Na Herman Vermeulen wendde Sint-Truiden zich naar Thomas Caers om lijn en resultaten in het spel te krijgen. ‘Het is schipperen tussen wetenschap en psychologie.’

Terwijl hij met Sint-Truiden net een overwinning op Lokeren heeft geboekt en Charleroi afgelopen weekend wachtte, weet Thomas Caers, met zijn 32 ’s lands jongste trainer in de eerste klasse, dat hij zijn ploeg eerst en vooral voor de degradatie moet behoeden. “Je kán bij Sint-Truiden jezelf niet zijn. Tenzij je zelf de persoonlijkheid van de club uitdraagt, en als ik mezelf blijf, dan pas ik hier perfect”, zegt Caers, terwijl buiten de kinderen joelen op het survivalparcours van het Sportacomplex waar hij zijn functie verruilde voor het trainerschap.

Maar je bent hier nog niet helemaal weg ?

Thomas Caers : “Ik heb hier een streep onder getrokken, maar ik zal in mijn vrije tijd – voor zover die overblijft – het voetbalgebeuren hier wel blijven opvolgen. Een geste naar Sporta toe omdat het jeugdvoetbal mij heel erg interesseert. ’s Avonds hier een trainingske geven is soms echt een verademing ten opzichte van een hele dag met grote mensen bezig zijn ( lacht). Ik ben altijd in de jeugd geïnteresseerd geweest, maar jeugdtrainer worden, dat zag ik eigenlijk niet zitten. Ik heb ook nooit de ambitie gehad om op lager niveau te trainen. Dat klinkt misschien raar, maar eerst eens in derde provinciale of vierde nationale beginnen, zou ik niet gekund hebben. Deze kans kon ik echt niet laten liggen. Bij mij was het echt : ofwel de top trainen ofwel niks. Er rollen op een club zoveel kandidaturen binnen en als ze jou dan willen, wil dat toch zeggen dat er heel veel mensen in je geloven : vrienden, familie, supporters, de volle lading. Dat gaf me heel veel vertrouwen. Ik vond dit logisch vanuit mijn opleiding en mijn carrière. Dat zou het niet zijn als pakweg Westerlo of Moeskroen aan mij zou denken. Bovendien ligt mijn karakter volledig in de lijn van de Haspengouwers : mouwen omhoog en gáán, dat is ook het minimum dat je als trainer kan vragen.”

Je zat hier bij Sporta, zei een collega van je, ’s morgens als eerste en je ging ’s avonds als laatste weg.

“Maandag en donderdag zeker. Ik was pr-manager, maar ik voelde me niet te beroerd om bijvoorbeeld fietsen naar boven te sleuren. Dat zit er nu eenmaal in. Ik ben een werker en ik moest het als speler ook altijd van werken hebben, van mijn fysieke kwaliteiten. Daarom ben ik voorstander van Belgische spelers, omdat ik denk dat je dat daarmee kan uitvoeren. Van mannen kan je voetballers maken, maar van voetballers geen mannen : dat motto zullen ze voor ogen moeten houden. Als ik nog maar een klein stukje van mijn instelling op de spelers kan overbrengen, gaan er nog een aantal heel ver kunnen komen, denk ik. Dat zie ik ook als mijn grootste uitdaging. Daarom heb ik hen van bij het begin duidelijk gemaakt dat ik honderd procent engagement wil én plezier. Dat dwingt, denk ik, ook meer sympathie af bij scheidsrechters dan zomaar achteraan staan wachten om te counteren.”

Je hebt je op Lokeren tijdens de rust nog kwaad moeten maken.

“Je hebt in een elftal een aantal leiders, voortrekkers die in de centrale as spelen en als die zich beginnen weg te steken en alibivoetbal spelen, dan ben ik daar absoluut heel gevoelig voor. Enkel doen wat je moet doen en niks méér : voor mij is dat niet voldoende. Je moet ook – al ben je zelf minder bezig – anderen beter laten functioneren door te coachen. Daar heb ik hen in de rust op gewezen. Nicky Hayen en David Van Hoywegen hebben dat geaccepteerd en uitgevoerd. Dat zij die knop volledig omdraaiden, dat ik daar niet meer als speler stond maar als trainer, vond ik een belangrijk gegeven. Want dat was wel een moeilijk moment voor mij, omdat je bezig bent tegen gasten waar je zelf honderd matchen mee gevoetbald hebt en die zelf driehonderd wedstrijden in de eerste klasse hebben. Achteraf dacht ik : dat heb ik dan toch maar efkes gedaan ( lacht). Dat was niet evident, maar het heeft in het belang van de ploeg gewerkt.”

