Vorig jaar bracht hij RAEC Bergen terug naar eerste en nu staat Dennis van Wijk met ‘de club van premier Elio Di Rupo’ op een dubbele confrontatie met KV Kortrijk van de bekerfinale. Zijn trainerscarrière is er een van vallen en opstaan, stelt hij vast. ‘Maar dat die zogenaamde moeilijke mens met dat slechte karakter nog altijd in het vak zit, betekent toch dat hij ook over heel wat kwaliteiten beschikt.’
De dag van het interview staat hij in de krant. De reden waarom hij ondanks het succes nog geen nieuw contractvoorstel kreeg, is volgens Het Nieuwsblad dat hij in Bergen al te veel heilige huisjes sloopte. Diezelfde geruchten circuleerden al kort na zijn aankomst in het Stade Charles Tondreau in januari van vorig jaar. Maar nadat hij de ploeg via de eindronde naar eerste leidde, kon hij er toch bijtekenen tot eind dit seizoen. “Uiteindelijk is er in Mons maar één heilig huis en dat is de voorzitter”, zegt hij. “Onlangs spraken we uitgebreid met elkaar en toen bleek dat we nog altijd op dezelfde golflengte zitten. Ik moet mij geen zorgen maken, verzekerde hij mij, en dat doe ik ook niet. Vroeger was het hier een duiventil en nu is er hard gewerkt aan een positief imago, dus zou niets de continuïteit in de weg mogen staan. Maar zolang er geen handtekening is gezet, kan het alle kanten op. Misschien denkt deze club straks wel: de limieten van Dennis van Wijk zijn bereikt, we gaan een andere richting uit; of denk ikzelf: in deze club wíl ik niet meer voortwerken.”
Is dat zo?
“Neen, maar het is niet uitgesloten. Want we laten alles open en we weten: in voetbal kan een nederlaag alles veranderen.”
Wervelwind
Wat vind je van RAEC Bergen?
“Het potentieel is er heel groot. De renovatie van het stadion is pas halfweg, maar biedt nu al buitengewone faciliteiten. Er werken ook veel mensen, maar die worden nog niet allemaal optimaal gebruikt. Sommigen zijn in tweede wat vastgeroest geraakt en als er dan opeens een wervelwind als ik aankomt, kan dat voor hen een shock zijn.”
Je bent geen gemakkelijke vent.
“Ik ben een héél gemakkelijke vent, maar er moet gewerkt worden. Voor wie op de club alleen op voetbal geconcentreerd is en het twitteren en facebooken voor thuis en onderweg houdt, ben ik de gemakkelijkste trainer die er bestaat. Ik geef ook geen boetes, ik probeer op een andere manier te prikkelen. Bij ons komt er nooit iemand te laat en dat is heel raar in Wallonië.”
Hoe krijg je dat gedaan?
“Gewoon door uit te leggen waaróm ik iets wil. Spelers en stafleden moeten op en naast het veld blindelings op elkaar kunnen rekenen dat de afspraken en de taken gerespecteerd zullen worden. Tegen jongens die al eens op training komen om op hun gemak te zijn, zeg ik: neen, doe dat thuis! Voetbal is hun job en het doel is winnen. Hier zijn vijftig à zestig mensen in dienst en waar het om draait, is: samen werken aan succes. Van mij mogen onze twee terreinverzorgers eens een koffietje gaan drinken, maar niet ten koste van ons veld. Wie eigenbelang vooropstelt, kan weleens met mij botsen. Maar met eens botsen, is niets mis, vind ik. Als dat ertoe leidt dat bij iemand als Zola eindelijk de motor aanslaat, dan loont het de moeite. In het voetbal hoeft niemand mijn vriend te worden.”
Sportief raadgever Dimitri Mbuyu noemde jou onlangs een van de meest onderschatte trainers in België.
” Dimitri is iemand met een grote sportieve knowhow, hij werkte bij Geel en Brussels in ontzettend moeilijke omstandigheden, zag daar hoe het níét moet én hij kent mijn dynamiek. Hij weet ook dat veel niet van de makkelijkste spelers met wie ik aan de gang ben gegaan goed terecht zijn gekomen.”
