Twintig jaar geleden begon hij in tweede provinciale aan een trainerscarrière. Intussen gaat Peter Balette (55) al zijn tiende seizoen in als assistent-trainer in eerste nationale, een rol die hij bovendien al bij vier van de vijf topclubs speelde. ‘Eigenlijk’, zegt hij, ‘wou ik geen trainer worden. Absoluut niet.’

‘Ik was een verdedigende middenvelder, een Philippe Clement op mijn niveau. Zelf kon ik niet zo goed voetballen, maar ik probeerde de mensen rond mij beter te laten spelen. Ik recupereerde veel ballen met het hoofd en scoorde ook geregeld met het hoofd. Maar verder moet er over mijn voetbalcarrière niet veel geschreven worden. Ik was op het veld meer een trainer dan een voetballer. Soms kreeg ik te horen: ‘Jij kunt beter voetballen met je mond dan met je voeten.’ Daar was wel iets van aan. Maar op mijn manier voetbalde ik toch tot 35 jaar, in provinciale en met SK Heusden ook tot in bevordering. Als ik dat vergelijk met mannen die destijds veel beter waren dan ik, dan bracht ik het er nog zo slecht niet van af.

‘Het voetbal kreeg ik thuis met de paplepel ingegeven. Mijn vader was in Heusden onderwijzer en tegelijk trainer van de voetbalclub in het dorp. Hij trainde alle dagen van de week, deed ook alle aansluitingen en rekruteerde spelertjes op de speelplaats. Op een bepaald moment trainde hij zelfs alle categorieën, van de jongste jeugdploeg tot en met het eerste elftal. Mijn moeder bracht dan zijn boterhammen met warme koffie, zodat hij tussendoor wat kon eten. Overigens is mijn oudste broer daar nu schatbewaarder. Hij is zelf ook onderwijzer en intussen directeur van dezelfde school.’

LEVENSLESSEN

‘Ikzelf deed een jaar kinesitherapie in Leuven. Maar ik studeerde te weinig. Mijn vader trakteerde mij toen op een maand vakantiewerk in de koolmijn. Hij zei: ‘Je mag eens voelen hoe het leven eruitziet als je niet meer naar school wil gaan.’ Ik deed er de ochtendpost. Om vier uur ’s ochtends vertrok ik bij ons thuis met de fiets en ik weet nog dat ik de eerste keer onderweg vaak moest slikken. In het begin was ik heel bang. In kleine ruimtes voel ik mij niet zo goed en in de mijn was het ook nog donker, vuil en vies. Ik moest 720 meter diep afdalen, in de gangen kruipen en de hele dag modder opscheppen die van de band viel. Als vakantiewerkertje was ik het mikpunt van ruige mijnwerkers en als ik weer naar boven kwam, was ik zo zwart als roet. Alle middeltjes probeerden we om mijn wimpers weer proper te krijgen om fatsoenlijk op straat te kunnen komen. Maar tevergeefs.

‘Achteraf bekeken, is dat de grootste motivatie geweest om daarna mijn studies regent LO en biologie tot een goed einde te brengen. Het was een belangrijke levensles. Toen mijn vader als onderwijzer met pensioen ging, ben ik er als turnleraar kunnen beginnen. Je merkt: het hangt bij ons allemaal een beetje samen in het dorp, voetbal en werk. Alleen mijn zus is haar man achternagegaan naar Dendermonde. En mijn jongste broer verongelukte. Twintig jaar geleden reed hij zich op een landweg te pletter tegen een boom. Dat was bij ons een gebeurtenis met een enorme impact en eigenlijk is dat nog altijd niet verwerkt. Bij mijn ouders, die heel gelovig zijn, brandt nog elke dag een kaars bij een foto van Dirk.

‘We zijn een hechte familie. Tijdens onze jeugd reden onze ouders ’s zomers altijd met hun Opel Kadett met de vier kinderen naar Spanje. In het begin verbleven we op een camping. Dat waren de mooiste vakanties, daar kan geen luxehotel tegenop. Als er dan plots één van de vier op die manier wegvalt, raakt je dat enorm. Het helpt je wel beter te beseffen dat er in het leven veel meer is dan voetbal en in de kranten komen.’

