Felix Magath is de kroonprins onder de Duitse trainers. Nadat hij vorig seizoen met Wolfsburg de titel veroverde, bestormt hij nu de top met Schalke 04. Een intrigerend interview.

Felix Magath had als speler al geschiedenis geschreven door voor Hamburg in de finale van Europacup 1 in 1983 de enige goal te maken tegen Juventus, en deed dat vorig jaar als coach door VfL Wolfsburg naar zijn eerste Duitse titel ooit te leiden. Toch stapte hij afgelopen zomer over naar Schalke 04, waar hij trainer, manager en lid van de raad van bestuur werd. Aan de winterstop stond de ploeg op een verrassende tweede plaats.

Ook tijdens de winterstop in de Bundesliga waren bij Schalke op het trainingsveld weer heel wat zogenaamde medicine balls (zware ballen gebruikt voor krachttraining) te zien. Die staan zowat symbool voor uw aanpak. Wilt u zo bewust beantwoorden aan het cliché van een spartaanse trainingsmethodiek?

Felix Magath: “Neen. Al in 1995 verkondigde ik dat orde, discipline en fitheid de basisvoorwaarden zijn voor succes. Ik heb die aanpak altijd behouden, ongeacht of ik er lof of kritiek voor kreeg. Noem mij trouwens eens één atleet die in zijn sport wereldklasse geworden is zonder op training zijn grenzen op te zoeken.”

Maar die medicine balls zijn toch ouderwets turngerief, dat in een moderne training niet meer op zijn plaats is. Doet u zichzelf graag voor als iemand van de oude school?

“Dat is een etiket dat de media op mij kleven. In werkelijkheid houd ik bij mijn trainingsmethodes ook rekening met weten-schappelijke vernieuwingen. En dat medicine balls verouderd zouden zijn, klopt niet: veel topsporters maken er ook vandaag nog gebruik van. Bovendien laat ik de spelers al minder trainen dan ik eigenlijk nodig acht. Spelers hebben vandaag de dag enorm veel verplichtingen tegenover sponsors en fans, en ze staan bloot aan heel wat invloeden van buitenaf, omdat ze vedetten, ja haast eenmansondernemingen zijn. Een en ander zorgt ervoor dat ze te weinig tijd hebben om te recupereren.”

Ze kunnen zich dus niet voldoende uitleven?

“Lach er maar mee! Vaak stoppen ze te snel met trainen omdat ze zeggen dat ze niet meer kunnen. Ik ben echter zelf ook voetballer geweest. Ik weet: zolang iemand kan spreken, kan hij ook lopen. Belangrijk is voor mij vooral dat ik de spelers er bewust van kan maken dat voetballen hun beroep is, en geen vrijetijdsbesteding!”

Heimwee naar vader

U bent als enig kind opgevoed door uw alleenstaande moeder. Heeft dat ook uw denken beïnvloed?

“Ik had er een grote behoefte aan om opgenomen te worden in een gemeenschap. Daarom heb ik me ook vroeg bij een voetbalclub aangesloten, omdat voetbal nu eenmaal een teamsport is.”

Toch hebt u de reputatie een einzelgänger te zijn.

“In plaats van met anderen te spreken, denk ik veel na. Dat ik als enig kind geen gesprekspartners had, kan daar wel iets mee te maken hebben.”

Uw vader was een Amerikaanse soldaat die uw moeder en u verliet toen u nog een baby was. Bent u als zogenaamd kind van de bezetting ook gepest?

“Niet voor zover ik me kan herinneren. Trouwens ook niet wegens het feit dat ik een wat donkerder huidskleur heb. Mijn vader was bij de militaire politie. Eerst werd hij naar Frankrijk verplaatst en dan kwam hij ons in Aschaffenburg nog af en toe bezoeken. Daarna moest hij terug naar de Verenigde Staten.”

Hebt u als kind een vader gemist?

“Ja. Ik had toen ook al af en toe heimwee. Hij heeft wel nog geschreven en toen ik zowat vijftien jaar was, is hij nog eens op bezoek gekomen in Duitsland.”

