Bjorn Ruytinx leerde voor kok, was lang zaalvoetbalkeeper, stond een tijd aan de band bij Nike, werd beroepsmilitair en debuteerde deze zomer als spits van OHL in de Jupiler Pro League. ‘Tegen Boussu Dour of Anderlecht,’ zegt hij, ‘voor mij maakt dat geen verschil.’

Het is niet de eerste keer dat Bjorn Ruytinx (31) in Sport/Voetbalmagazine staat. “Ooit stond ik in de Franstalige editie van jullie blad”, verrast hij ons. “Ik speelde toen bij vierdeklasser Kermt-Hasselt en het was een artikel over talenten uit de lagere reeksen die misschien ooit in eerste zouden geraken.”

Hij is er dus geraakt. Acht jaar later. Eindelijk. Zijn debuut op de eerste speeldag van de Jupiler Pro League 2011/12 is opvallend: Oud-Heverlee Leuven wint van Anderlecht en hijzelf krijgt lof voor zijn fysieke présence, zijn lef, zijn werkkracht en zijn strijdlust. “Ik probeer mijn best te doen en belangrijk te zijn voor de ploeg”, zegt hij. “Als je op het veld komt, mag je nooit te véél respect tonen. Uiteindelijk speel je voor je eigen punten en je eigen portemonnee. Tegen Boussu Dour of Anderlecht, voor mij maakt dat eigenlijk geen verschil. Het gaat erom te winnen en daar doe ik op mijn manier altijd alles voor. Ik ben niet de technisch verfijnde voetballer, ik probeer zo lang mogelijk zo hard mogelijk te werken en mijn ploegmaats te stimuleren.”

Op de tweede speeldag is dat niet lang: in Waregem moet hij nog voor het halfuur het veld verlaten met een gapende hoofdwonde. “Ik ga veel duels aan en dan kun je al eens kop tegen kop slaan, maar dat was gewoon pech”, zegt hij. “Wel gaat het er in eerste wat scherper en harder aan toe dan in tweede, is tot nu toe mijn indruk.” Op de derde speeldag loopt hij in Brugge binnen het kwartier Niki Zimling omver en chargeert hij Vadis Odjidja, die daarop de scheidsrechter aankijkt en met de wijsvinger tegen de slaap tikt. “Zeker als je de mindere ploeg bent, moet je je laten voelen,” zegt hij. “Tonen: jongens, we doen mee, hé, we laten ons niet zomaar overlopen!”

Wat zei je precies tegen Romelu Lukaku toen hij zich klaarmaakte om die strafschop tegen jullie te nemen?

Bjorn Ruytinx: “Alles wat toen over Chelsea in mij opkwam.” ( lacht)

Zoals?

“Dat Abramovitsj in de tribune zat en naar hem aan het zwaaien was en zo. Ik weet niet of hij daarom miste. Ik denk dat Lukaku wel meer gewoon is. Achteraf kon hij er trouwens om lachen. Het was toch vooral Yves ( Lenaerts, nvdr) die hem stopte.”

Hoe ben je aan het litteken boven je linkerwenkbrauw gekomen?

“Dat is van in mijn jeugd, gewoon gevallen als kind, denk ik. Niks speciaals. Het is niet het enige ( toont de vele littekens aan de binnenkant van zijn rechterarm, nvdr). Als vijftien- of zestienjarige ben ik eens door een glazen deur gevlogen. Ik liep achter iemand aan en die gooide ze dicht… Dat gebeurt.”

El Toro

Wat vind je van je bijnaam El Toro?

“Die dank ik aan Kurt Wattez, die vroeger voor Het Laatste Nieuws en ROB-tv werkte en nu bij VTM zit. Hij zei: ‘Op het veld is Bjorn een kruising tussen een stier en een varken.’ Ongewild kreeg dat een beetje een negatieve bijklank, maar ik vind het niet erg.”

Pak je veel kaarten?

“De laatste jaren valt dat nogal mee, mijn laatste rode dateert al van drie jaar geleden in tweede tegen STVV. Normaal ben ik iemand die acht of negen gele per seizoen pakt.”

Voor een aanvaller is dat veel.

“Ja, ik ben aanvaller, maar ook de eerste verdediger.”

Ben je sterk van nature?

“Ja, maar ik werkte wel lang aan mijn lichaam om nog sterker te worden. Met iets minder talent moet je extra hard trainen én wat geluk kennen om iets te bereiken.”

Is voetbal altijd het belangrijkste geweest?

