Reculer pour mieux sauter – een stap terug zetten om verder te kunnen springen: geen betere manier om de carrière van Glynor Plet (27) samen te vatten. Met Zulte Waregem hoopt de Nederlandse spits eindelijk het lanceerplatform richting voetbalgeluk te hebben gevonden.

Glynor Plet: “Van jongs af aan had ik maar één droom: profvoetballer worden. En als mijn ouders vroegen: ‘Wat als dat niet lukt?’, dan antwoordde ik nog altijd: ‘Profvoetballer worden.’ Ik wíst niets anders. Nog altijd niet trouwens. Ik pieker er zelfs vaak over. Wat wil, wat kán ik hierna doen? Of vind ik niets anders leuk dan voetbal? Het lijkt erop… (lacht)

“Al van toen ik opgroeide in Amsterdam, in de bekende Bijlmerwijk, kleefde op elk vrij moment een bal aan mijn voeten. Met mijn oudere broers Vernon en Eban speelde ik tot ’s avond laat op de pleintjes in de buurt. En in het weekend bij amateurclub Voorland, recht tegenover De Meer, het oude Ajaxstadion. Onder andere met Urby Emanuelson (nu AS Roma, nvdr), een van de vele jongens uit de Bijlmer die het tot profvoetballer geschopt hebben.

“In die tijd tierden de criminaliteit en de drugshandel er nochtans nog welig, maar daar heb ik me nooit mee ingelaten. Alleen wat kattenkwaad, belletje-trek! (lacht) Een leuke en zorgeloze jeugd in een heel multiculturele omgeving waar iedereen elkaar kende en van racisme amper sprake was. Met mijn ouders, die in hun late tienerjaren vanuit Suriname naar Nederland trokken, woonde ik er in een appartement. Rijk waren we niet – vader werkte ’s avonds als barman, moeder als secretaresse bij een bank – maar nooit kwamen we iets te kort.

“Het minste van mijn zorgen ook. Bij mijn droomclub Ajax spelen, dáár was ik mee bezig. Toen ik op mijn negende deelnam aan de vermaarde Talentendagen en uit honderden jongens geselecteerd werd, kwam die wens ook uit. Een onvergetelijk moment, hoewel ik heel stil bleef – mijn moeder vroeg zelfs ik of wel blij was, want ik zat in de auto voor mij uit te staren. Ajax! Dat rood-witte tenue! Alsof ik in een droom beland was. En dat bleek ook een probleem: ik genoot er te véél van, stond stil en ontwikkelde me niet meer. Bovendien bleek de druk te zwaar. Mijn hele familie was apetrots op me – ‘ónze Glynor bij Ajax!’ – en kwam ook telkens kijken, maar dat verlamde me. Ik was toen nog verlegen, het ontbrak me aan durf en bluf om te tonen wat ik écht kon. Dat deed Ryan Babel, mijn grote concurrent in de spits, wel, en zo moest ik na twee seizoenen al vertrekken.”

Overdag werken

“Ik belandde bij HFC Haarlem, een profclub, maar koos na vier jaar voor SV Argon. Veel zin had ik nochtans niet. Als je profvoetballer wilt worden, ga je niet snel van een profploeg naar de amateurs, maar mijn vader zag bij Haarlem niet veel jongens doorbreken. Argon bood meer doorgroeimogelijkheden, vond hij. En hij kreeg gelijk, want na een jaar (2004/05, nvdr), kon ik op mijn zestiende naar FC Den Bosch, in de Eerste Divisie (de Nederlandse tweede klasse, nvdr). Een tegenvaller echter: ik kreeg niet meer dan een amateurcontract, moest me tevredenstellen met wat late invalbeurten en ook de verre en dure verplaatsing vanuit Amsterdam naar Den Bosch – drie uur heen en terug, ik moest mijn ouders geld vragen om te tanken – woog op me.

“Ik wilde mijn eigen centen verdienen en zette weer een stap terug, naar de amateurs van FC Lisse. Zo kon ik ook gaan werken, als administratief medewerker bij het detacheringsbedrijf van een sponsor. Sportief werd dat jaar bij Lisse een succes, we werden kampioen, maar die lange dagen van negen tot vijf op kantoor en ’s avonds nog training vielen me zwaarder dan ik gedacht had. Vaak was ik ’s avonds doodop. En dan wilde mijn werkgever me nog een bijkomende opleiding laten volgen, waardoor ik na de training nog eens zou moeten leren en er helemaal geen tijd meer restte voor ontspanning. Dat wilde ik niet, ik wilde profvoetballer worden.