Zowat twee jaar later koos u ervoor om zich niet langer Wolfgang te laten noemen, nochtans uw echte voornaam, maar Felix. Is dat ook de naam van uw vader?

“Ja. Wellicht heb ik toch in mijn onderbewustzijn gezocht naar een manier om dichter bij hem te zijn. Maar los daarvan hoor ik Felix ook liever.”

Inmiddels bezoekt u uw vader elke zomer in Puerto Rico. Waren sterke trainers, zoals Branko Zebec en Ernst Happel, met wie u als speler bij Hamburg hebt gewerkt, vaderfiguren voor u?

“Absoluut niet. Al moet ik wel zeggen dat de werkmethode van Branko Zebec ( Kroatische speler en trainer, overleden op 59-jarige leeftijd in 1988, nvdr) me sterk heeft beïnvloed. Ik herinner me dat het er onder hem uiterst professioneel aan toeging. We mochten Hamburg niet uit zonder dat eerst te melden. En ’s avonds moest iedereen thuis zijn om halfelf. Een uitspraak van hem is me altijd bijgebleven en ik gebruik die woorden ook nog vaak tegen mijn spelers: ‘De beste trainer is die bij wie je het meeste geld verdient.'”

Afstandelijk

U praat niet al te veel met uw spelers. Vindt u het belangrijk om een zekere afstand te bewaren?

“Dat werpt men me nu al jaren voor de voeten. Laat toch eens een trainer zijn zoals hij is.”

Geen probleem. Wordt praten in het voetbal overschat?

“Natuurlijk. Als ik een speler zeg dat hij meer via de flanken moet spelen, zal hij dat niet automatisch doen. Ik moet het kunnen aantonen op het veld.”

Toch zeggen veel van uw collega’s dat het belangrijk is om via gesprekken met de spelers te weten waarmee ze bezig zijn en wat hen zorgen baart.

“Tja. Mijn indruk is: hoe dichter ik bij de spelers sta, hoe minder vrijheid ik heb om beslissingen te nemen. Bijvoorbeeld rond wie moet spelen en op de bank moet plaatsnemen. Iedereen laat zich immers beïnvloeden door emoties. Ik vorm daar geen uitzondering op.”

Sebastian Deisler, die wegens een depressie ondertussen zijn carrière be-eindigde, had het er bij Bayern moeilijk mee dat u zich zo afstandelijk opstelde. In zijn biografie geeft hij u onrechtstreeks de schuld van zijn terugval in de herfst van 2004, toen hij voor een Champions Leagueduel in Turijn weer naar huis kwam.

“Ik heb dat boek niet gelezen.”

Deisler beweert dat u zijn herwonnen spelvreugde als euforievoetbal bestempelde en dat u, door hem opnieuw in de tribune te zetten, geen respect toonde voor wat hij heeft meegemaakt.

“Ik was zijn trainer. En het was mijn diepste overtuiging dat ik hem op gelijke voet moest behandelen als alle anderen. Natuurlijk wist ik van zijn ziektegeschiedenis, maar ik ben geen dokter. Hij had met Uli Hoeness een contactpersoon bij de club. Volgens mij zou het geen goede zaak zijn geweest als te veel mensen hem met verschillende voorstellen zouden hebben benaderd.”

Is uw aanpak om weinig bekommernis te tonen u nooit zuur opgebroken?

“Natuurlijk zijn er spelers die daar niet zo goed mee omkunnen. Die slagen er dan ook niet in om vertrouwen in mij op te bouwen. Ik bereik die jongens niet en kan hen niet motiveren, omdat het spelers zijn die het gewoon waren dat de trainer naar hen toe kwam. Maar dat doe ik niet. Ik ben geen hobbypsycholoog die vraagt hoe zijn spelers zich voelen.”

Wat gebeurt er als een speler met privéproblemen naar u toe komt?

“Dan krijgt hij alle nodige ondersteuning. Ik leg de spelers altijd uit dat ik niet nieuwsgierig ben en dat ik geen interesse heb voor wat ze privé allemaal doen. Maar ik zeg ook dat iedereen die voelt dat een bepaald probleem een negatieve impact heeft op zijn prestaties, mij dat moet komen zeggen. Er zijn echter weinig spelers die dat doen.”