Je liet Niemi al na een kwartier opwarmen om de anderen in het veld te laten voelen dat het beter moest. Je bent duidelijk een trainer die druk op de spelers wil houden.

“Gezonde druk dan wel. Maar ik zal spelers niet los laten, neen. Ik denk dat ik die momenten goed kan afwegen, wanneer ik in de groep moet staan en wanneer ik er heel duidelijk boven moet staan.”

Welk systeem heb je voor ogen ?

“Normaal een 4-3-3. In principe zullen we dat volhouden.”

Volgens sommige spelers zit dat sinds Jacky Mathijssen zo in de club gebakken dat je het er niet meer uit krijgt.

“Het is voor mij ook het beste systeem omdat het heel snel een 4-5-1 kan worden in de omschakeling bij balverlies. Ik wil uitgaan van een 4-3-3 omdat ik een systeem wil waarin je hoog kan pressen en waar het huis al jaren mee gekend is. Uiteindelijk staat of valt dat met de kwaliteiten van je spelers, maar die hebben we absoluut. Achter de spitsen beschikken we met de Condé, Buvens, Hajnal, Peeters, Simaeys … over voldoende spelers voor de centrale as en ik durf wel eens een linkervoet rechts zetten of omgekeerd. Ik heb absoluut geen spelers om achteruit te kruipen en te verdedigen. Als we dat doen, gaan we degraderen. Buvens en Debroux zijn van nature geen buitenspelers, maar die vullen dat positioneel – storen en knijpen – zo goed in dat dat het hoogste rendement voor de groep betekent.”

Tamás Hajnal heb je weer bij de kern gehaald, hoewel die onder Vermeulen niet veel speelde wegens te veel op de vierkante meter en te eenzijdig naar voren gericht en daardoor niet geschikt voor modern voetbal. Jij ziet dat anders ?

“Absoluut, ja. Hajnal heeft zoveel kwaliteiten… Hij is technisch en qua vista de beste speler in de kern. Hij heeft niet de gestalte en de actieradius, maar ik zal hem gebruiken op zijn kwaliteiten. In mijn systeem kan hij functioneren. Wat er voordien in de club is gebeurd over wel of geen transfer, of hij saboteert de groep en jut de supporters op… Ik heb daar met hem en de groep over gesproken. Niemand wou níét met hem spelen. Daarom was die overwinning op Lokeren, mét Hajnal, ook belangrijk. Dat was misschien de laatste stap om hem in de groep op te nemen.”

Je had, onder andere als scout, af en toe contact met Herman Vermeulen : in hoeverre deel je zijn voetbalvisie ?

“Dat weet ik niet, want daar hebben we niet zoveel over gepraat. Maar ik zag van wedstrijd tot wedstrijd redelijk wat veranderingen en daar wil ik een constante, een houvast voor de spelers in brengen.”

Hij kreeg het verwijt zich te vaak aan de tegenstander aan te passen en te verdedigend te spelen. Dat ga jij niet doen ?

“Neen, dat doe ik gewoon niet. Ik wil vertrouwen uitstralen. De Belgische competitie zit ook zo in mekaar dat iedereen van iedereen kan winnen. Dus waarom zou ik mij dan aanpassen aan Club Brugge of Anderlecht? Om ons op Westerlo aan te passen en de week nadien thuis weer anders te spelen, daar is deze groep niet klaar voor, denk ik. Alleen heb ik maar twaalf wedstrijden en geen voorbereiding om daarop te trainen, dus ik denk dat de psychologische factor van de trainer op dit moment het belangrijkste is om STVV te kunnen redden, niet de looplijnen. Als we ons redden heb ik absoluut een goeie job gedaan, want je krijgt nu een groep onder handen waar je zelf nog geen ideeen in hebt kunnen steken.”