“En dus ging ik op zondag bijtrainen, fanatieker dan ooit, op een veldje tegenover jeugdcomplex De Toekomst van Ajax. Samen met Kenneth Coblijn, een ex-coach van mijn broer, die niet begreep dat ik met mijn talent maar bij FC Lisse speelde. Hij hielp me op voetbaltechnisch vlak – balaanname, afwerken – maar ook op mentaal vlak: leren om na een gemiste kans direct op de volgende te focussen, om me ook altijd een positieve en rustige houding op het veld aan te meten. En niet, zoals voorheen, mopperen en zwaaien als ik de bal niet kreeg.

“Iets wat ik toen ook oppikte uit The Secret, een boek dat ik kreeg van mijn zus en waar ik veel aan gehad heb. Ik geloofde wel in mezelf, maar omdat ik nog niet bereikt had wat ik voor ogen had, liep ik constant te piekeren. De kernboodschap van dat boek is echter dat als je in dit universum positieve energie uitstraalt, er ook positieve energie naar jou terugvloeit. Ik vertaalde dat naar mijn geloof – God is voor mij het universum – en leerde om meer optimistisch en vastberaden in het leven te staan. Je kunt alles bereiken, als je er maar in gelooft en ernaar handelt.”

Geld geen drijfveer

“Die trainingen en het boek hielpen, want al na een jaartje klopte Telstar, uit de Eerste Divisie, aan. Velen raadden me die stap af, want bij Lisse kon ik in combinatie met mijn werk meer verdienen. Maar mijn ouders hadden me altijd geleerd dat geld geen drijfveer mag zijn. En die misschien laatste kans op een profcarrière wilde ik echt niet laten glippen.

“Een juiste keuze: in twee seizoenen (2008/09 en 2009/10, nvdr) respectievelijk 18 en 21 goals, ik werd zelfs clubtopscorer aller tijden. Met dank ook aan trainer Edward Metgod die me leerde positie te kiezen en op het juiste moment voor doel te komen – nu een van mijn grootste kwaliteiten. Die twee succesjaren waren de bevestiging van waar ik altijd van overtuigd geweest was: dat ik dat niveau, en zelfs hoger, aankon.

“Dat zag ook Heracles in. Coach Peter Bosz wilde me er als back-up van Samuel Armenteros (ex-Anderlecht, nvdr). Geen basisstek dus, maar dat maakte me niets uit. Eíndelijk was die kans in de Eredivisie daar, op mijn 23e. Ik gaf mezelf drie seizoenen om van daaruit door te stoten naar de échte Nederlandse top: Ajax, PSV of Twente. Dat proces leek al direct in een stroomversnelling terecht te komen, want door een blessure van Armenteros stond ik in de eerste competitiematch tegen Willem II al in de basis. 3-0 en twee goals! Wat een debuut! Ook in de volgende zes duels bleef ik staan, maar dan belandde ik weer op de bank. Niet onterecht – mijn niveau was gezakt – maar mentaal wel een enorme domper.

“Mijn droom leek weer van me weg te drijven. Ik liet het wat hangen tijdens de trainingen en kon de kracht niet opbrengen om terug te knokken. Tot de trainer me een spiegel voorhield: ‘Glynor, je hebt veel kwaliteiten, maar je moet wel blijven werken. Dán pas kan ik je weer een kans geven.’ Ik ging weer bikkelen op training en aan mijn minpunten – koppen, handelingssnelheid – schaven. Bosz bleek een man van zijn woord, want het volgende seizoen (2011/12, nvdr) zette hij me naast Armenteros en scoorde ik heel vlot: tien goals aan de winterstop. Toch vond ik dat ik nog niets bewezen had. Ik wilde over een héél seizoen van waarde zijn, en pas daarna eventueel een stap hogerop zetten. Maar toen FC Twente die winter interesse toonde, kon ik moeilijk neen zeggen. Ik was al mijn hele leven op zoek geweest naar mijn voetbalgeluk. Toen had ik het eindelijk voor het grijpen.