“Ja, toch wel, maar nu zijn dat mijn vrouw Elke en mijn zoontjes Aaron en Liam. Kinderen zijn alles in je leven. Wanneer je na een slechte dag thuiskomt, springen die je rond de nek en dat is fantastisch. Vanavond speelt de oudste trouwens zijn eerste match bij Moedige Duivels Halen.”

Ga je kijken.

“Ja.”

Kijk je ook vaak naar voetbal op tv?

“Ja, ik ben destijds Telenetabonnee geworden voor het Engels voetbal.”

Voetbal zoals jij het speelt, met een groot fysiek engagement.

“Ja, maar ik ben uitgerekend supporter van Arsenal en dat is niet mijn stijl ( lacht). Met vrienden ben ik al naar Europese wedstrijden gaan kijken.”

Wanneer is het besef gekomen dat je misschien zelf ooit in eerste kon geraken?

“In mijn tweede jaar bij Kermt-Hasselt, toen ik topschutter werd met 26 doelpunten, meldde STVV zich al halfweg het seizoen. Ik sprak met Guy Mangelschots en kreeg het gevoel dat alles rond zou komen. Ik dacht: ik ga naar eerste! Maar plots gooiden ze hun trainer buiten, kwam Marc Wilmots met zijn Duitsers en hij vond mij net niet goed genoeg. Dat deed wel pijn. Ik dacht: mijn droom is voorbij. Toen ben ik net als François Sterchele, die topschutter was geworden bij Kelmis, naar Leuven gegaan. Ook daar is er wel eens interesse geweest van STVV en was er ook een keer sprake van Roeselare. Dan denk je: misschien komt het toch nog. Uiteindelijk ben ik dus met OHL naar eerste gepromoveerd. En toen dacht ik: is het niet het moment om in schoonheid afscheid te nemen? Uiteindelijk overtuigden vrienden en familie om mij die kans te grijpen.”

Çoiske

Welke herinneringen heb je aan François Sterchele?

“Alleen maar positieve. Çoiske was het zonnetje in huis. Een levensgenieter. Een grappenmaker. Hoewel ik heel weinig Frans spreek, begrepen we elkaar toch. Toen hij hier al weg was, stuurden we elkaar nog geregeld berichtjes. Zever en flauwigheden, of felicitaties na alweer een doelpunt. Hij was een schitterende voetballer, een killer, een spits die heel slim liep. Ik herinner me nog dat hij tegen Tongeren vier keer scoorde, alleen voor doel kwam, drie keer veinsde te trappen en zo de keeper evenveel keer op zijn poep deed zitten alvorens de bal binnen te leggen. Supercool. Maar toen hij naar Charleroi vertrok, verwachtte ik niet dat hij zou slagen. Ik vond hem niet compleet genoeg. Maar een halfjaar later lootten we hen in de beker en was het ongelooflijk hoe sterk hij onder Jacky Mathijssen al was geworden. Jammer dat het zo moest eindigen natuurlijk, maar ja… hij is gestorven zoals hij leefde. Snel.”

Ondertussen ben je zelf al enkele jaren aanvoerder van OHL.

“Ik ben het geworden onder Rudi Cossey, maar er zat sindsdien ook al een halfjaar tussen dat ik het niet meer was: Jean-Pierre Vande Velde nam mij de band af na een rode kaart in een bekermatch, haalde er twee spitsen extra bij en degradeerde mij tot derde of vierde keuze.”

Twijfel je dan?

“Mijn kop is mijn sterkste punt is, zo snel brengen ze mij niet aan het twijfelen. Ik ben blijven werken en toen ze in de terugronde tegen de degradatie aan het voetballen waren, pikten ze mij weer op en zijn we er met de jongens van hier in gebleven.”

Hoe rendeer je het best?

“Zoals de trainer het wil. Zelf speel ik het liefst in een tweespitsensysteem, zoals vorig seizoen: Harbaoui diep en ik erachter. Maar ook diep in de spits ging het al uitstekend, zeker dat jaar met Matton en Brogno achter mij. Er moet dan gewoon voldoende aansluiting zijn van jongens die over mij heen kunnen gaan. Momenteel is dat nog wat moeilijk. We creëren weinig gevaar omdat er tijd nodig is om naar het niveau van eerste te klimmen en we de wedstrijden tot nu toe vooral ondergingen. Daar word je als aanvaller soms wel een beetje op afgerekend, omdat niet iedereen het werk ziet dat je als centrumspits die altijd diep terug moet zakken voor de ploeg verzet.”

Hoe zie je je toekomst?

