Tijdens het EK 2004 was Arjen Robben een sensatie, in Duitsland is hij opnieuw dé man die met één actie een wedstrijd kan beslissen. Wat maakt de aanvaller van Oranje tot de uitzonderlijke voetballer die hij is ? Een monoloog.

A rjen Robben voelt zich prima. Tijdens het Nederlandse oefenkamp in Zwitserland kon de Chelsea-aanvaller lekker scherp trainen en met dat goede gevoel, het gevoel dat dit wel eens een bijzonder WK voor hem kon worden, reisde hij af naar Duitsland. Het speciale krachtprogramma waarmee hij zijn blessuregevoelige lichaam tegenwoordig on- derhoudt, werpt kennelijk zijn vruchten af. Hij voelt zich, zegt hij zelf, fysiek sterker geworden in Londen. Zijn eerste grote toernooi, het EK 2004 in Portugal, begon hij nog als invaller na een zware blessure. Op het eind was hij een staatszaak geworden. Wie herinnert zich niet nog de wissel waarmee bondscoach Dick Advocaat Nederland in de halve finale tegen Tsjechië naar de nederlaag coachte ? Advocaat wisselde Robben, die een uur lang onhoudbaar over de linkerflank was geraasd, voor werkmier Paul Bosvelt. De Tsjechen vatten moed en bogen een 2-1-achterstand alsnog om in een 3-2-zege.

“Wie ik ook spreek, of tegenkom, altijd beginnen mensen nog steeds over die wissel”, zegt Robben. “Heel bizar, want ik ben daar zelf helemaal niet meer mee bezig. Voor mij is het allang vergeten en vergeven. Iedereen maakt wel eens een foutje, maar de reacties waren zó heftig en hebben zóveel indruk gemaakt in het land. Ik begrijp dat niet, want die wissel was echt niet de reden waarom Tsjechië ons uitschakelde. Ik ben altijd kalm gebleven onder al die hectiek. Zo is mijn karakter.”

Goede opvoeding

Arjen Robben : “Heel raar, maar ik kan goed tegen druk. José Mourinho noemt mij een van de beste spelers ter wereld in de een-tegen-een, terwijl ook Van Basten lovend over me heeft gesproken. Ik word daar niet anders van. Ik weet heel goed dat ze dat hebben gezegd in een periode dat ik echt goed liep te voetballen, maar drie maanden daarna was het bijvoorbeeld weer minder. Daarom vind ik van mezelf dat ik beter kan en beter móét.

“Het is nu voor de derde keer op rij dat ik in mijn tweede jaar bij een club minder goed heb gespeeld dan in het eerste seizoen. Zo ging het eerder bij FC Groningen en PSV, en nu ook bij Chelsea. Ik wil niet zeggen dat het meteen heel slecht is wat ik laat zien, maar ik wil méér. Het eerste seizoen bij Chelsea maakte ik dertien doelpunten en had ik veel assists. Dit jaar waren die assists er ook, maar scoorde ik minder, ik geloof zeven keer. Een buitenspeler zoals ik moet in een goed draaiend elftal toch minimaal tien keer kunnen scoren.

“Ik raak er overigens niet van in de war. Als het goed gaat, ben ik blij. Loopt het minder, dan blijf ik rustig. Ik weet van mezelf dat ik er alles aan doe, dus ik weet ook dat het dan vanzelf weer een keer wél goed gaat. Een van mijn allersterkste punten is mijn mentaliteit. Die maakt het verschil of je het redt of niet. Je kunt zó goed zijn, maar als je geen goede mentaliteit hebt, kom je er niet. Waarom ik die wel heb ? Kwestie van opvoeding, misschien. En karakter. Ik heb altijd al alles willen winnen, tot vervelens toe. Soms ga ik daarin misschien te ver. Ik kan gewoon niet tegen mijn verlies.”

Baas over de bal

Robben : “Ik ben altijd een dribbelaartje geweest. In Bedum was ik altijd aan het pingelen, steeds maar weer een actie maken. Ik heb mijn techniek op een natuurlijke wijze ontwikkeld, gewoon door te dóén. Ondertussen speel ik nu alweer een flink aantal jaren als linkerspits, maar vroeger speelde ik altijd centraal. Dan krijg je dus echt ruimte om acties te maken. De individuele actie is nog steeds de basis van mijn spel.

“Ik zie techniek niet als iets wat je met een bal kunt, maar wat je ermee doet. En hoe. De eerste aanname is wat dat betreft het belangrijkste. Die moet zó goed zijn, dat je meteen een goed gevolg kunt geven, door de bal direct te spelen of meteen een actie te maken. Ik heb heel veel op die eerste aanname getraind. Toen ik nog bij PSV speelde, stond ik na de training met assistent-trainer Fred Rutten te passen en te trappen. Fred speelde de ballen dan op een moeilijke manier: hard, hoog met effect, een stuit. Ik moest die moeilijke bal zodanig behandelen dat hij meteen goed lag.

“Ook in het positiespel ontwikkel je techniek. Dan is het de kunst de bal de juiste snelheid mee te geven, zodat iemand anders er wat mee kan. Of je moet een te harde of te zachte bal op een manier verwerken zodat het spel toch verder loopt. Ik heb niet heel specifiek aan mijn trap gewerkt, al sta ik na iedere training nog steeds te passen, te trappen, of ik werk af op doel. Het is een kwestie van goed onderhouden.

“Als ik aan een actie begin, weet ik meestal niet waar die eindigt. Ik speel op intuïtie, als ik een gaatje zie, gá ik. Ik ben ook altijd vrij zakelijk geweest in mijn spel. Ik ben geen Ronaldinho, die de meest fantastische trucs uithaalt. Dat zit niet in mij. Mijn basistechniek is goed, maar de echte dingetjes, zoals de dubbele scharen en zo, nee. Ik heb wel getraind op de schaarbeweging, want als je die goed kunt uitvoeren geeft dat toch iets extra’s aan je spel. Het maakt me misschien nog iets meer onvoorspelbaar.

“Aan de andere kant gebeurt alles met zó’n hoge snelheid, dat het moeilijk is specifieke bewegingen te maken. Uit stilstand kun je gemakkelijk met een beweging iemand passeren, maar ik ben vaak in volle sprint. Dan heb je meer aan een lichaamsbeweging. Als je snel op een tegenstander afloopt, raakt die uit balans. Dan moet je het moment herkennen dat je hem kunt passeren. Die lichaamsschijnbewegingen heb ik. Alles draait om je basistechniek, het altijd de baas kunnen zijn over de bal.”

Lekker zwerven

Robben : “Het is allang niet meer zo dat een buitenspeler zijn eigen wedstrijd kan spelen. Ook ik heb te maken met het teambelang. Ik moet gedisciplineerd spelen : het veld groot en breed houden, maar als verrassing ook een keer naar binnen trekken om bij de spits te komen. Als je alleen maar aan de zijlijn blijft plakken, ben je gemakkelijk te verdedigen.

“Omdat ik vroeger vaak centraal heb gespeeld – ik geloof tot m’n zestiende -, trek ik ook graag naar het centrum. Ik vind het lekker te zwerven, op zoek te gaan naar de bal. De doelpunten die ik heb gemaakt, zijn vaak voortgekomen uit het feit dat ik naar binnen trok. Het is gevoel hebben voor positie : wanneer wel en wanneer niet ? Dat is tactiek. Je moet weten wanneer je bij die spits kunt komen en wanneer het beter is dat je je positie aan de zijlijn houdt. Ik leer dat steeds beter te zien, al blijf ik altijd zoekende. Het is belangrijk dat ik de onvoorspelbaarheid in mijn spel weet te houden.

“Twee jaar geleden in Portugal was ik voor iedereen een verrassing. Ik kwam in het elftal en vanaf het eerste moment ging het goed. Die tijd is nu voorbij. Iedereen kent me nu, dus de tegenstanders zullen niet snel meer worden verrast. Ze gaan zich op mij instellen. Dat vind ik zelf niet zo’n probleem. Ik zie er juist weer een nieuwe uitdaging in ze toch te verrassen. Ja, dat kan zeker. Het móét ook, want een linksbuiten moet eigenlijk altijd goed zijn. Je hebt te maken met een directe tegenstander én je hebt vaak de beperking van de zijlijn. Je speelt dus in principe in een kleine ruimte. Het mooie van deze positie is wel dat je met een actie een wedstrijd helemaal kunt goedmaken. Stel : het draait niet echt lekker, maar vlak voor tijd heb ik wel een assist of ik maak een doelpunt, dan vindt iedereen toch dat ik het goed heb gedaan. Wat daarvóór is gebeurd, maakt dan niet meer uit.

“Je bent als buitenspeler ook afhankelijk van de aanvoer. De linksback of de linkshalf moet mij voeden en ik moet ervoor zorgen dat ik aanspeelbaar ben. Dus probeer ik via een goede vooractie vrij te komen : net doen alsof je wegsprint en dan in de bal komen, of andersom. Bij een club gaat dat gemakkelijk, omdat je daar elke week met elkaar traint. En dan nog kan het wel eens verkeerd gaan. Dan loop ik bijvoorbeeld weg, bied me vervolgens aan en ga weer diep, terwijl de linksback me de bal dan toch in de voeten speelt. Het is een kwestie van de juiste afstemming.”

MARTIJN KRABBENDAM EN JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content