Weinig trainers die hun spelers zo kort op de huid zitten als Peter Maes. Schreeuwen, wijzen, ijsberen : de trainer van KV Mechelen speelt wekelijks zijn eigen wedstrijd aan de zijlijn. ‘Ik ben hun twaalfde man’, zegt hij. Wat zit erachter ?

Eerste speeldag, KV Mechelen-Anderlecht. Direct na het laatste fluitsignaal stapt Peter Maes op Maxime Bisset af en scheldt hem voor het oog van een nog volle eretribune de huid vol. Anderlecht heeft in de slotminuut gescoord en wint met 0-1. Bisset staat dan pas enkele minuten tussen de lijnen. Volgens Maes is hij in de fout gegaan bij de vrijschop waaruit Wasilewski raakt heeft gekopt.

“Ik deed het niet bewust opdat iedereen het zou zien”, herinnert de trainer zich het moment nog goed. “Ik heb hem heel hard aangepakt, maar ik wist dat het bij hem niet zou blijven hangen. Spelers moeten kunnen incasseren. Ik vind niet dat je als trainer naar buiten alles onder controle moet houden, terwijl het vanbinnen woedt. Zo kan ik niet werken. De vraag is altijd : wat is je karakter ? Je kunt coachen met cinema zodat je jezelf niet meer bent, of je coacht zoals je als voetballer bent geweest. Ik werk vanuit het hart, met passie. En aangezien ik een controlefreak ben en niet graag een fout twee keer laat gebeuren, wil ik zo snel mogelijk bijsturen. Ik kan niet wachten. Dus zit ik er heel kort op, zowel op de trainingen als in de wedstrijden.”

Werkt zo’n dominante coaching ook niet contraproductief doordat ze voor verwarring zorgt bij je spelers of hen verlamt van angst ?

Peter Maes : “Als ik het niet in de

gaten zou hebben wanneer het negatief werkt, hoor ik hier niet thuis. Maar dat gevoel heb ik niet. Het is een manier om drang en motivatie te creëren bij mijn spelers, zodat we tegen onze maximale grens blijven voetballen. Mentaal is dat enorm lastig, altijd maar tegen die grens aanduwen, maar ik ben zeker dat deze jongens er veel uit zullen leren. Ik weet niet hoe ik zou reageren tegenover een groep met veel maturiteit. Misschien zou ik me gematigder opstellen, maar tot nog toe heb ik geen groep gehad die ik kan loslaten, vind ik.”

Moet een coach zijn emoties niet onder controle houden ?

(direct) Het is geen emotie. Het is een klare kijk die me toelaat om onmiddellijk te reageren. Een andere trainer doet het anders, met misschien hetzelfde rendement, maar ik weet dat er in mijn groep weinig praters zitten. Dus probeer ik hen te helpen en de kar te trekken. Zij weten dat ik een van hen ben : ik ben die twaalfde man.”

Sommigen noemen het alibicoaching : druk doen langs de lijn als het slecht gaat en mee juichen als er wordt gescoord.

“Ik ben de eerste om de verantwoordelijkheid volledig op mij te nemen als het niet goed gaat. Ik ben heel direct en verbaal in mijn coaching. Aangezien ik mijn spelers zo erg beïnvloed vanaf de zijlijn, ben ik ook verantwoordelijk voor wat ze doen. Ik ben iemand die iets wil creëren en dat vraagt gewoon meer coaching. Als je achteruit leunt en vanuit de organisatie speelt, wordt het simpel, maar ik probeer iets vooruit te doen. Mijn spelers hebben daarin nog veel te leren.

“Met elk van mijn spelers creëer ik een strijd. Al moet ik iets honderd keer zeggen, ik laat het niet los. Ik wil progressie, iemand naar een hoger niveau tillen, door coaching, door intensiteit. Ik vraag meer dan ze zelf willen opbrengen. Dat bereik je alleen door heel nadrukkelijk aanwezig te zijn.”