Ivan Perisic, Sherjill McDonald, Mounir El Hamdaoui, …
“Jongens met een bepaalde achtergrond: moeilijke jeugd, gescheiden ouders, afkomstig uit een grootstad, snel van school gegaan, jong voetballer geworden. Maxime Annys van OHL gaf mij onlangs na een berematch tegen ons zijn shirt: ‘Coach, dat is voor jou.’ Maar het lukt mij ook niet altijd. Van Collins John was ik zeker dat hij bij Roeselare topscorer van de competitie zou worden. Dag in dag uit ben ik met hem aan de slag gegaan, tot bleek dat zijn problemen buiten het voetbal veel te groot waren. Maar als ik er niet in slaag, dan ook niemand anders.”
Waarom ligt jou dat?
“Misschien omdat ik een reflectie kan maken vanuit mijn eigen verleden. Misschien omdat ik hun taal spreek en niet de academische, didactische professorentaal. Ik kan op hen inpraten, hard of zacht, en hen vertrouwen geven. Ik kan luisteren naar hun problemen en ver gaan om ze op te lossen. Ik bouwde een wereldwijd netwerk op dat ik tot ergernis van mijn vrouw vaker gebruik om anderen te helpen dan mezelf.”
Waarom doe je dat?
“Zo zit ik in elkaar. Misschien is het uit trots. Ik wil wel geholpen worden, maar zal het niet snel zelf vragen. Waarschijnlijk komt dat ook omdat ik het gewoon ben om ervoor te móéten knokken. Nog altijd ga ik geen conflict uit de weg en wellicht is dat omdat de strijd die ik altijd al moest voeren zo in mij zit dat ik iets heb van: ik zal mij niet geven, nooit, jamais.”
Waarom zou je onderschat worden?
“Door de perceptie.”
Welke perceptie?
“Wat jij daarnet ook zei: dat ik een moeilijk mens ben. Ik ben altijd al een enorme teamplayer geweest, maar wel een die wil dat het team vooruitgaat. Daar zou ik alles voor doen en daarom kan ik wel eens kribbig zijn. Als speler was ik iemand die na een overwinning op tafel danste en na een nederlaag in een hoekje zat te huilen. Zo intens beleefde ik het en uiteraard krijg je dan weleens het etiket van ‘moeilijk gastje’ opgeplakt. Wat ook meespeelt, is dat in het organigram van veel Belgische clubs de mannen die zelf op topniveau voetbalden in de minderheid zijn. Daardoor krijg je meer discussies en riskeer je links en rechts lastig of betweterig genoemd te worden. Misschien dat mijn carrière er daarom een van vallen en opstaan is. Maar dat die zogenaamde moeilijke mens met dat slechte karakter na al die jaren nog altijd in het vak zit, betekent toch dat hij ook over heel wat kwaliteiten beschikt.”
Open boek
Je bent een voetbalbeest, geboren in een Amsterdams voetbalnest.
“Iemand met een mening die altijd op dezelfde manier spreekt; of dat nu tegen ElioDi Rupo, tegen jou of tegen mijn vrienden is. Voor mij maakt iemands functie weinig uit, het hart van een mens vind ik belangrijker. Misschien dat daardoor een bepaalde perceptie is ontstaan die de opgang van Van Wijk als topcoach belemmert.”
Komt het niet vooral door de hardheid van je bewoordingen soms?
“Dat heeft ook te maken met hoe je opgroeit: op straat in de allochtone buurt van het Amsterdam-Noord van de jaren zestig en zeventig. Ik kom uit een warme familie, maar mijn ouders runden een sigarenwinkel – waar tweedehandskledij het beste item was ( lacht) – en hadden niet altijd voldoende tijd voor ons. Dan kom je bij Ajax terecht en moet je ook weer vechten; en op je negentiende vertrek je alleen naar Engeland en is het keihard knokken voor een basisplaats bij Norwich. En tien jaar later breek je een been en haal je nooit meer hetzelfde niveau. In december word ik vijftig en ik ben nog altijd aan het strijden: nu tegen de perceptie. We doen het goed en toch moet ik wachten op een nieuw contract. Nou, ik ben wel eens knockdown gegaan, maar niet knock-out. Ik ben een open boek en die openheid maakt mij kwetsbaar, daardoor werd ik al vaak belazerd. Maar ik ben toch al wat kalmer en genuanceerder geworden.”
Ja?
