Of ze de zussen Williams nog naar de kroon kan steken, is ook voor haar een open vraag. Maar Lindsay Davenport gelooft erin dat ze weer een topspeelster wordt.

Geruime tijd verzamelde Lindsay Davenport ereplaatsen en ook niet meer dan dat. Dan, op een mooie dag in de zomer van 1998, won de lange Californische de US Open. De trein was vertrokken, ze haalde in 1999 Wimbledon en in 2000 de Australian Open binnen. In datzelfde jaar 2000 stond ze in de finale van zowel Wimbledon als de US Open. Daarin werd ze rechtstreeks geconfronteerd met de opmars van Venus Williams.

Na acht maanden afwezigheid vanwege een operatie aan de rechterknie maakte Davenport, (26), haar rentree op de tenniscourts. Maar of ze ooit nog de zussen Venus en SerenaWilliams van de troon kan stoten, is een open vraag.

Hoe was het om na zo’n lange inactiviteit opnieuw op de courts te staan ?

Lindsay Davenport : Het idee om opnieuw te spelen was opwindend, ik heb er me de jongste maanden helemaal op toegespitst. Sinds ik werd geopereerd, heb ik me op mijn comeback geconcentreerd. Ik was bijzonder nerveus, want zo’n lange periode van inactiviteit had ik nog nooit meegemaakt. De uitdaging is en blijft erg groot. Ik ben gretiger dan ooit.

Heb je het tennis gemist ?

Ja, en dan vooral de Grand Slamtoernooien. De carrière van een topsporter is uiteindelijk een korte ladder. Je weet dat je tien tot twaalf topjaren voor je hebt liggen, meer niet. In één seizoen drie Grand Slamtoernooien missen, dat is gigantisch veel. Vooral bij de Australian Open had ik een scherp gevoel van gemis, omdat die competitie vlak op mijn operatie volgde. Ik had pijn, ik lag in een ziekenhuisbed en ik besefte dat ik daar niet op mijn plaats was.

Je begon je comeback in Stanford, nadien stonden San Diego en Los Angeles op het programma. Kortom, je begon je comeback in je eigen achtertuin.

Ja, en dat was natuurlijk prettig. Ik woon ergens tussen San Diego en Los Angeles. Tijdens die twee toernooien kon ik achteraf gewoon naar huis terugkeren. Dat is tamelijk ongebruikelijk. Mijn vrienden en familie kwamen naar mijn wedstrijden kijken, ook dat was aangenaam. Bij een comeback na zo’n lange inactiviteit is het ideaal dat je niet te veel moet reizen.

Zowel op Roland Garros en Wimbledon werd voortdurend gezegd dat Serena en Venus Williams nooit zo gemakkelijk tot de nummers één en twee zouden zijn doorgestoten, mocht jij van de partij zijn geweest. Wat denk je daarvan ?

Om te beginnen geloof ik niet dat ik een bepalende factor in de strijd om de topplaatsen op de wereldranglijst had kunnen zijn. Na zo’n lange inactiviteit vraagt het tijd om niveau te halen. Mocht ik denken dat ik meteen weer aan de top zou staan, dan zou dat van weinig respect voor de tegenstanders getuigen. Martina Hingis en ikzelf zijn lange tijd out geweest, dat heeft de opmars van de zussen Williams vanzelfsprekend vergemakkelijkt. Maar je mag hun prestaties niet minimaliseren. Het is geweldig wat ze gedaan hebben. Hoe dan ook, dat soort speculaties heeft geen enkele zin.

Wat denk je van hun heerschappij ?

Dat die momenteel duidelijk en onomstotelijk is. Alle meisjes, mezelf inbegrepen, hebben op dit moment één en hetzelfde doel voor ogen : proberen te verhinderen dat de Williamsen alle finales spelen en alle toernooien winnen. Persoonlijk geloof ik erg in cycli in het tennis. Het vorige tennisseizoen werd gedomineerd door Venus en Jennifer Capriati. Het jaar daarvoor zwaaiden Martina Hingis en ikzelf de plak. Dit seizoen regeren de twee zussen. We kunnen alleen maar afwachten welk meisje naar de voorgrond komt en bij machte blijkt hen van de troon te stoten. Maar het zal niet simpel zijn om hen uit hun positie te lichten.

Heb je van je inactiviteit gebruik gemaakt om het spel van je tegenstanders te analyseren ?

