Van Kapellen (op 15-jarige leeftijd) naar Germinal Beerschot (16) en nu de enige echte rechtsbuiten in de Amsterdamse A-selectie : over de bliksemcarrière van Tom De Mul (18).

Op tijd en stond zag je het in een krantenstukje staan : weer een Belgische jeugdspeler naar Ajax. Hoewel een van hen vorig seizoen al debuteerde in het eerste elftal, bleek tijdens de voorbije voorbereiding pas echt hoe goed hij zijn streng bij de grote jongens weet te trekken. Zijn naam : Tom De Mul.

Wat herinner je je van de eerste contacten met Ajax ?

Tom De Mul : “Ik speelde een jaar boven mijn leeftijd bij de jeugd van GBA, een sterke ploeg waarvan er veel naar Nederland zijn vertrokken. Ik kreeg telefoon en een fax thuis en daarna kwamen twee mensen van Ajax, de jeugdcoördinator en de studiebegeleider, om uit te leggen hoe alles in z’n werk ging. Ik heb wel getwijfeld : je bent pas zestien, je moet weg van huis, terwijl je niet eens weet of je wel een toekomst hebt. Je komt in de jeugd van Ajax, wat heel mooi is, maar de kans dat je het eerste haalt, is op dat moment nog heel klein, natuurlijk. Maar het is een goeie stap gebleken. Op een bepaald moment kom je op het punt dat je een stap hoger moet zetten. Ajax is een goeie club voor mij, ook al omdat ik rechtsbuiten ben en Ajax graag met buitenspelers voetbalt.”

Toonden er nog andere ploegen interesse ?

“Ik kon ook nog naar PSV, Feyenoord en een paar clubs in Frankrijk en Engeland. Anderlecht ook. Maar ik heb voor Ajax gekozen omdat ze aanvallend spelen, de jeugd kansen geven en – omdat ik nog jong ben – Nederland dicht bij België ligt.”

Wat is, denk je, de meerwaarde van de jeugdopleiding in Ajax ?

“Je moet sneller spelen, de balaanname moet perfect zijn en ze zijn echt heel veel bezig om je zwakke punten beter te maken – meerdere trainers zijn met je bezig, ook individueel. Ze spelen altijd hetzelfde systeem en geven de jeugd heel veel kansen in het eerste elftal. Dat is gewoon leuk om te weten, dat je een kans maakt. En van betere voetballers rondom je, ga je zelf ook beter voetballen, natuurlijk.”

Op 20 mei 2003, toen je een driejarig profcontract tekende, verklaarde toenmalig technisch directeur Leo Been- hakker dat je ontwikkeling sneller was gegaan dan gebruikelijk. Hoe komt dat ?

“Het ging gewoon goed. Ik speel nog maar anderhalf jaar bij Ajax en ik zit intussen al in het eerste. Het eerste jaar zat ik in de B1, maar daar ben ik maar een half jaar gebleven, want ik ging naar de A1, waar ik in de helft van het jaar vertrok naar het eerste. Een keer of vijf heb ik meegespeeld bij Jong Ajax, het tweede elftal, maar eigenlijk heb ik het overgeslagen, wat vrij bijzonder is. De meeste spelers, zeggen ze altijd, hebben een jaar nodig om zich aan te passen bij Ajax. Dus dan is het toch vrij snel gegaan met mij.”

Wat leerde je bijvoorbeeld van Van Basten en Van ’t Schip, de paar keer dat je bij Jong Ajax meedeed ?

“Dat ik diep moest spelen omdat ik snel ben. Als ik dan de bal krijg, ben ik vlugger bij het doel. Hoe ik het best een bal kan aannemen, wanneer voor je uit, wanneer dicht bij je, variatie vinden tussen diepgaan en in de bal komen, de goeie momenten uitkiezen om acties te maken…”

Hoe herinner je je debuut, op 25 januari van dit jaar tegen NEC ?

“Fantastisch om dat op je zeventiende te kunnen meemaken, hé. Maar van stress had ik geen last. Ik ben altijd redelijk ontspannen. Ik doe gewoon mijn best en ik voel niet zo snel druk, dat is niet goed.”

Je bent Antwerpenaar voor iets, natuurlijk.

