Bij Anderlecht geraakt Grégory Pujol moeilijk in de basiself. Bijna was hij in januari al weer weg, maar misschien kan hij paars-wit diep in de spits nog iets bijbrengen.

Alle kranten plaatsten Grégory Pujol in de basiself van Anderlecht voor de eerste wedstrijd na de winterstop. Toch startte Pujol tegen Cercle op de bank. In de slotfase gaf hij wel de assist voor de gelijkmaker, maar achteraf was hij fel ontgoocheld. Niet onlogisch. Vooraf wezen alle signalen op een nakende basisplaats. Voor, tijdens en na de stage in Spanje belandden alle andere spitsen in de lappenmand. Als enige aanvaller bleef hij over. Tegen Westerlo en Mönchengladbach scoorde hij en voetbalde hij ook goed mee, maar vier dagen later startte Nicolas Frutos in de basis.

Zijn ontgoocheling uitschreeuwen doet Pujol niet. Dat deed hij ook niet toen hij na zijn aankomst in augustus lang op een kans moest wachten. Langs een achterpoortje was hij op het eind van de transferperiode bij Anderlecht beland. Toen zocht paars-wit inderhaast nog een spits, nadat het er niet in geslaagd was Nicolas Frutos uit Argentinië los te weken.

“Vijf à tien minuten”, antwoordt Pujol op de vraag hoeveel bedenktijd hij kreeg bij het aanbod van Anderlecht. Ondanks geringe speelkansen beklaagt hij zich zijn komst naar Brussel niet. Dagelijks trotseert hij de files op weg naar de training vanuit Sint-Genesius-Rode, waar hij met zijn vrouw en hun acht maanden oude dochtertje woont. Het scheelde niet veel of Pujol had Anderlecht al weer verlaten, even geruisloos als hij gekomen was. Pas op de zevende speeldag debuteerde hij voor paars-wit, toen hij thuis tegen Roeselare nog 22 minuten mocht invallen. Tegen STVV mocht hij wat tijd rekken (een invalbeurt van twee minuten), op Lokeren wachtten hem 17 speelminuten. In de bekerwedstrijd tegen Geel mocht hij starten, maar overtuigend was dat niet. Toen leek zijn Brussels avontuur al na een paar maanden afgelopen.

Waarom ben je hier nog ?

Grégory Pujol : “De laatste Champions Leaguewedstrijd tegen Sevilla betekende voor mij de ommekeer. Dat ik daar speelde, komt omdat Anderlecht krap zat in de spitsen. Daarom mocht ik ook aantreden tegen La Louvière, daarom ben ik nog steeds hier. Daar ben ik van overtuigd. Voor de wedstrijd tegen Sevilla hoorde ik geruchten dat ze me misschien al met Nieuwjaar zouden terugsturen naar Nantes. Ik wist niet wat men hier nog van mij verwachtte. Na Sevilla veranderde dat. Plots was iedereen tevreden, de manager en de trainer. Toen zegden ze dat ik zou blijven.”

Hoe vernam je dat ?

“Alles hoorde of las ik via de pers. Anderhalve maand na mijn komst had ik een onderhoud met de trainer, in december nog een. Met de manager sprak ik nooit. Het eerste gesprek met de trainer was positief, het laatste verliep minder goed. Hij wist ook niet goed wat hij van mij nog kon verwachten.”

Je was ook echt een lastminutetransfer.

“Ik was ook helemaal niet voorbereid op een mogelijk vertrek uit Nantes. Ik kwam net terug na een enkeloperatie die me maanden langs de kant hield. De signalen die ik toen bij Nantes kreeg, waren dubbel. De ene keer zei men : ‘Neem je tijd’, de andere keer had ik het gevoel dat ik snel weer in orde moest zijn. Uiteindelijk speelde ik nog één wedstrijd : thuis tegen Metz, mijn eerste match na zes maanden blessure. Na nog geen kwartier moest ik invallen. Na een slechte pass begon het publiek te fluiten. Dat deed pijn. Dat gefluit herhaalde zich nog een paar keer. Toen ik in de slotfase nog eens balverlies leed, haalde de trainer me weer naar de kant. Tien minuten voor tijd was dat. Toen zat ik echt diep. Op dat moment suggereerde mijn manager dat er een kans was om naar Anderlecht te gaan.”

