank.”

Misschien heeft het ook te maken met je onduidelijke profiel. Je bent geen diepe spits. Wat ben je dan wel?

“Tweede spits, maar ik kan ook op de flank spelen. Ik ben een speler die vertrouwen nodig heeft. Soms ben ik niet egoïstisch genoeg, maar ik haal ook veel voldoening uit iemand anders te laten scoren. Dat heb ik altijd gehad. Een pure afwerker was ik alleen bij de jeugd: ik liep gewoon iedereen voorbij. Maar bij de grote jongens had ik meer kansen nodig om te scoren. Explosief ben ik niet, maar als ik weg ben, ben ik weg, hoor. Daar miskijken er zich veel op.

“Door het ouder worden, kies ik beter positie. Dat is mijn grootste evolutie als speler. Ik doe er ook veel meer voor dan vroeger. Vroeger ging het allemaal vanzelf, bij Beerschot heb ik een knop omgedraaid, en ben ik echt voor mijn vak gaan leven.”

Provinciale

Heb je alles uit je carrière gehaald?

“Nee. De keuze voor Standard was niet goed. In een paar weken zette ik twee stappen ineens: eerst naar een topclub in België. En dan naar één van de woeligste clubs in Europa: Marseille. Als ik de knop kon terugdraaien, had ik in plaats van voor Standard voor Anderlecht gekozen, omdat hun manier van speler beter paste bij een technische voetballer als ik. Zij waren, net als Genk, ook geïnteresseerd. Maar ik koos voor de warmte van Standard, de fans, de manier waarop ik daar ontvangen ben. Lierse was ook blij met de 66 miljoen frank (1,6 miljoen euro) die ze toen voor mij kregen. Hans Somers is toen ook voor 2,5 miljoen vertrokken, Filip Daems leverde ook bijna twee miljoen op. We voelden wel aan dat we beter vertrokken, dat ze geld nodig hadden. Men heeft ons zachtjes naar de uitgang begeleid, terwijl het mijn bedoeling was om heel mijn carrière bij Lierse te voetballen.

“Marseille heeft mij voor een stuk gebroken, maar ik heb me vooral bij Beerschot herpakt. Daar kwam ik onder Vandereycken nog eens terug in de voorselectie van de Rode Duivels. Van al mijn transfers is Beerschot mijn beste keuze geweest.”

In die zeventien jaar dat je prof bent, is het Belgisch topvoetbal wel veranderd.

“Als je nu een etentje organiseert, gaat na het eten iedereen naar huis, vroeger trok je daarna met elkaar op pad. Maar een goeie onderlinge verstandhouding en een band tussen de spelers is nog altijd belangrijk. Ook daarom zouden clubs beter rondkijken wat ze zelf hebben in plaats van paniekaankopen te doen. Het is wel zo dat jonge voetballers tussen zestien en twintig meer begeleiding nodig hebben. Dat was toen ik begon zo, en dat is nu nog het geval. Een jonge speler die bij de kern komt, heeft gewoon veel te veel vrije tijd. De eerste jaren vulde Marcel Vets – toch de trainer die me het meest gevormd heeft – dat hiaat op. Die hield zich individueel met ons bezig. Toen we bij de kern kwamen, viel die begeleiding weg. Je kan dat niet allemaal aan de hoofdtrainer overlaten.

“Als je veel meer met jonge spelers werkt, gaat er veel meer uitkomen.”

Zegt de toekomstige trainer?

“Vroeger dacht ik dat ik later trainer zou worden, nu denk ik van niet. Het is een harde wereld, waar ik niet tegen bestand ben, denk ik. Ik zou wel iets willen doen in de begeleiding van jonge spelers, of gewoon compleet iets anders doen.”

Over wanneer praten we dan?

“Ik wil zo lang mogelijk blijven voetballen: volgend seizoen in eerste, en daarna zien we wel verder.”

Kan jij je voorstellen dat je op je veertigste nog ergens in provinciale speelt?

“Ja. Omdat ik het zo graag doe. Je moet dat ook aan je lichaam voelen, of het nog gaat. Bij mij gaat het nog goed, maar ik doe er ook veel voor. Als ik in het bos ga lopen, zijn er weinig die me kunnen volgen.”

Waar gaat het jou echt om?

“Ik amuseer me. Dat is ook het allerbelangrijkste. In 1997 had Lierse niet de beste ploeg, maar wel de beste groep, met een ideale mix en veel begeestering. Daarom zijn we toen onverwacht kampioen geworden.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“In plaats van voor Standard had ik voor Anderlecht moeten kiezen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content