In hoeverre heb je als voormalig scout een hand in de huidige kern ?

“Ik heb met Herman Vermeulen destijds de kern nog overlopen en mijn mening gegeven en ik heb bepaalde spelers aangebracht. Rocky Peeters ben ik vorig seizoen bijvoorbeeld nog gaan scouten. Ik dacht : die moeten we hebben, maar het heeft uiteindelijk nog tot de winterstop geduurd ( lacht). Maar ik zat niet in een scoutingscomité of zo, hoor. Een van mijn eigenschappen is wel dat ik een persoonlijkheid vrij snel kan doorgronden. Dat komt nu goed van pas.”

Je debuteert als jongste trainer in de eerste klasse in een ploeg die tegen de degradatie vecht : vrees je niet dat zoiets je carrière ook kan hypothekeren ?

“Ik heb hier bij Sporta nog een project dat ik zal blijven koesteren en ik ben geen broodtrainer. Absoluut niet. Ik verdien natuurlijk meer dan als bediende bij Sporta, maar ik heb dit gedaan voor de uitdaging, om de club te helpen en om alle licentiaten en regenten LO een hart onder de riem te steken. Ik weet dat er heel veel staan te wachten tot ik op mijn bek ga, maar dat is het laatste waar ik van wakker lig. Misschien is het nu wel het juiste moment om dit te doen : het Belgische voetbal zit door de omkoopaffaire op de bodem, dus waarom niet eens wat nieuwe mensen met kennis, ambitie en ideeën in het voetbal brengen ?”

Je zit bij een club die in de omkoopaffaire is genoemd : merk je daar iets van ?

“Neen. Dit is geen ploeg van toppers. Er zijn geen twee, drie spelers die ik absoluut nodig heb om ons te redden : wij zijn kwalitatief vrij egaal. Dus het zou sportief geen ramp betekenen mochten er nog twee, drie spelers uitkomen die geknoeid hebben. Daarom lig ik daar niet van wakker. Het leeft ook niet in de groep. Daar ben ik blij om, dat ze alleen aan de wedstrijden denken en er zelfcontrole is in de groep. Bij MVV heb ik meegemaakt dat Jerry de Jong, de kapitein, gokproblemen kende en in de kleedkamer gestolen had. Tja, die moest mij niet meer onder ogen komen. Dus ik stel de geloofwaardigheid van de competitie wel in vraag. Dat een ploeg zou moeten degraderen door omkoperij is de oneerlijkheid ten top. Dit is een dieptepunt in het Belgische voetbal. Ik had het er nog over met de voorzitter : in de economie en de maatschappij gaat het in golven, dus dit dieptepunt kan een doorstart betekenen voor het voetbal. Als je dan de juiste mensen op de juiste plaats kan zetten, kan dat een nieuw elan geven. Ik zit, denk ik, in de lift die naar boven gaat. Misschien kan ik zelf op het knopje duwen naar de hoogste verdieping ( lacht).”

Aan wie spiegel je je als trainer ?

“Vooral aan die kerel die ik ’s morgens in de badkamer zie ( lacht). Ik wil geen kopie zijn. Ik heb veel trainers gehad en voor mezelf kunnen inschatten hoe het níét moet. Door mijn universitair diploma ben ik altijd een vreemde vogel geweest in het voetbal. De eerste training dat ik bij AA Gent binnenwandelde riep Boskamp : ‘Hier, de professor van Leuven !’ Behalve bij Sollied heb ik bij trainers altijd een soort afstandelijkheid ervaren. Pas op, want die heeft trainingsleer, inspanningsfysiologie en sportpsychologie gehad, daar moeten we niet te veel tegen zeggen. Ik stond sterk, ja. Ik kon altijd een repliek geven ( grijnst). Want ik heb heel veel gezien waarvan ik dacht : waarom doen ze dat nu ? ! Anderzijds begrijp ik nu veel zaken die wetenschappelijk nochtans geen enkele grond hebben.”

Zoals ?