“( Lacht.) Maar ik ben wel niet de typische Antwerpenaar die denkt dat hij alles beter kan. Ik ben eigenlijk in Wilrijk geboren en ik woon in Kapellen.”

Hoe is je contact met de andere Belgen in de selectie ?

“Ik ben heel goed opgevangen door hen. Dat is toch wel plezant, als je op landgenoten kan terugvallen.”

Wat leerden ze je over het leven bij een topclub ?

“Dat ik gewoon mijn spel moest spelen en me niks moest aantrekken van wat anderen zeggen.”

Hoe goed kan je om met kritiek ?

“Vroeger had ik het er moeilijk mee, maar nu kan ik er beter mee om. Het moet gewoon. Op training worden jonge spelers best wel hard aangepakt. Da’s soms wel moeilijk. Maar jonge spelers kunnen ook nog het meeste leren natuurlijk. Maar als je goed speelt, krijg je al eens complimenten en na een slechte wedstrijd komt er kritiek : je moet gewoon met de twee kunnen omgaan.”

Ajax telt zes, zeven middenvelders, dus de strijd om een plaats is nergens zo fel als in die linie, verklaarde Ronald Koe-man onlangs. Hij wil kiezen tussen drie middenvelders of twee controlerende middenvelders en één aanvallende. In welk systeem gedij jij het beste ?

“Niet dat ik er iets aan te zeggen heb, maar ik speel het liefst met twee controlerende en een nummer tien. Als rechtsbuiten krijg je dan toch de meeste ballen.”

Qua voetballend vermogen lijkt het voor Wesley Sonck nog altijd aanpassen, maar hij bleek op die positie achter de spits nog het best tot zijn recht te komen in de voorbereiding.

“Ik ga daar niet over oordelen, maar hij heeft zeker zijn kwaliteiten. We kunnen elkaar goed vinden. Ik denk dat hij zich op die positie heel goed voelt. Ikzelf heb bijna alles gespeeld en we hebben best wel veel gescoord ook, wat goed is voor het vertrouwen.”

Hoe groot is de kans op de volledig Belgische voorlijn De Mul-Sonck-Soetaers ?

“Hopelijk krijgen we dat een paar keer te zien dit jaar, dat zou leuk zijn ( lacht). Maar er zijn nog andere voorspelers natuurlijk : Ibrahimovic kan voorin, Mitea kan op links…”

Hoe zie je op jouw positie de concurrentiestrijd met Daniël De Ridder en Steven Pienaer ?

“Concurrentie is bij Ajax onvermijdelijk natuurlijk. Maar ik kijk niet naar concurrentie, ik kijk gewoon naar mezelf en laat zien wat ik kan telkens ik mag spelen. Steven en Daniël ziet Koeman meer als middenvelders, denk ik, hoewel ze ook als rechtsbuiten kunnen spelen. Steven zelfs ook als nummer tien. Maar als rechtsbuiten komen ze meer naar binnen ; ik blijf echt aan de buitenkant.”

Iedereen die het kan weten, noemt je een echt nummer zeven : snelheid, diepgang, binnendoor gaan, buitenom gaan, goeie center, scorend vermogen. Je kijkt, zegt Urbain Haesaert, die je bij Kapellen weghaalde, ook naar de doelman telkens je een beweging naar binnen maakt.

“Ja, ik heb veel geleerd. Ik ben een echte Ajax-voetballer : ik maak graag mooie acties, scharen en zo. Zo speel ik graag. Een bal door de benen is het mooiste wat er is. Het moet er wel een beetje in zitten, maar ik heb ook heel veel op straat gevoetbald. Heel veel. Op straat leer je veel techniek. Ik kan nu ook veel beter en harder met links schieten bijvoorbeeld, wat toch wel belangrijk is op mijn positie. Dat maakt je minder voorspelbaar. Van klein af was ik ook heel snel. Mijn moeder dacht eerst dat ik in de atletiek terecht zou komen ( lachje), maar ik wou altijd voetballen.”

Was het altijd al je droom om op die positie terecht te komen ?

“Bij Kapellen speelden we 4-3-3 en was ik al rechtsbuiten en GBA nam gewoon het systeem van Ajax over, dus dat was ook altijd met een rechtsbuiten. Wel heb ik daar ook een tijdje als nummer tien gespeeld.”

Je hebt rugnummer 27. Nummer 7 is nog niet toegekend.

