Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Komende lente wordt het gloednieuwe oefen- en jeugdcomplex van Standard officieel geopend. Tomislav Ivic trok nu al zijn werkplunje aan tijdens een rondleiding op de Académie Robert Louis-Dreyfus.

Op Anderlecht kennen ze het probleem : op het oefenveldje naast het stadion valt amper te trainen op standaardsituaties, want het is te smal. Dat op Sclessin naast het hoofdveld is weliswaar iets breder, maar veel ruimte is ook hier niet. Ook voor de jeugd van Standard is het nu soms behelpen op de hoogvlakte van Le Bois St.-Jean. Getergd door de wind, gegeseld door de regen, kan het er bar koud zijn van november tot maart, met ballen die bij tijd en wijlen meer blijven steken in de modder dan dat ze rollen.

Straks wordt alles anders. De voorbije maanden werd druk gewerkt om een gebied van tien hectaren om te vormen tot een sportcomplex die naam waardig. Naar het voorbeeld van Italiaanse topploegen daalt Standard vanaf volgend seizoen alleen nog op wedstrijddagen af naar het stadion aan de boorden van de Maas. De rest van de tijd brengt iedereen van de club – van kleinste duiveltje tot A-kernspeler, door op het complex Louis-Dreyfus. Vijftien miljoen euro kostte de site. Twee derde daarvan werd bij mekaar geleend door de club zelf, de rest komt van de lokale overheid. Komende lente wordt het geheel officieel geopend, maar bepaalde delen zijn nu al in gebruik.

La salle Ivic

Het is Tomislav Ivic, hoofd jeugdopleidingen sinds deze zomer, die ons op een woensdagmorgen gidst langs zandhopen, tractoren, bulldozers en velden. Opvallend is het eerste terrein, links bij het binnenkomen van het jeugdgedeelte. Drie voetbalvelden groot, met een wirwar van lijnen, met over de hele lengte van het terrein doelgebieden afgebakend. Waar is dat goed voor, tenzij voor veel verwarring bij de teams ? Zoals Raymond Goethals gebruikt Ivic handen en voeten, breed gesticulerend, om de voordelen van zo’n immense vlakte te schetsen. Je kan er tactisch werken met verschillende ploegen tegelijk, legt hij uit. Je kan er op diverse plaatsen afwerken op doel, zodat de grasmat een beetje gespaard blijft, of op voorzetten oefenen met drie, vier groepjes tegelijk, zonder in mekaars weg te lopen. Hij neemt ons mee naar de ‘klassieke’ velden, waarvan er twee naast die immense vlakte liggen en wijst op de modder in het centrale gedeelte voor doel. Ivic : “Die velden worden komende zomer heraangelegd en opnieuw ingezaaid, maar je ziet hier wat er met die structuur fout is : als je altijd op dezelfde plaats oefent, gaat het beste veld kapot.”

In de hoek staat een klassieke muur voor het trainen van keepers, de nieuwe cafetaria annex kleedkamers is bijna afgewerkt. Gedaan met het stapelen van jeugdspelers in veel te kleine kleedkamers. Ook aan de administratie is gedacht : zij krijgen splinternieuwe bureaus. Via een smal trapje leidt Ivic ons naar beneden, naar een tweede niveau, waar zijn hal een plaatsje kreeg. Jaren terug, toen hij in Anderlecht trainer werd, vroeg de Kroaat een voetbalhal, om ook tijdens de winter in comfortabele omstandigheden te kunnen werken. Hij kreeg ze, ze staat nog in Neerpede archeologische voetbalinfrastructuur te wezen. Een van zijn eerste vragen op Sclessin toen hij daar werd aangesteld als hoofdcoach betrof ook de bouw van zo’n hal. Het werd een prefabconstructie waar de A-ploeg nog onder hem geregeld trainde. Ze is er nog steeds, al staat ze nu op een andere plaats. We botsen op een van de arbeiders die de patron hartelijk begroet en hem toefluistert dat ze de zaal nog steeds naar hem noemen : La salle Ivic.