“Spelers van Sint-Truiden kregen elke maandag – twee dagen na de wedstrijd – vrij omdat je dan wetenschappelijk gezien de hoogste ophoping van melkzuur in je spieren hebt. Nu trainen we maandag twee keer op actieve recuperatie en hebben ze op woensdag vrij omdat dat op het juiste moment het ritme van de week breekt en spelers met kinderen zo tijd voor hun gezin krijgen, waardoor ze zich beter in hun vel voelen.”

Sommige trainers vinden donderdag beter als rustdag omdat je dan door supercompensatie op zaterdag een beter niveau haalt.

“Dat zijn theorieën in de inspanningsfysiologie die belangrijk zijn, maar het effect van supercompensatie is niet bij elke speler even groot. In een individuele sport iemand laten pieken is een ander gegeven dan in een ploegsport. Daar vind ik dat effect misschien wel van mindere waarde dan een psychologische supercompensatie ( lacht). Het is schipperen tussen wetenschap en psychologie.”

Je hebt er nooit een geheim van gemaakt dat je technisch directeur wil worden. Heb je wat dat betreft garanties gekregen bij je aanstelling ?

“Ik denk dat dat bij Sint-Truiden misschien wel de evidente volgende stap is. Iedereen weet dat Guy Mangelschots dat niet tot zijn honderd jaar gaat doen en als het van hem en een aantal anderen afhangt, zal dat er ook van komen. Tenzij ik volgend seizoen zestig of zeventig punten haal ( lacht). Ik ben, hoewel geboren en getogen in Westerlo, toch een man van de club hier. Ik zal daarin moeten groeien en misschien is het te combineren met mijn trainerschap. Guy en ik zitten in elk geval constant op dezelfde lijn. Sint-Truiden is de club van zwart en wit, van rechttoe rechtaan, het hart op de tong, klinkt het niet dan botst het en dat is exact de omschrijving van mijn karakter. Ik heb spelers ook gezegd : ‘Als ik niet correct ben, moet je mij daar op pakken.’ Maar dat zal niet vaak gebeuren, denk ik.”

Sommigen vinden je om die houding pretentieus. Stoor je je aan de typisch Vlaamse valse bescheidenheid ?

“Dat is een karaktertrek van de Vlaming die ik nooit heb gehad. Maar ik heb respect voor elk karakter. Dat kunnen inschatten en weten hoe je iemand optimaal in zijn vel kan laten voelen is een pluspunt voor elke toptrainer. Daar heb ik wel wat geleerd van Jacky Mathijssen. Hij was ook niet iemand van dé ultieme oefening of dé ultieme wissel, maar wel de man die wist wie hij over de bol moest wrijven en wie hij gerust kon laten. Iemand die bescheiden is, vind ik zeker niet minderwaardig ; dat is een kwaliteit die ik misschien soms wel mis. Ik loop ook wel eens vol tegen de deur. Maar het is echt nog geen moment in mij opgekomen dat ik, waw, een van de trainers in de eerste klasse ben. Zodra ik die macht uitstraal ben ik verkeerd bezig, vind ik. Spelers hebben dat meteen door.”

Sinds je door heupproblemen moest stoppen met voetballen fiets je veel. Hoe zit het ondertussen met de conditie ?

“Mijn conditie is tien keer beter dan toen ik voetballer was ( lacht). Ik doe wekelijks twee ritten van honderd tot honderdvijftig kilometer als voorbereiding op de Mont Ventoux. Ik wil hem dit jaar vijf of zes keer beklimmen. Dat gaat lukken, denk ik, want ik zit zelfs onder mijn competitiegewicht ( lacht). Ook door de spanning van de laatste weken : door de hectiek heb ik niet altijd op vaste tijdstippen kunnen eten. Maar ik heb net een nieuwe fiets gekocht, dus we gaan er weer voor.”

Net als bij die andere passie : de wijn ?

“Ja, ik drink nog wel elke avond een glas. Ik ben een groot gastronoom : ik eet graag en maak het ook graag zelf klaar. Interesse in wijn is dan een logisch gevolg. De dag dat ik gestopt ben als voetballer heb ik ook mijn allereerste Duvel gedronken. Tja, dat soort zaken kan nu ik geen voetballer meer ben wel. Mijn leven wordt steeds rijker ( lacht).”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content