“Jonge spelers geven ze uiteraard eerst de iets hogere nummers ( lacht). Hopelijk komt dat nog.”

Van Koeman lazen we in NRC Handels-blad : “We weten dat De Mul er nog niet is, maar hij krijgt de kans om zich stap voor stap te ontwikkelen. Misschien verwachten we al te veel van hem.” Hoe groot is die stap naar een basisplaats ?

“Af en toe speelminuten pakken is goed voor mij. De opstelling verandert toch vaak en als je goed speelt, mag je blijven staan, als je minder speelt, ga je er snel uit. Er zijn hier genoeg goeie voetballers, maar ik hoop toch dat ik dit jaar af en toe in de basis kan starten.”

Kracht is eigenlijk de enige basiskwaliteit die er nog bij moet komen, horen we. Zit dat er met ouder worden in of is je tengere lichaamsbouw eerder een familietrekje ?

“Neen, het is niet echt een familietrekje. Hoe meer ik op dit niveau train, hoe sterker ik vanzelf zal worden. Dat merk ik nu al. De voorbereiding was in elk geval bij momenten heel zwaar, niet te vergelijken met hoe ik het bij de jeugd ervoer.”

Tonny Bruins Slot deed je als voetballer en als mens denken aan Dennis Berg-kamp : getalenteerd, maar een beetje stil. Kan je je daarin vinden ?

“Hij bedoelde dat vooral qua persoonlijkheid, denk ik. Buiten het veld ben ik gewoon rustig, maar in het veld ben ik anders, hou ik bij wijze van spreken nergens rekening mee.”

Hoe vlot verliep je integratie ?

“Ik was wel al wat gewoon van op ‘De Toekomst’. Ik bedoel : ze praten hier wel veel, maar het zijn gewoon goeie kerels. Maar de stap naar hier was in het begin wel groot. Op school bijvoorbeeld wordt in België niet echt van je verwacht dat je veel zegt, alles wordt uitgelegd en je moet luisteren ; hier willen ze dat je initiatief neemt, direct reageert. Dus dat ben ik wel meer en meer gaan doen. Op dat vlak gaan ze hier wel anders met dingen om. Eigenlijk komt het erop neer dat ze je veel minder helpen omdat het uit jezelf moet komen.”

Heeft dat je karakterieel veranderd ?

“Ja, toch wel. In positieve zin. Ik ben, vind ik, opener en zelfstandiger geworden. Ik zeg meer wat ik voel, vroeger was ik veel meer in mezelf gekeerd. Op training durf ik mijn gedacht zeggen.”

Hoe ambitieus ben je ?

“Ik probeer dit seizoen zoveel mogelijk speelminuten te pakken en volgend seizoen uit te groeien tot een volwaardige basisspeler. Je wil altijd meer natuurlijk in je carrière.”

Er zijn in de zomerperiode bij Ajax geen schokkende transfers gebeurd en jullie wonnen het Amsterdam Tournament met goed voetbal. Wat mogen we dit seizoen van Ajax verwachten ?

“Kampioen worden, zoals vorig seizoen, moet weer een doel zijn, zeker omdat we misschien wel over het meeste talent van heel het land beschikken. Normaal moet dat lukken. De beker is ook altijd een objectief, net als zo ver mogelijk komen in de Champions League. Misschien zit er in de competitie een verrassing bij, maar waarschijnlijk zal het weer op een driestrijd tussen Ajax, Feyenoord en PSV uitdraaien. We hebben in elk geval een goeie voorbereiding gespeeld, dus we zijn er klaar voor.”

Ajax stapt dit seizoen af van zijn huisregel die gekleurde voetbalschoenen verbiedt, waardoor Van der Vaart al met zilveren exemplaren speelde, Maxwell met rode, Ibrahimovic met gouden en Obodai en Grygera met groene. Wat mag het voor jou zijn ?

“Och, dat houdt mij niet zo bezig. Gekleurde schoenen zijn wel eens leuk – ik heb daar niks op tegen – maar schoenen moeten vooral goed zitten, dus ik speel voorlopig nog op zwarte.”

Houden zo en succes.

door Raoul De Groote

‘Een bal door de benen spelen is het mooiste wat er is.’

‘Ik voel niet zo snel druk.’

‘Mijn moeder dacht dat ik in de atletiek terecht zou komen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content