WORKAHOLIC

‘Eigenlijk wou ik geen trainer worden. Absoluut niet. Toen ik opeens telefoon kreeg van Kabouters Opglabbeek met de vraag of ik bij hen speler-trainer wou worden, wees ik dat meteen af. Ik zei: ‘Neen, dat doe ik niet, dat zal ik ook niet kunnen.’ Het zei mij niet veel omdat ik bij mijn vader had gezien welke opofferingen het vergde, welke druk en stress er op wedstrijddagen bij kwam kijken en hoe je soms afgeblaft werd door supporters. Daar voelde ik eerlijk gezegd niet veel voor. Maar ze bleven proberen, die voorzitter kwam goed over en ik kreeg een beetje een vrijgeleide, zodat ik dan toch zei: ‘Ik ga het eens proberen.’ We werden meteen kampioen en toen is die microbe heel snel gekomen. Een volgende grote stap is geweest van vierdeklasser Meerhout naar Heusden- Zolder in tweede. Met de steun van Genk slaagden we er zelfs in naar eerste te promoveren.

‘Waarom het vrij goed ging als trainer, weet ik eigenlijk niet. Maar ik ben wel altijd een workaholic geweest. Soms zat ik tot vier à vijf uur in de ochtend aan trainingen te werken. Dan stond mijn vrouw op en zei: ‘Peter, je weet toch dat het vier uur is hé?’ Het gebeurde ook dat ik om elf uur ging slapen met het idee dat mijn training af was, maar dat ik om één uur weer opstond omdat ik dacht: neen, dat kan niet, als ik dat zo ga doen. Wat trainingen betreft, heb ik niets van anderen gestolen. In het begin gaf ik wel op een schoolmeesterachtige manier training. Je denkt: als ik alles wat ik opschreef, gedaan heb, dan is het een prima training geweest. (lacht)

‘Ik stak enorm veel energie in mijn trainingen. Het moest perfect zijn. Dat kreeg ik van thuis mee. Mijn pa deed bijna twintig jaar het eerste leerjaar en het leren schrijven moest echt volgens de regels van de kunst gebeuren. Ik was ook een type dat onzeker was wanneer ik bijvoorbeeld naar een examen ging. Dus als ik naar een training ging, moest die training af zijn. Ik wou zeker zijn. In mijn kamer staat een kast vol trainingen. Van de eerste tot de laatste, allemaal schreef ik ze al die jaren uit. Die parate kennis in mijn hoofd helpt mij om intussen op gevoel veel losser training te geven. Daar krijg ik appreciatie voor van hoofdtrainers. Maar het zit niet alleen in oefenstof en trainingsarbeid natuurlijk. Ook op lager niveau zijn er mannen die fantastische trainingen kunnen geven. Het zit voornamelijk in het contact met de groep. Spelers die niet spelen in een positieve flow houden of brengen. Zorgen dat ze mee de kar trekken en mee juichen op de bank wanneer er gescoord wordt. Weten tot wie je verder kunt doordringen en met wie je op de oppervlakte moet blijven. Et cetera.’

TRAINERSGEVOEL

‘Ik miste de ervaring van een trainer die in eerste gespeeld had, maar ik werkte keihard en kon die ervaring toch opdoen doordat ik de kans kreeg om op dat niveau als trainer te werken. Op de Pro Licence-cursus kwam ik bovendien terecht tussen zowat alle groten van het Belgisch voetbal en kon ik op stage gaan bij het Feyenoord van Bert van Marwijk. Voor een klein trainerke was dat een ongelooflijk leerrijke ervaring. Daar ben ik al die mensen heel dankbaar voor. Dat betekende heel veel voor mijn trainersgevoel. Met Jan Ceulemans bijvoorbeeld bouwde ik een geweldige band op en nu nog ga ik soms fietsen met Franky Van der Elst. Dat wederzijds respect was heel belangrijk voor mij.

‘Ik liet telkens wel merken dat ik mijn plaats ken. Dat is ook altijd de leidraad in de opvoeding bij ons thuis geweest: weten van waar je komt. Van een beperkte groep mensen voel je wel dat ze op je neerkijken en je tegenkanting geven. ‘Hij is zelf nooit een topspeler geweest, hoe kan hij in eerste trainen?!’ Dat gevoel droeg ikzelf trouwens ook mee. Want ik kan begrip opbrengen voor die gedachte. Wellicht is dat zelfs de reden waarom ik nu al mijn tiende seizoen als T2 inga. Want in elke club al zijn er spelers geweest, meestal ervaren spelers nog wel, die mij vroegen: ‘Hoe komt het toch dat jij niet voor T1 bent blijven gaan?!’ Ik voelde wel appreciatie voor de manier waarop ik training geef en met mensen omga, maar het is wel degelijk een bewuste keuze geweest om T2 te blijven. Liever ben ik een goeie T2 dan een T1 die na drie verlieswedstrijden al in de lappenmand kan liggen omdat hij niet ondersteund wordt door een grote spelerscarrière. Ik zag in dat die extra kwetsbaarheid mijn hele carrière zou blijven duren. Ondertussen zijn er al mensen die mij zeggen: je was al assistent bij Club Brugge, Standard, Genk en Gent, dus moet je het alleen nog bij Anderlecht worden.’ (lacht)