De vloerbedekking, groen, bestaat voor een stuk uit gerecycleerd bandenrubber dat nadien een verfbad kreeg. Ze veert soepel. De reden voor dat verfbad ? Als je het rubber zwart laat, krijgen de ballen na een tijdje ook allemaal die kleur. Naast de hal ligt een niet-overdekt terrein met kunstgras.

Via een ander trapje klimmen we naar het gedeelte waar straks de A-ploeg traint. Hier wordt nog hard gewerkt : vrachtwagens rijden af en aan met grond, een bulldozer duwt de aarde open. Dit wordt het terrein waarop de invallers hun competitiewedstrijden afhaspelen, compleet met tribune. Zevenhonderd staanplaatsen annex cafetaria. In dit gebouw komt straks ook bureauruimte én een fitnesscomplex. Even verder vinden we het paradepaardje van het complex : een splinternieuw hotel, enkel bestemd voor de spelers van de A-ploeg. Elk krijgt er zijn eigen kamer, om tussen de trainingen wat te rusten. Hier kan de ploeg ook op afzondering. Nu loopt iedereen nog vrij in en uit, straks wordt het hele complex afgezet en komen er slagbomen en bewaking. Stap voor stap worden ook in België voetballers steeds meer onbereikbaar.

Te weinig eigen jeugd

In het oude cafetaria van het complex legt Ivic de nieuwe strategie van de club uit. Het bekt wat vreemd, Standard en jeugdopleiding. Van de huidige A-kern volgde alleen AxelWitsel zijn jeugdopleiding bij de Luikenaars. Zijn concurrent centraal voor de verdediging, Marouane Fellaini voetbalde immers van 1996 tot 2004 voor Charleroi. Standard leeft nu eenmaal van inkomende en uitgaande transfers. Ivic : “Ja, maar als je goed oplet, loopt die periode ver op zijn laatste benen. Er worden nog serieuze sommen betaald door de grote ploegen, maar daaronder is de tijd van forse investeringen voorbij. Volgens mij ligt de toekomst bij de jeugdopleiding in centres de formation. Ze stellen clubs in staat jongeren van de regio een kans te geven. Ze hebben de mentaliteit van de streek, kennen het karakter van de club, hebben een emotionele band met die club, met hun streek.”

Hij steekt niet weg dat de motivatie ook deels wordt ingegeven door vaststellingen van hogerhand. De UEFA ziet met lede ogen hoe de grote competities worden overspoeld door buitenlanders, waardoor in diverse landen de eigen jeugd in de verdrukking komt. En dus werkt men aan nieuwe normen om de eigen opleidingen te stimuleren. Ook vanuit de profliga stuurde huidig Standard-trainer Michel Preud’homme daar op aan. Voor straks verplicht wordt om een aantal eigen talenten op het blad te schrijven, wil Standard klaar staan met betere jeugd. Ivic : “Daar kan u toch niks op tegen hebben ? Meer eigen jongeren betekent dat het publiek zich opnieuw sterker kan identificeren met de spelers op het veld en op termijn worden de nationale ploegen er ook beter van. Als buitenlander kan ik niks hebben tegen het feit dat hier spelers uit diverse landen voetballen, dat zorgt voor een interessante mix. Maar ik begrijp de bekommernis van de mensen in de bond, dat zoiets de doorstroming van de eigen jeugd belemmert. Alleen moet die wel in perfecte omstandigheden worden opgeleid, vind ik. Om die redenen hebben we dit complex opgezet. Twintig jaar geleden zagen de Fransen hoe hun competitie niks meer voorstelde. De clubs werden Europees weggeblazen, de nationale ploeg presteerde niet meer en oude sterren kwamen in Frankrijk hun voetbalpensioen opstrijken. Met de hulp van de overheid hebben ze overal opleidingscentra gebouwd en het resultaat is dat ze nu voetballers in alle topclubs lopen hebben en op de drie voorbije WK’s twee keer in de finale stonden. Kijk naar Nederland : qua budgetten kan het absoluut geen poot zetten naast topcompetities als Duitsland, Italië of Engeland, maar dankzij de jeugdopleiding hebben ze wel topspelers.”