“Eind dit seizoen loopt mijn contract af en er is afgesproken dat als het meevalt ik nog een jaar optie krijg. In mijn hoofd ga ik ervan uit dat ik volgende zomer terugkeer naar mijn job bij het leger, maar ondertussen doe ik mijn best in de hoop dat ze mij hier volgend seizoen ook nog zullen kunnen gebruiken. Dat zou super zijn. We werkten hard om in eerste te geraken en nu zijn we er, maar dat volstaat niet: we moeten er nu ook iets moois van maken. Zeker als je zoals ik op die leeftijd die kans nog krijgt.”

SOS Bjorn

Waarom ben je beroepsmilitair geworden?

“Ik liep lang koksschool, maar op het einde zag ik dat echt niet meer zitten. Je moet vaak stage doen en daar komt dikwijls weekendwerk bij kijken. Dan zit je soms op trouwfeesten die tot drie of vier uur duren en daarna moet je ook nog de tafels klaarzetten voor ’s anderendaags. Terwijl mijn vrienden ondertussen gingen stappen. Ik ben toen gestopt met school en ben interimjobs beginnen te doen, onder meer enkele maanden bandwerk bij Nike. Op aanraden van familieleden die militair waren geweest, deed ik na een tijd mee aan een examen om in het leger binnen te geraken. In het begin zat ik in Kleine-Brogel in de wacht, werkte ik 24 uur en was ik drie dagen thuis. Later ben ik magazijnier geworden om de job te kunnen blijven combineren met het voetbal. Tot ik hier drie jaar geleden een profcontract voor vier seizoenen kreeg.”

Waarom wou je aanvankelijk kok worden?

“Wat moest ik doen? Wie weet er wat hij wil als hij uit de basisschool komt? Nu bestaat er sporthumaniora, maar toen niet. Ik zag mij niet aan auto’s sleutelen, ik zag mij niet metselen en ik was absoluut ook niet voorbestemd om hogere studies aan te vatten. Neen, ik was zeker niet iemand die veel achter de boeken kon zitten. Ik wou altijd naar buiten… en sjotten… en…”

Een beetje hyperkinetisch misschien?

“Neen, zeker niet, ik ben geen ADHD-spits, dat moet ik Filip Joos nog zeggen. ( lacht) Toen ik na de match tegen Anderlecht mijn gsm bekeek, las ik niets dan berichten over ‘ADHD-spits’. Iedereen moest erom lachen. Ook om te horen wat er tijdens de uitzending precies gezegd was geweest, bekeek ik ’s avonds laat nog de wedstrijd thuis. Ik vond het wel grappig. Als ik ga sporten geef ik gewoon alles, zo lang en zo veel mogelijk. Sommigen vinden het raar dat zo’n smeerlapke op het veld zo rustig is ernaast. Hier zeggen ze zelfs dat ik een klein hartje heb.”

Waarom?

“Dat weet ik eigenlijk niet precies, maar er zal wel iets van aan zijn. Enkele jaren geleden pleegde mijn beste vriend, de peter van mijn oudste zoontje, zelfmoord. Daar had ik het wel een tijd moeilijk mee. Uiteindelijk beet ik op mijn manier toch weer door en speelde ik toen zelfs nog mijn beste seizoen in jaren. Je moet wel doorgaan met je eigen leven. Het was zijn keuze, maar in het begin voel je je wel schuldig omdat je het niet zag aankomen. Alles leek in orde: hij was manager in een bedrijf, verdiende goed, zijn nieuwbouw was bijna af, hij had een schat van een dochter, een heel mooie vrouw, een ongelooflijke vriendenkring en hij maakte veel plezier. Hij speelde in vierde provinciale en had die zondagavond na de wedstrijd nog ‘het beest uitgehangen’ – bewust afscheid genomen, vonden sommigen achteraf. In elk geval: hij komt thuis, zijn vrouw gaat iets halen om te eten, hij legt zijn kindje te slapen, ruimt zijn tas op en verhangt zich.”

Ben je gelovig?

“Ik ben gelovig wanneer er iets gebeurt. Een jaar of zeven geleden kreeg mijn moeder borstkanker en dan bid je wel eens. Dan zeg je ‘alstublieft…’ en dan hoop je dat het werkt.”

Op welke manier ben je haar in zulke momenten van hulp?

“Door taken over te nemen in het huis en de tuin, te zorgen dat de kippen en de honden niets tekortkomen en zo. Maar ik ben zeker niet het type dat daar dan met haar veel over praat en emoties toont.”

Waarom niet?

“Misschien om mezelf af te schermen, want er moet toch iemand sterk blijven.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content