Hongerig naar succes

Ondanks al uw talent en ambities hebt u zelf niet veel doorzettingsvermogen . Ernst Happel noemde u ooit zelfs een ‘kloosterscholier’.

“Dat was ik ook. En in de grond ben ik dat nog altijd.”

Bent u echt zo’n braaf type?

“Neen, eerder naïef. Daar staat u misschien van te kijken, maar ik denk dat ik daar eigenlijk een beetje van profiteer. Bij onze uitwedstrijd op Bayern in november heb ik bijvoorbeeld de 18-jarige Joel Matip laten debuteren omdat hij goed getraind had en in het voetbal paste dat ik voor ogen had. Zonder die dosis naïviteit durf je zoiets niet.”

Die jongen scoorde dan nog ook.

“Toch was het naïef om zo’n jonge speler in die wedstrijd te laten debuteren. Ik ben ook op andere vlakken zo. Het verklaart waarom ik zonder veel nadenken bij Schalke naast mijn trainerschap ook een functie als manager en als lid van de raad van bestuur heb aanvaard.”

U bent bij uw club verantwoordelijk voor de marketing, de verkoop van overtollige spelers en het trainen van de voorzetten. Hoe slaagt u daarin?

“Toen ik indertijd bij VfB Stuttgart ook tegelijk trainer en manager was, heb ik aangegeven dat ik een duidelijke werkverdeling nodig had. Daarom heb ik een team uitgebouwd rond mijn assistenten Seppo Eichkorn en Bernd Hollerbach. Zo kan ik als manager het geheel overzien. Ook bij Schalke verklaart dat een deel van het succes.”

Als u alleen verantwoordelijk bent, kan u ook niet op zere tenen trappen.

“Dat klopt. Vroeger had ik vaak bonje met de voorzitters. Met mensen die niet dezelfde drang hebben als ik om altijd meer te willen, bots ik vaak. Ik ben op dat vlak al wat milder geworden, maar ik ben nog altijd hongerig naar succes. En als ik eenmaal een richting heb gekozen, wijk ik daar niet meer van af. Ik ga recht op mijn doel af.

“Het is belangrijk dat de mensen in de staf een verschillend karakter hebben. Eichkorn bijvoorbeeld is erg communicatief. Hij kan met iedereen goed overweg. Ik heb heel bewust voor zo iemand gekozen.”

Champions League

Uw contract bij Schalke loopt nog tot 2013. Tegen dan wil u de blauw-witten een titel bezorgen.

“Ja, maar daarvoor moet de club nog een aantal stappen zetten. Anders lijkt die ambitie mij niet haalbaar.”

Waaraan denkt u specifiek?

“De hele vereniging moet transparanter worden. Er zijn nogal wat ‘dochterbedrijven’, die allemaal een bepaalde invloed hebben. Het is te veel zo dat elke afdeling voor zichzelf werkt en niet het algemene belang in het oog houdt. Niet alles is op de juiste manier gecoördineerd en het is een zware opgave om dat in orde te krijgen.”

Financieel zit Schalke er niet zo denderend voor. Toch hebt u voor de terugronde nog versterking gevraagd. Is dat wel verstandig?

“Dat is in het belang van de club. We staan verrassend tweede en met wat versterking kunnen we de kans vergroten dat we op het einde van het seizoen verder staan dan we voordien hadden ingeschat.”

Is uw doel bereikt als u de Champions League haalt en zo de inkomsten kunt opkrikken?

“Neen. Ik wil ook als trainer altijd streven naar de successen die ik als speler heb behaald. En dat betekent dat ik ook graag de Europacup wil winnen, die nu dus de Champions League is. Dat is wat me nog altijd drijft.”

door jörg kramer en christoph biermann – beelden: reporters

Ik weet: zolang iemand kan spreken, kan hij ook lopen. Hoe dichter ik bij de spelers sta, hoe minder vrijheid ik heb om beslissingen te nemen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content