Geen snelheid

Hoe komt het dat verpauperde of door oorlog getroffen landen als die in de Balkan in veel minder dankbare omstandigheden toppers blijven produceren, terwijl ons land, waar toch al langer aandacht wordt besteed aan goeie velden, betere trainingsvormen en diploma’s voor jeugdcoaches, achterop blijft hinken ? Ivic : “Het antwoord op die vraag is simpel : waar wordt nog gevoetbald in dit land ? Nergens meer. Dorpen zijn steden geworden en elk stukje grond is bebouwd. Groene zones, parken, ik zie ze nog amper, zeker niet in deze stad. Verstedelijking doodt de sport. Ik ben er zeker van dat de Belgische jeugd aan de basis evenveel talent heeft als alle andere jongeren. Maar we moeten dat talent zelf ontwikkelen. Op de club, tijdens de trainingen. België had een generatie topvoetballers in de jaren tachtig, Gerets, Ceulemans enzovoort. Die talenten moeten we opnieuw opsporen en hen de kans geven zich te ontplooien. Dat doen ze niet zelf, niet meer op straat, dat moet in de club gebeuren. In opleidingscentra.”

De wereldreiziger Ivic constateerde wel dat ons voetbal na die gouden generatie vooral technisch de boot miste. Ivic : “Alles gaat nu oneindig veel sneller. Het Belgisch voetbal heeft een werkethiek, is fysiek, gebaseerd op kracht, op lopen. Ik kom uit het zuiden en merk dat daar veel meer aandacht is voor techniek. Dat is de basis voor alles. Hoe flikt Lyon het keer op keer ? Via Juninho. Wat breekt tegenwoordig meer en meer een match open, in dertig procent van de gevallen ? Een vrije trap. Daarom is Milan Rapaic zo belangrijk voor Standard, en Bosko Balaban voor Brugge. Techniek ! Daarom zeg ik : breng die Belgische werkethiek over naar het zuiden, en je zou daar wonderen kunnen verrichten. Of in dit geval : besteed binnen jullie kader tijd aan de technische opleiding en je maakt veel betere spelers. Neem Fellaini. Goeie voetballer, groot, sterk, behoorlijk snel. Alleen : daar staan geen voetjes onder. Of niet zoals ik die wil zien. Daar moet dus hard mee worden gewerkt. Nog veel harder dan nu. Ik heb hier al spelers zien defileren die me na tien dagen testen zeggen : in Duitsland werken ze veertig procent harder dan hier. Het kan dus ook op dat vlak nog veel beter.”

Een voorbeeld voor Nederland

Maandag, dinsdag en donderdag trainen de beloften van Standard twee keer. De ochtendsessie neemt Ivic zelf voor zijn rekening. Na de middag staat hij de andere trainers bij, vanaf de zijlijn. Ivic : “We hebben voor elke leeftijdscategorie een trainer en ik kijk naar zijn werk, stuur bij of kom tussen indien nodig. Hij is de baas, ik assisteer. (grijnst)

Het is algemeen technisch directeur Domique D’Onofrio die in vergaderingen met hem en de trainers de grote lijnen uitzet. Grosso modo valt de Luikse jeugd uit mekaar in drie grote groepen : spelertjes van zes tot tien, dan een groep van elf tot veertien en een derde groep van vijftien tot negentien. De eerste twee werken vooral op techniek, in de laatste vier jaar komen daar fysieke en tactische trainingen bovenop. De eerste groep is de grootste, zegt Ivic, zij vormt de basis van de piramide. Vanaf elf jaar krijgen de betere elementen tijdens de week individuele trainingen. Vanaf hun vijftiende wordt gewerkt aan de fysiek. Ivic : “Dat is een heel delicaat punt. Kijk maar naar wat Vincent Kompany overkomt. Barst van het talent, maar lijkt fysiek toch een pak problemen met zich mee te sleuren. Daarom is het werk van jeugdcoaches zo belangrijk. Soms volstaat een lichte correctie van de loophouding om latere problemen te voorkomen. Niet vergeten dat toptalenten ook nu al heel vroeg wedstrijden met een enorme intensiteit spelen. Rooney, Fabregas, Messi, waren amper volgroeid toen ze al meespeelden in de nationale ploeg en de Champions League. Hun lichaam moet dus uitstekend worden voorbereid op die intensiteit. Zie ook Boussoufa. Je moet niet alleen technisch uitstekend zijn om op het hoogste niveau mee te draaien, maar ook fysiek.”