Nee. Ik kan de kwaliteiten en gebreken van andere speelsters makkelijk inschatten. Toen ik jong was heb ik veel speelsters geobserveerd, maar dat doe ik nu niet meer. Ik bekijk ook geen cassettes van mijn wedstrijden meer. Ik ben van oordeel dat ik een tennis speel, waarmee ik een wedstrijd kan beheersen, ongeacht het type van spel dat de tegenstander ontwikkelt. Pas als dat niet lukt, ga ik nadenken over haar zwakke plekken.

Vertel eens het verhaal van je blessure en je genezing.

De blessure is er gekomen in november 2001, tijdens de halve finale van de Masters – die ik op het nippertje heb gewonnen van jullie Kim Clijsters, trouwens. Ik had al het hele seizoen problemen met mijn rechterknie gekend. De Masters bleek die ene competitie te veel, ik ben door die knie gezakt. Ik heb zes weken rust uitgetrokken, maar dat hielp niet. Meteen na Kerstmis heb ik me laten opereren – dat was een moeilijke beslissing. Na de ingreep heb ik negen weken op krukken gelopen, zodat het kraakbeen de tijd kreeg om weer goed op zijn plaats te komen. Daarna ben ik met spierversterkende oefeningen begonnen : uren en uren heb ik in het zwembad doorgebracht. Soms acht uur per dag gezwoegd aan een machine.

Mentaal valt dat niet mee.

Nee, het was heel hard. Gelukkig had ik een fantastische dokter aan mij zijde. Ik werd op 10 januari geopereerd. De dag voordien hadden we een goed gesprek. Hij voorspelde me dat de revalidatie zes maanden in beslag zou nemen en dat de eerste weken de pijnlijkste zouden zijn. Pas toen ik voor het eerst op mijn rechterbeen kon steunen, begon ik er echt in te geloven. Maar op de een of andere manier ben ik tijdens het hele revalidatieproces redelijk positief gebleven. Waar die positieve houding vandaan komt, weet ik zelf niet.

Zelfvertrouwen misschien ? John McEnroe schrijft in zijn jongste boek dat zelfvertrouwen onontbeerlijk is voor elke topsporter.

Als je de beste wil zijn in de dingen die je onderneemt, moet je veel vertrouwen hebben in jezelf en in je mogelijkheden en zelfs een zekere dosis arrogantie, dat geloof ik wel. In een individuele sport is zelfverzekerdheid een must, daarover kan geen twijfel bestaan. Maar er zijn verschillende manier om dat uit te drukken en te tonen. Ik vind dat wat je hart je zegt belangrijker is dan hoe de mensen je zien. Ik beschik zeer zeker over bepaalde troeven, maar ik ben de laatste om tegenover iedereen uit te bazuinen dat ik de beste ben.

Je lijkt eerder een beetje hinder van het stardom te ondervinden.

Dat klopt. Ik kan moeilijk overweg met al die aandacht voor mij. Vooral buiten het tennis voel ik me slecht op mijn gemak als mensen mijn handtekening komen vragen of een praatje willen maken. Ik doe mijn best om al die belangstelling goed op te vangen, maar het blijft moeilijk.

Op het einde van vorig jaar stond jij nog nummer één – net als op het einde van 1998 ten andere. En nu lijk je al vergeten.

Daar heb ik geen moeite mee. Het was één van de beste aspecten aan de voorbije acht maanden : al die tijd zonder mediabelangstelling. Ik heb mijn geest kunnen opfrissen. Ik geloof echt dat ik mijn carrière dankzij deze blessure met één of twee jaar kan verlengen. Ik heb altijd ontzettend graag getennist, ik ben dol op ambiance van de competitie. Ik geloof trouwens dat ik mijn hele leven wel zal tennissen. Maar het circuit is bijzonder vermoeiend. En deze break heeft me deugd gedaan.

Opnieuw nummer één worden is wellicht dé uitdaging van je leven.

Zo zie ik dat niet. Ik heb nooit overdreven veel aandacht aan mijn klassement besteed. Mijn prioriteit is op dit moment : de gevoelens van vroeger terugvinden en tegen het einde van dit jaar of het begin van 2003 weer een topspeelster worden.

door Florent Etienne

‘Al die tijd zonder mediabelangstelling : dat was één van de beste aspecten van de voorbije acht maanden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content