“Ik vind van wel. Je leert vanuit ervaring. Toen ik na mijn terugkeer bij Roeselare merkte dat er bepaalde mensen de boel bedrogen uit puur persoonlijk belang, maakte ik de fout daartegen ten strijde te trekken. Misschien ging dat wel ten koste van het puntje dat we op het einde te kort kwamen. Op momenten dat ik bij mijn spelers moest zijn, zat ik soms in de bestuurskamer om te klagen over het financiële management. Ondertussen kreeg ik gelijk, maar ik nam mij voor om mij als trainer alleen nog met mijn team bezig te houden.”
Je haalde toen ook uit naar je voorgangers, Dirk Geeraerd en Wim De Coninck.
“Hen verwijt ik niets. Maar als Wim De Coninck in jullie blad analyseert dat wij een vogel voor de kat zijn, moet ik daarop reageren, want het is hij die de transfers deed.” ( lacht)
Goeie analyse van Wim!
“Analyseren achteraf is het gemakkelijkste wat er is, maar een trainer moet analyseren vóór de match. Merkwaardig is wel dat veel van die analisten zoals Wim vroeger ook een sportieve functie binnen een club vervulden en er toen zélf niet van hielden om veroordeeld te worden. Feit is dat de job van trainer almaar moeilijker wordt, omdat je vaak openbaar wordt afgemaakt zonder dat je je kunt weren. Maar als je het iets ruimer in tijd bekijkt, merk je dat die analyses soms snel achterhaald of gewoon fout zijn. Tegenwoordig zijn er ook zogenaamde analisten met een dubbele agenda, zoals makelaars met de intentie om hun spelers in de picture te zetten. Het is zo ’n grote business geworden dat je nu een ster kunt worden in het zog of over de rug van iemand anders, of door zoals een Stéphane Pauwels alleen maar een hele grote mond op te zetten. Daar moet je als trainer dus allemaal mee leren leven. Ik kan wel begrijpen dat een fantastische vent in de omgang zoals Ariël Jacobs zuur en cynisch is geworden.”
Hoe ga jij met stress om?
“Als je zelf op topniveau speelde, helpt het wel. Maar ik moet kunnen bewegen. Tijdens een wedstrijd kan ik daar niet in zo ’n kostuum als een trekpop staan.”
Trond Sollied vergeleek de dug-out van STVV in jouw periode ooit met Al Qaeda.
( lacht) “In Gent zijn het dan ook niet altijd goeie verliezers. Bij ons was de druk op dat moment ontzettend hoog en na de winning goal liepen we allemaal juichend het veld op. Maar een steward lapte een van ons pootje en toen is het uit de hand gelopen. Dat is emotie, het hoort erbij. Sollied beleeft het op een andere manier, maar we weten ook wat zíjn uitlaatklep is. Wat is het beste?”
Nederlander
Je zit in het trainersvak sinds 1994. In welke zin ben je veranderd?
“Vroeger was ik nog meer een flapuit. Toen wou ik het slechte te snel verbeteren en legde ik er daardoor te veel de nadruk op. Nu verlies ik ook het positieve niet uit het oog. Ik vind de mentale weerbaarheid van de spelers wel verzwakt en dat vergt van ons een andere benadering. Maar met de meesten lukt mij dat aardig. Misschien slaag ik er als trainer ook wel al iets beter in om tijdens het werk plezier te maken. Zeker met een crack van een keeperstrainer als Philippe Vande Walle kost mij dat weinig moeite.”
Geniet je meer?
“Nou ( lacht), je wil altijd beter doen natuurlijk. Maar misschien pieker ik wel minder lang dan vroeger.”
Er met jouw wereldwijde netwerk nooit aan gedacht om iets anders te doen in het voetbal, makelaar te worden bijvoorbeeld, of scout?
“Telkens als ik als trainer even zonder werk zit, word ik gesolliciteerd voor scoutingopdrachten op freelancebasis. Zo onderhoud ik een uitstekende relatie met Christian Lattanzio. Op het WK 2010 stond hij in de staf van Engeland Capello bij, destijds werkte hij samen met Zola en nu doet hij dat met Mancini. Hij belt mij geregeld om ergens te gaan kijken of gewoon om mijn mening te kennen over spelers. Vorig seizoen vroeg hij mij welke aanvaller het best zou functioneren bij Manchester City. Ik noemde Cavani; en nadat die dit seizoen in de Champions League met Napels twee keer tegen hen scoorde, kreeg ik telefoon van Lattanzio: ‘Jammer dat we hem niet konden halen’, zei hij.”