“De nieuwe coach, Steve McClaren, wilde me de rest van dat seizoen laten rijpen achter Luuk de Jong. Het jaar erna zou dan het mijne worden. Dat sprak me aan, net als het stadion natuurlijk. Die eerste weken voelde ik me als Sjakie in de chocoladefabriek: een luxestoel in de kleedkamer, een sauna, een jacuzzi, een kok die elke dag driesterrenmaaltijden bereidde… Helaas te mooi om waar te zijn. Dat eerste halve seizoen viel ik nog geregeld in en scoorde ik tweemaal, maar toen De Jong in de zomer naar Mönchengladbach trok en Twente bij Inter Luc Castaignos en bij Ajax Dmitri Boelykin (ex-Anderlecht, nvdr) haalde, was ik plots dérde spits. McClaren zei nochtans dat hij in mij geloofde, maar dat die transfers een beslissing van het bestuur waren. En dus moesten zij spelen, vermoed ik. Toen heb ik gemerkt dat je lot soms ook van andere factoren afhangt, niet alleen van jezelf, ook al doe je keihard je best.”

Supersub tegen wil en dank

“Ik moest, zoals ik al vaak gedaan had, op zoek naar nieuw geluk. Twente blokkeerde een tijdelijke overgang naar Heerenveen, waar ik nochtans dolgraag naartoe wilde, en duwde me naar NEC, maar daar had ik geen zin in. Op de laatste dag van de transferperiode (augustus 2012, nvdr) koos ik voor een uitleenbeurt aan Racing Genk, al reikte mijn kennis over die club niet verder dan trainer Mario Been.

“Nadat ik me wat had moeten aanpassen aan het meer directe en fysieke Belgische voetbal – ik meet wel 1m94, maar ik ben geen kolos – en aan het tweespitsensysteem – ik was 4-3-3 gewoon – liep het in november los: zes goals, waaronder een late gelijkmaker op Sporting in de Europa League. Tot mijn grote frustratie echter meestal als ‘supersub’ – een woord dat ik op den duur begon te haten. Ik was de bank kotsbeu, wilde spélen. Ik heb Been daar wel over aangesproken, maar een echte uitleg kreeg ik niet. Hij zei dat hij voor anderen (Vossen, De Ceulaer, Monrose, Barda, nvdr) koos en dat ik moest blijven werken. Dat heb ik gedaan, ik heb ook nooit ruzie gemaakt, maar in tegenstelling tot bij Heracles werd ik daar niet voor beloond. Hoewel ik me bij Genk naast het veld uitstekend voelde en Been zeker geen slechte trainer was, lag ik er echt van wakker. Ik wilde Twente immers koste wat het kost laten zien dat ik een nieuwe kans verdiende. Helaas kwam die er niet, want na dat jaar bij Genk vertelde het bestuur van Twente dat het een nieuw traject uitgestippeld had: jongeren opleiden en doorverkopen. En met mijn 26 jaar paste ik niet in dat plaatje.

“Mijn contract werd eind augustus ontbonden, een paar weken later tekende ik voor één jaar in Israël, bij Hapoel Beër Sjeva. Mijn ex-Genkploegmaat Elyaniv Barda speelde er en had me overtuigd dat de stad, nochtans op amper vijftig kilometer van de Gazastrook, veilig was. Dat bleek ook zo, al vond ik het toch geen optie om mijn vrouw en kinderen mee te nemen. Die eerste maanden had ik veel heimwee, maar vanaf de kerstperiode kon ik de knop omdraaien, genieten van het leven en liep het ook op het veld beter: nog negen goals.

“Toch was ik blij dat ik weer kon terugkeren naar België, bij Zulte Waregem (een contract van drie jaar, nvdr). Francky Dury wilde me al in de winterstop en ik voelde meteen dat hij enorm in mij geloofde. Tot dusver heb ik me deze keuze niet beklaagd. Een rustige club, met allemaal positieve, gemotiveerde, gelukkige spelers die zich willen bewijzen en een coach die daar uitstekend op inspeelt. Perfect voor een positivo als ik en ideaal als volgende stap in mijn zoektocht naar geluk. Ik weet dat ik dit niveau aankan, het is nu zaak om dat te tonen en te presteren, om dan hopelijk ooit aan mijn top te belanden. Waar die grens ligt, weet ik niet, maar mijn carrière is pas halfweg. Ik heb dus nog tijd om dat te ontdekken.” ?

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN BELGAIMAGE

“Ik pieker vaak over wat ik wil, wat ik kán doen na mijn voetbalcarrière. Vind ik echt niets anders leuk dan voetbal? Het lijkt erop.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content