Hoelang had je om daarover na te denken ?

“Vijf, tien minuten misschien.”

Excuseer ?

“Het moest heel snel gaan. Als ik ging, moest ik nog diezelfde dag naar Brussel afreizen. Ik kon nog snel even naar mijn vrouw bellen, die nog net ons dochtertje van een paar maanden bij haar ouders kon achterlaten. Zo zijn we in allerijl naar Brussel gekomen. Voordien waren er wel aanbiedingen van Franse clubs, maar die stuitten altijd op een veto van Nantes.”

Niet dat Anderlecht bij je komst een tekort aan spitsen had.

“Ik had bij Nantes helemaal geen vertrouwen meer, wilde een nieuwe uitdaging. Dit bood zich aan als een nieuw avontuur. Hier kan ik veel bijleren, zelfs als ik niet vaak meespeel.”

Het duurde erg lang voor je in beeld kwam. Op de vijfde speeldag zat je al eens op de bank, eind september viel je tegen Roeselare voor het eerst in, maar pas op de laatste speeldag voor de winterstop kwam je aan de aftrap van een competitiematch.

“Ik verwachtte vlugger aan bod te komen. Aan mijn inzet ligt het niet. Ik loop veel, ben altijd in beweging. Misschien kon ik helpen om zo ruimte te creëren voor andere spelers. Drie maanden wachten op een kans geeft geen goed gevoel. Je kan je daar maar op één manier overheen zetten : doorbijten en hard werken. Tegen Betis volgde de beloning.”

Daar stond je met Iachtchouk in de basis, een onuitgegeven voorhoede in een team dat Europees nog geen punt had behaald.

“Er lag best wat druk op ons in die wedstrijd. Maakt Betis Anderlecht in, dan ligt het aan ons, de nieuwkomers. Voor de club én voor mij nam die zege daar heel veel druk weg. Ik was echt opgelucht. Valt het tegen, dan krijg ik misschien geen kans meer en moet ik al in januari vertrekken.”

Champions League-ervaring had je al uit je tijd bij Nantes.

“Daar speelde ik al eens tien minuten tegen Galatasaray. Dat was mijn allereerste match met Nantes, ik was nog piepjong en er waren heel veel geblesseerden.”

Toen je bij Anderlecht aan de kant bleef, hield je je wel koest. Geen gerommel in de pers.

“Ik ben niet zo’n type dat meteen gaat roepen en tieren. Welk belang had ik erbij om na een maand te gaan zeuren ? Wat telde was wedstrijden meepikken, trainen, vooruitgang maken. Dat kon ik, drie maanden lang. Ik speelde met het tweede elftal maar kon me ondertussen wel integreren in de A-kern.”

Het Anderlechtpubliek kan kritisch zijn. Merk je daar iets van ?

“Eerlijk gezegd valt dat heel erg mee in vergelijking met Nantes. Daar raakten de supporters in de loop der jaren zo gewend aan mooi voetbal dat ze gaan fluiten zodra het eens iets minder loopt.”

Hoe anders voetbalt men in België vergeleken met Nantes ?

“Bij Nantes speelden we meestal met twee spitsen, moesten we veel bewegen, maar niet in de hoeken lopen. Nantes is een aparte club in Frankrijk, maar tegenwoordig verandert dat. Vandaag is Nantes niet meer wat het vroeger was. Daar had ik het persoonlijk moeilijk mee. Vroeger was Nantes een familieclub met een aparte speelstijl. Je raakte de bal hooguit één, twee keer. Nu gaat het er meer individualistisch aan toe, minder collectief. Er zijn nog veel spelers die in eigen huis zijn opgeleid, maar het worden er steeds minder. De waarde van het centre de formation, toch het handelsmerk van de club, daalt. Het wordt meer foot-business, minder foot familial. Dat merk je niet alleen op het veld. Nu heb je overal hekken, waardoor je drie verschillende codes nodig hebt om het centre de formation binnen te geraken. De familiale sfeer die daar vroeger hing, is weg.”

Anderlecht wordt als topclub kritisch aangepakt in de pers. Valt dat op als je net uit Frankrijk komt ?