RESPECT

‘Respect is voor mij heel belangrijk. Respect was ook het woord dat ik als hoofdtrainer telkens bij de start van het seizoen op het bord schreef. Als spelers respect voelen, krijg je ook respect terug. Voor mij is dat een heel belangrijke basisfactor. Je moet je als trainer op het niveau van de speler kunnen plaatsen om in zijn wereld binnen te kunnen komen. Zelf ben ik als persoon ook heel gevoelig voor respect. Ik heb dat nodig.

‘Toen ik het voorbije seizoen met Genk naar Gent ben teruggekeerd en de supporters mijn naam begonnen te roepen, raakte mij dat tot in het diepste van mijn hart. Ik ben toen snel naar binnen moeten gaan, omdat ik ontroerd was en even tijd nodig had. Misschien mag een echte toptrainer niet geëmotioneerd zijn en niet eens een traan wegpinken, maar … ik ben Peter Balette en zulke dingen raken mij nu eenmaal. Dat bleef nazinderen en dat speelde uiteindelijk ook mee in de beslissing om terug te keren naar Gent. Het contact met de spelers, de technische en de medische staf is ook altijd heel nauw gebleven. Ik kon daar niet echt afstand van doen, moet ik bekennen.

‘De roep van Gent was te sterk. Ook de manier waarop ze mij lieten voelen wat mijn waarde voor de club was, raakte mij. Zeker ook hoe ze eerst alle kleine menselijke dingen regelden alvorens mij een financieel voorstel te doen, zodat ik er niet meer als een kluizenaar zou moeten leven. Want daar een hele week alleen op een appartement zitten, dat wou ik niet meer. Zeker in de winter voelde ik mij daar niet goed bij. Ik ben iemand die mensen rond zich nodig heeft, in de eerste plaats familie. In vergelijking met een jaar geleden is mijn gezinssituatie ook veranderd. Mijn dochter herpakte zich uitstekend op school en zal in haar derde jaar verpleegkunde stage kunnen lopen in Gent. Mijn tweede zoon is net als de oudste samen gaan wonen en mijn vrouw kan in haar deeltijdse job in het onderwijs beter met haar uren schuiven. Zo zullen we er de familie dichter bij elkaar kunnen houden dan tijdens mijn eerste periode.’

ZELFBEWUSTZIJN

‘De voorbije jaren ben ik gegroeid in mijn rol. Ik ben rijper geworden, meer ervaren en zelfbewuster, meer bewust van de invulling van mijn eigen kwaliteiten. Dat komt door met al die verschillende hoofdtrainers te werken. Jacky Mathijssen, Adrie Koster, Mircea Rednic, Ron Jans, Hein Vanhaezebrouck en Peter Maes. Allemaal zijn ze anders en als hulptrainer leer je je aan te passen. Want ik kan niet op dezelfde manier Peter Balette zijn bij Ron Jans als bij Peter Maes, omdat hun interactie met hun spelers verschillend is. Dus moet ik mijn rol aanpassen. Bij de ene moet ik iets dichter bij de spelers staan en bij de andere iets meer het technische werk doen. Als hulptrainer moet je een kameleon zijn en vanuit je eigen persoonlijkheid invullen wat er nodig is. Je moet ook meer brengen dan alleen maar jaknikken. Dus geef ik in discussies mijn mening over bijvoorbeeld tactiek en pedagogische aanpak om jongeren naar een hoger niveau te brengen. Ook daar ben ik in gegroeid.’

PLEZIER

‘Ik hoor nog wel eens trainers en spelers met wie ik ooit samenwerkte. Toen Ivan Perisic in zijn tijd bij Wolfsburg bij Lieven Maesschalck kwam revalideren en Jospeh Akpala daar net ook was, kreeg ik op een dag rond vier uur in de namiddag een sms van die mannen: dat als ik nog eens op mijn appel wou krijgen in het biljarten, ze met plezier op mij wachtten. Ik ben in mijn auto gesprongen en ben naar Antwerpen gereden. We huurden er de hele avond een biljarttafel af en ik kan u verzekeren: ik ben het niet geweest die op mijn appel kreeg. (lacht) Voor mij zijn ook dat magnifieke momenten.’

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S BELGAIMAGE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content