Je vindt jezelf niet te hard in je omgang met de spelers ?

“Nee. Als ik te hard was, zouden ze niet zo voor mij werken. Dan heb je ook niet zo’n hechte groep. Maar zodra we het balletje zien, moet het scherp. Ik heb spelers die iets willen bijleren. Wat Bert Dhont hier op het eind van zijn carrière nog heeft gepresteerd … Ik ben de strijd met hem aangegaan, heb hem gewonnen en ik had een andere Bert. Omdat hij wilde bijleren.”

Strijd, zeg je al een paar keer. Dat doet me denken aan Aad de Mos, je ex-trainer bij Anderlecht.

“Als ik op de bank naast De Mos of Boskamp zat, coachte ik net zo hard als die twee. Het heeft er altijd ingezeten. Emotie, coachen met het hart : dat heb ik van Boskamp. Controleren van situaties : van De Mos, met dat verschil dat ík niks kapotmaak. (denkt na) Ik vond op een bepaald moment dat zijn ego belangrijker was dan zijn spelersgroep. Dan werd het dodelijk.”

Hardheid als imago, niet als instrument.

“Juist. Ik kan iemand heel ver wegzetten, maar ik trek hem er wel weer uit, als hij wil. Ik sta tussen mijn spelers. Als ik de kleedkamer binnenkom, valt er geen algemene stilte. Bij De Mos wel.

“Ik heb vier jaar onder De Mos gewerkt. Ik was een nobody toen ik op Anderlecht tussen allemaal vedetten terechtkwam. Hoewel ik een strever en een winnaar ben, was mijn karakter nog niet gevormd. Bovendien kwam ik met een gebroken been en pakte ik in het begin geen bal meer. De Mos is toen op mij beginnen inhakken om mij scherp te krijgen. Ik was de pispaal. Ofwel ga je eronderdoor, ofwel word je er sterker van. Ik ben er sterker van geworden. De Mos is naar mij gekomen en heeft gezegd : ‘Ik heb bereikt wat ik wilde bereiken. Je was een watje en had ik je laten zitten, dan had je nooit gepresteerd.’ Het werkt niet bij iedereen, maar belangrijk is dat je bij elke speler tot het maximale gaat. Die grens probeer ik te bewandelen. Maar ik ben geen De Mos : hij kwam bijna niet van de bank af en ík zal mijn spelers altijd blijven helpen. Zonder respect werkt het niet.”

Je gaf eerder al aan dat je nog moet leren ook het positieve te benadrukken.

“Als je iemand bent die naar verbetering coacht, zit je altijd aan het negatieve te werken. Als het dan beter gaat, heb ik wel eens de neiging om daar niks over te zeggen. Omdat ik dat normaal vind. Nu besef ik dat je het ook moet kunnen zeggen als ze het goed doen. Dat heb ik moeten leren. Je moet je er dan wel weer voor hoeden dat ze niet gaan verslappen. Ik ben altijd enorm op mijn hoede.”

Ben je even streng in de opvoeding van je kinderen ?

“Ik heb twee meisjes. Voor meisjes moet je minder streng zijn dan voor jongens (glimlacht). Ik ben geen strenge vader. Ik heb zelf een goede, strenge opvoeding genoten, met waarden en principes, en die probeer ik door te geven aan mijn kinderen. Mijn vader was niet de gemakkelijkste : hij was altijd heel kritisch over mijn prestaties. Maar ik ben mijn eigen weg gegaan, al ben ik ondertussen geëvolueerd. In het begin van mijn trainerscarrière was ik nog erger, vooral naar scheidsrechters en lijnrechters, maar dat heb ik afgeleerd. Als je aan iets begint, heb je nu eenmaal niet direct alles onder de knie. Het belangrijkste als coach is dat je blijft je identiteit terugzien op het veld. Zolang de groep dát invult, ben ik een gelukkige trainer, ongeacht het aantal punten dat we hebben.” S

Door Jan Hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content