“De media-aandacht is hier minder groot dan in Frankrijk, de sfeer in en rond de stadions is ook anders. België valt meer te vergelijken met de Franse tweede klasse. Wat me wel opvalt, is het verschil in benadering tussen de Franstalige en de Nederlandstalige pers. Alsof de een goed vindt wat door de ander slecht bevonden wordt. Dat vind ik raar. Net als de kwalijke gewoonte om niet onze namen te vermelden, maar het te hebben over ‘de Fransman’. In de kleedkamer noemt men me ook zo, maar daar zie en hoor ik aan de toon dat het goed bedoeld is. In de pers die omschrijving lezen, vind ik raar. De anderen noemt men toch ook niet ‘de Belgen’.”

Net nu je in vorm kwam, koos de trainer voor Frutos. Is het hij of jij ?

“We hebben niet hetzelfde profiel. Ik wil wel als diepe spits spelen als men me dat vraagt, maar ik zie me eerder in een andere functie. Frutos is meer een pivot dan ik. Hij is groter, steviger, heeft een goed kopspel. Maar ik speel waar men me neerzet. Bij Nantes leerde ik op meerdere posities voetballen. Ik ben niet aan één plaats gebonden. Of we complementair zijn, weet ik niet. We trainden nog niet samen in die opstelling.”

Je beweegt veel.

“Ik beweeg graag, houd van combinatievoetbal. Dat is de huisstijl van Nantes. Omdat ze zagen dat ik dat in me had, zijn ze me ook komen halen.”

Loïc Amisse, een van de legenden van Nantes, zei over jou : ‘Hij doet de anderen beter spelen’.

“Dat klopt, ik duik de ruimte in, ook zonder bal, om gaten te trekken voor anderen. Loïc Amisse was niet de enige die dat zei.”

Is de overstap van Nantes naar Anderlecht een stap achteruit ?

“Vind ik niet. Ook als ik het hier als voetballer niet maak, zal ik rijker uit deze ervaring komen.”

Je bent een late roeping.

“Mijn eerste profcontract tekende ik op mijn tweeëntwintigste. De meeste jongeren starten als prof op hun achttiende. Ik ben geboren in Parijs, waar mijn vader werkte. Toen ik zes was, keerde het gezin terug naar de Jurastreek, waar mijn ouders vandaan kwamen. Pas op mijn zeventiende trok ik naar het opleidingscentrum van Nantes. Ook dat is relatief laat. Ik werd opgemerkt in de beker voor districtploegen waar ik in de ploeg van de Jura geselecteerd was. Sochaux, de club uit de regio, was geïnteresseerd, net als Mulhouse en Metz. In totaal wilden elf clubs me. Toen ik hoorde dat Nantes erbij was, was mijn keuze gemaakt. Als jongetje zag ik Nantes graag spelen op tv, de kleuren bevielen me. Het klonk goed, Nantes. Niet omwille van bepaalde spelers, want dat hoort niet bij die club. Nantes is, of was, het collectief, niet één of twee uitblinkers. Ik bracht maar anderhalf jaar in dat centre de formation door. Men twijfelde ook om me een contract te geven. Ik tekende eerst voor één jaar. Pas toen ze zagen dat het goed was, kreeg ik een nieuw contract. Het was echt kantje boordje.”

Ook hier kreeg je maar een jaar de kans om je te bewijzen.

“Ik heb wel een opvangnet. Maar red ik het hier niet, dan resten me bij Nantes nog twee jaar. Anders had ik dit waarschijnlijk niet aangedurfd. Maar het klopt wel dat sinds ik prof werd ik bij elke nieuwe trainer een tijdje moest wachten op een kans. Ik heb blijkbaar tijd nodig om mensen te overtuigen, ik ben een diesel.”

Misschien word je hier straks nog kampioen.

“Dat zou leuk zijn. Ik heb nog nooit een prijs gewonnen. Bij Nantes kwam ik in de ploeg het jaar na de titel.”

Wat wil je het liefst ? Terug naar Nantes of hier blijven ?

“Hier een nieuw contract afdwingen. Als ik dat kan, zal ik hier tenminste mijn visitekaartje afgegeven hebben.”

Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content