Toch blijf je trainer?
“Nou, ik ben een Nederlander; en daarmee bedoel ik dat ik in het voetbal nog wel andere functies zie waarvoor ik geschikt ben, maar ook dat ik er waardig voor vergoed wil worden. Er zijn er die drie weken naar Brazilië gaan, daar opeens een miljoen euro neertellen voor een speler, maar geen geld uitgeven voor een bekwame scout. Ik lees nu dat managers van Belgische topclubs hun eigen scouting niet meer vertrouwen en voortaan zelf een eindoordeel zullen vellen. Dat is toch te gek voor woorden? Vaak wordt er meer geluisterd naar externen die het goed kunnen uitleggen dan naar de eigen mensen die ze ervoor betalen. En als je vindt dat een scout niet capabel is, dan neem je toch een andere?”
Kroonprins
Bij Willem II, STVV en Roeselare werd je zélf ontslagen. Kon je dat allemaal een plaats geven?
“Bij STVV werd ik misschien iets te laat aangesteld om er nog in te kunnen blijven. Bovendien zat ik in de communicatie met de toenmalige, enorm ambitieuze voorzitter ( Roland Duchâtelet, nvdr) niet op dezelfde golflengte: hij intellectueel, businessman; en ik street-wise, voetbalman. Na de ervaringen die we intussen elk meemaakten, zou het ons beter lukken om naar elkaar toe te tunen, denk ik. Over Roeselare had ik het al. En Willem II was een persoonlijk drama. Andries Jonker en ik kenden elkaar al van toen we acht jaar waren. Ik nam hem als assistent mee naar Tilburg, maar na een tijd werd hij daar technisch directeur en het eerste wat hij deed, was mij ontslaan en zelf mijn plaats innemen. Alles is doorgeslikt, maar sindsdien is die man dood voor mij.”
Veranderde die ervaring jou?
“Ze mag mij niet veranderen! Want als ik in mijn staf uit wantrouwen constant over mijn schouder moet zitten te kijken, kan ik niet meer functioneren.”
Hoe ambitieus ben je nog?
“Toen ik met Oostende naar eerste promoveerde, voelde ik mij de kroonprins onder de trainers. Ik was 36, gediplomeerd, kende succes en was er heilig van overtuigd dat ik onderweg was naar een topclub. Maar enkele maanden later ontsloeg de voorzitter mij voor Jean-Marie Pfaff! Dan weet je al: dit is poppenkast. Als coach ben je afhankelijk van zo veel dingen. Maar ik durf te zeggen dat mijn bagage ondertussen enorm is en dat ik met mijn kwaliteiten bepaalde clubs veel diensten zou kunnen bewijzen.”
Word je ooit nog ’toptrainer’?
“Als je Club Brugge traint, ben je dan een toptrainer? Als ik het palmares van Daum zie, denk ik dat hij dat wel is. Maar hoeveel kampioensmakers hebben we in België? Misschien twee, Gerets en Preud’homme; en Sollied, maar dat is geen Belg.”
Vorig seizoen zat je bijna weer bij Club Brugge, de club waar je vier jaar voetbalde in de stad waar je bent blijven wonen. Toenmalig sportmanager Luc Devroe wou je in de staf opnemen om Adrie Koster te helpen.
“Om op mijn manier orde op zaken te stellen in de kleedkamer, om in het Brugse ‘de temperatuur te meten’ en om de jeugd dat laatste zetje te geven om eersteklassespeler te worden. Die job was mij op het lijf geschreven en ik was heel complementair met Adrie: hij het frivole type en ik het kloppend hart dat voor de bloeddoorstroming moest zorgen. Hij wou het niet, liet ik mij vertellen; en misschien waren de gróte veranderingen toen al in de maak. Maar ik vind het meer een probleem voor Club dan voor mij. Eigenlijk wil ik ook nog weleens in het buitenland werken.”
DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: KOEN BAUTERS
“Bij ons komt er nooit iemand te laat en dat is heel raar in Wallonië.”
“Voor mij maakt iemands functie weinig uit, het hart van een mens vind ik belangrijker.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier