‘De mensen die me zwartmaken, kennen me niet eens.’ Jonathan Legear over Anderlecht en Standard, zijn krasse uitspraken en zijn kwalijke imago.

Geen seconde moet Jonathan Legear nadenken wanneer hem de vraag wordt gesteld waar het interview best zou plaatsvinden. De place to be blijkt Frascati, een Italiaans restaurant in de buurt van het Atomium. Anderlecht voelt zich hier thuis, paars-wit verzamelt er wel vaker. “Zelf kom ik hier twee keer per week over de vloer”, vertelt Legear. “Ik ben hier op mijn gemak, ik ken de mensen en we lachen wat af.”

De patron omhelst hem en laat schotels aanrukken. Vier stuks, want Legear trekt voldoende tijd uit om te vertellen over zijn carrière (met veel blessures onderweg), zijn persoonlijkheid (aanvalslustig op en naast het veld) en zijn imago (fuifnummer).

Terug naar Standard

Ook het etiket van verrader kleeft op Legear. Hij werd gevormd bij Standard, maar sloeg daar op zestienjarige leeftijd de deuren achter zich dicht en vertrok richting hoofdstad. “Weinig mensen bij Standard kunnen het aanvaarden dat ik de club verliet”, zegt hij. “Ik begrijp dat de supporters denken dat ik Standard heb verraden, maar ik vertrok er alvast niet voor het geld. Mijn motieven waren van puur sportieve aard. Bij Anderlecht stippelden ze gedetailleerd mijn toekomst uit en ze zeiden dat ik zou krijgen wat ik verdiende op basis van mijn prestaties. Anderlecht hield tegenover mij iedere belofte. Daarom is het de grootste club van België. Bij Standard liepen er in mijn leeftijdscategorie voetballers rond met evenveel talent als ik. Maar zij spelen nu wel in de tweede klasse.”

Natuurlijk neemt Standard nog altijd een aparte plaats in het hart van Legear in. “Het is de club van mijn stad. Ik breng evenveel tijd in Luik door als in Brussel. Ik ben er opgegroeid, mijn familie woont er. Gelet op hoe het er vijf jaar geleden bij Standard toeging, heb ik de juiste keuze gemaakt door er niet te blijven.”

Dan, met een zweem van spijt: “Ik ken ze goed: Witsel, Fellaini, Goreux, Mbokani … Ik ken ze allemaal. Op een dag keer ik terug naar Standard, dat weet ik zeker. Enfin, ik hoop het. Maar momenteel is het nog niet mogelijk. Over vijf, zes jaar misschien, na een verblijf in het buitenland. Begrijp me vooral niet verkeerd: nog geen seconde heb ik mijn keuze voor Anderlecht betreurd. Bij Anderlecht speelde ik zeventig wedstrijden in vijf jaar tijd. Ik heb gevoetbald tegen Inter, Benfica, AS Roma, Fenerbahçe, Olympiakos, Liverpool, AC Milan. Thuis hangen de shirts van Christian Vieri, Raúl, David Beckham, Kaká, Obafemi Martins en Sami Hyypiä. Dat had ik bij Standard nooit kunnen bereiken.”

Hij vergelijkt beide clubs: “Standard is en blijft die warme plek waar iedereen met zijn kinderen naar het stadion trekt. Anderlecht is meer de club van het prestige, de club met dat roemrijke verleden, de club met trofeeën in de kast. Standard is nu top, maar Anderlecht blijft de grootste club van België. Ik vind het oké dat Standard de Gouden Schoen zo domineerde. Twee keer in 25 jaar, dat moet kunnen. De prijzen moeten niet ieder jaar naar Anderlecht gaan. Bij de commentaren op het Europese parcours van Standard haalt nu iedereen de superlatieven tevoorschijn, terwijl Anderlecht kritischer wordt benaderd. Zelfs na wedstrijden waarin we vijf keer scoorden, hebben ze wel iets op te merken. Alsof de manier in voetbal het belangrijkste is. Neen toch? Sommige ploegen produceren elke week mooi voetbal maar pakken nooit een prijs. Akkoord, Standard brengt tegenwoordig magnifiek voetbal. Alleen, op het vlak van punten halen toont Anderlecht zich sterker.”

Loslippig

Dat hij het hart op de tong draagt, brak Jonathan Legear al zuur op. Uitspraken over René Vandereycken en BATE Borisov zorgden voor opschudding. Tegenwoordig trekt hij de handrem aan. Interviews? Geen probleem, maar de club wil wel vooraf de tekst inkijken. Vanwaar die achterdocht? Legear: “Achterdocht zou ik het niet noemen. Ik weiger nooit interviews. Ik schiet goed op met de pers, maar is het niet normaal dat ik kwaad word als de pers me aanvalt? Ik ben loslippig, soms zou ik moeten leren zwijgen. Het gebeurt ook dat ze mijn verklaringen verkeerd weergeven. Laten we het vooral niet opkloppen. Ik zit hier met jou te spreken en Anderlecht gaf toestemming voor dit interview. Op de club weten ze wel dat ik louter positieve dingen over Anderlecht te vertellen heb.”

Uit eigen beweging herkauwt hij zijn uitspraken over BATE Borisov. “Nooit heb ik gezegd dat de middeleeuwen er nog bezig zijn. Het is alleen dat mijn vriendin, die net vijf maanden in Rusland had rondgereisd, me erop wees dat Borisov er niet bepaald uitzag als een moderne stad. Het waren overigens wel de media die vooraf rondbazuinden dat die ploeg voor Anderlecht een haalbare kaart moest zijn. En ja, we nemen over wat in de pers verschijnt. Ik bedoel maar, ik heb die mening over BATE niet in mijn eentje verzonnen. Waarom zou ik iets over die ploeg verkondigen als ik ze niet eens kende?”

Nachtbraker

Ook vanwege zijn levenswandel wordt Jonathan Legear door de pers niet gespaard. Heiliger dan de paus wil hij zich niet voordoen. “In een vrij weekend en daags voor een dag zonder training ga ik stappen, ja. Dan drink ik ook graag een pintje. Dat is normaal. Ik ben 21 jaar. Als ik nu niet van het leven geniet, wanneer dan wel? Tussen mijn 16de en mijn 18de, nadat ik mijn eerste profcontract had getekend, heb ik een tijdje gezweefd. Wel, ze hebben me vlug met mijn voeten weer op de grond gezet. Momenteel leef ik als een prof, dat zweer ik je. Ik verzorg me goed. Toch draag ik het brandmerk van nachtbraker. De mensen die me zwartmaken, kennen me niet eens. Waar ik allemaal uithang? Simpel. Ik ben bij mijn ouders, bij mijn vriendin of op de club. Mijn blessures? Jan Polák, Serhat Akin en Silvio Proto hadden ook blessures. Ondanks hun onberispelijke gedrag.”

Vurig betogend: “Ik ben eerlijk, maar wel recht voor de raap. Ik zeg de dingen in de mensen hun gezicht, niet achter hun rug. Ik doe me respecteren, ik heb karakter. Soms ben ik wat naïef, maar ik heb een goed hart. Op het veld loop ik dikwijls te mopperen, maar ik blijf altijd positief. Ik zal nooit weigeren om voor een foto te poseren. Zieke kinderen bezoeken? Met die vraag ben je bij mij nooit aan het verkeerde adres. Daarom ben ik een van de spelers die het meeste applaus krijgen.”

Een icoon van zijn tijd: Legear vangt commentaren over zijn kapsel, zijn tatoeages en zijn kleren (hij defileert straks voor Takashi). “Ik verras de mensen graag”, verdedigt hij zich. “Niet dat ik me forceer om speciaal te zijn, maar ik wil gewoon geen kleren die iedereen al draagt. Mijn kapsel heb ik van niemand gekopieerd. Ik ben graag origineel. Ze lachen met mijn tatoeages, maar zouden de journalisten niet beter focussen op het voetbal? Als mensen me scheef bekijken omdat ik met een dikke wagen rondrijd, zijn ze dan misschien niet jaloers? Voor de jonge spelers van Anderlecht voerde Frankie Vercauteren destijds communicatiecursussen in. Daar heb ik veel aan gehad. Ik draag de verantwoordelijkheid voor wat ik zeg en doe. Niemand hoeft me iets te verwijten. Mogelijk maak ik mijn voorbeeldfunctie onvoldoende waar, maar nogmaals: ik blijf altijd positief.”

Njet tegen Rusland

Tot slot, nog iets over voetbal. Legear maakt een tussenbalans van het seizoen: “De uitschakeling door Borisov was een kwalijke zaak, maar zorgde er wel voor dat iedereen zichzelf ter discussie stelde. Ook ikzelf. Ik wil met Anderlecht kampioen worden. Daarom legde ik dat transfervoorstel uit Rusland naast me neer. Ik zou louter voor het geld naar ginds zijn getrokken. Niemand gaat om sportieve redenen in Rusland voetballen. Wie dat beweert, liegt. Het sneeuwt er en het is er min tien. Dat ik liever hier blijf, bewijst dat ik me niet door het geld laat verblinden. Er zit nog 30 procent progressie in mij en die vooruitgang wil ik bij Anderlecht boeken. De keuze voor Anderlecht is tegelijk een keuze voor Ariël Jacobs. Een grote meneer, zonder twijfel de beste trainer die ik al meemaakte. Wat niet betekent dat de anderen slecht waren.”

Zelfs René Vandereycken niet? “Zijn keuzes zijn niet altijd de beste, maar ze zijn wel altijd logisch”, antwoordt Legear. “Alleen: als hij me niet selecteert op basis van mijn prestaties in de heenronde, wanneer zal hij het dan wél doen? Zelf vind ik dat ik de status van Rode Duivel verdien.” S

door stephane vande velde – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content