Dat de meeste talenten in België relatief laat aan de oppervlakte komen, ligt aan het schoolsysteem, meent Ivic : “Plus aan het kleiner aantal trainingen dan in het buitenland. Schoolplicht geldt tot achttien, dat excuus hebben ze daarna niet meer. Bij ons trainen spelers vanaf achttien op maandag, dinsdag en donderdag twee keer per dag. Die negentienjarigen, die liggen me na aan het hart.”

De juniores van Split

Is hij daar wel de geschikte man voor, hij die toch vooral een trainer leek voor de A-ploeg, bezig met tactiek, met groepswerk, met afgewerkte producten. Ivic, op dreef : “Ik heb vroeger nog de juniors van Hajduk Split getraind. Op vijf jaar tijd heb ik er 27 spelers voor de A-kern klaargestoomd. Die hebben in totaal ruim 13 miljoen euro opgeleverd aan transfergeld. In die periode werkte ik heel hard met mijn juniores, dubbel zo hard als de eerste ploeg. Toen zij doorstroomden, veegden ze de zogezegde sterren van de ploeg compleet weg. Vandaag, in 2006, is dat anders, is het verschil in arbeid veel minder groot. Maar het blijft in mijn ogen voor clubs heel belangrijk om zelf veel aandacht aan de opleiding te besteden. Ik denk dat ik daar een rol kan in spelen. Vier jaar geleden ben ik gestopt met coachen. Het verlangen naar voetbal is er nog steeds, maar fysiek heb ik mijn beperkingen. Ik heb trainerscursussen gegeven, veel gepraat over voetbal, wedstrijden in de Champions League gevolgd, commentaar gegeven bij wedstrijden van mijn nationale ploeg op tv, maar ik wil actief bezig blijven. Weet u dat in mijn tijd bij Hajduk, toen ik daar met mijn juniors bezig was, trainers uit Nederland kwamen kijken naar onze aanpak ? Toen ik bij Ajax trainer was, vroeg de KNVB me naar een club in Kroatië waar de opleiding als voorbeeld kon dienen. Ik heb ze naar Hajduk gestuurd. Helaas heeft de oorlog bij het uiteenvallen van Joegoslavië veel vernietigd. Het talent is er nog steeds, maar de clubs stellen niet veel meer voor. Zoveel jaar later merk ik hier nu veel goeie wil bij de directie om wat aan opleiding te doen en constateer ik dat er een schitterend oefencomplex wordt gebouwd. Daar wil ik graag aan meewerken.”

Klonen kan hij de buitenlandse topspelers niet, maar de jeugd van vandaag moet van hem wel verplicht kijken naar al dat topvoetbal op tv. Om vervolgens de vrijheid te krijgen (zeker tot hun veertiende) om op het terrein die bewegingen na te doen. Ivic : “Wij gaan hier geen Ronaldo’s of Ronaldinho’s opleiden, maar ik wil wel dat onze jeugdtrainers de jongeren de vrijheid geven, zowel offensief als defensief, om dingen uit te proberen, balbehandelingen, dribbels, vrije trappen. Ik heb met Ludo Coeck kunnen werken, met Frank Vercauteren. Allemaal jongens die door veel trainen hun trap quasi perfectioneerden. Dat moeten wij straks ook doen. (maakt brede armbewegingen) Daar op dat veld, in ideale omstandigheden.” Buiten slaat de regen tegen de ramen. Hij grijnst : “Denk jij dat ik dan de zon mis ?”l

PETER ‘T KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content