Van Sint-Truiden naar Feyenoord is een grote stap, geeft Benjamin De Ceulaer toe, maar schrik van Rotterdam en zijn mentaliteit heeft hij niet. ‘Ik durf te zeggen waar het op staat. En ik durf te incasseren ook.’

Geen seconde tijdens het interview vinden zijn handen rust. Altijd hebben ze wel iets om aan te frunniken. Een gsm, kousen, een schrammetje. “Ik ben een redelijk opgejaagd persoon”, zegt Benjamin De Ceulaer. Sinds hij op maandag 4 april zijn contract met Feyenoord tekende, is een stuk rust teruggekeerd in het hoofd van de jonge aanvaller (21). “Weet je, al die topvoetballers en beroemdheden hebben het nog stukken erger. Ik heb een paar dagen twee interviews per dag moeten geven. Ik doe dat met plezier, maar het is toch zwaar. Je doet het niet ongestraft. Fijn voor één keer, maar niet voor elke dag. Een privé-nummer nemen ? Nee, zo ben ik niet. Hopelijk komt het niet zover.”

De tol van de roem, zeker ?

Benjamin De Ceulaer : “( Met een zucht.) Roem ? Ik wil gewoon rustig mijn voetbal afmaken in Sint-Truiden en dan, hop, naar het buitenland. Naar Feyenoord.”

Dat je contract daar eindelijk is getekend, moet een pak van je hart zijn.

“Het is een zware last die van mijn schouders valt. Ik ben blij dat het voorbij is. Het heeft drie maanden aangesleept en onbewust speelt dat mee in je prestaties op het veld. Dat is weg nu. Dat heb je tegen Genk meteen kunnen zien. Ik voetbalde veel vrijer, voelde me beter in mijn vel. De kansen die ik had, oké, dat waren ook niet de makkelijkste. Die bal op de lat : dat ik hem vanuit die positie nog op het doel kreeg, was al een enorme krachttoer. Dat weten de mensen niet altijd. Die denken : hij kan niet afwerken. Ik word dat stillekes aan beu. Bij de nationale ploeg scoor ik elke wedstrijd : daar trek ik mij aan op. Als mensen toch commentaar hebben, is dat hun zaak.”

Dat het aansleepte, had invloed op je prestaties, zeg je. Nochtans heb je dat zelf in die periode altijd ontkend.

“De wedstrijden tegen Brussels en Genk : dat was een hemelsbreed verschil. Op het moment zelf ben je je daar niet van bewust. Je denkt : het komt wel goed. Maar eigenlijk doet het dat niet. Het is goed dat het nu allemaal van mij af is.”

Waarom sleepte het zo lang aan ?

“Dat moet je Sint-Truiden vragen. Ik denk dat het een normale zaak is dat er zo lang onderhandeld wordt. Maar het is achter de rug, ik wil er niet op terugkijken. Guy Mangelschots stelde me gerust, dat alles in orde zou komen. Ik heb hem vertrouwd en het ís ook in orde gekomen. Dat doet goed.”

Begin maart verklaarde je : ‘Het is voor mij een uitgemaakte zaak, ik heb mijn beslissing al genomen.’ Het ging om NAC. Waarom is dat toen niet afgehandeld ?

“Omdat nadien Feyenoord is gekomen. En omdat ze op dat moment nog niet klaar waren met Sint-Truiden. Je hebt wel gezien hoelang het nog heeft geduurd met Feyenoord. Feyenoord is een topclub in Europa, dus denk ik dat je keuze als jonge voetballer dan snel gemaakt is. Wat Feyenoord nu doet, mij onder contract leggen en een half jaartje elders laten spelen, is een goede leerschool. Bij RKC kan ik de Nederlandse competitie leren kennen en me naar haar normen ontwikkelen.”

Ben je achteraf beschouwd blij dat het toen met NAC niet sneller is gegaan ?

“Feyenoord is een week later pas gekomen, dacht ik. In een week tijd kun je vrij weinig regelen. Je kunt in zo’n korte tijd geen contract opstellen. We hebben gewoon alles rustig op ons af laten komen.”

NAC weg betekent ook : niet samenspelen met Pierre van Hooijdonck.

“Dat vind ik wel spijtig. Maar je kunt er niets aan doen. In Het Laatste Nieuws hebben ze gezegd dat het mij niet deerde dat ik niet bij NAC zou spelen. Dat is totaal niet waar. Ik had met de trainer gepraat : Ton Lokhof, superkerel, hele fijne persoon. Met Theo Mommers ook, de technisch directeur. Allemaal heel toffe mensen. Ik keek ernaar uit om met Pierre van Hooijdonck en Davy Schollen samen te spelen, maar het heeft niet mogen zijn. NAC ging niet akkoord met de werkwijze van Feyenoord om mij met nieuwjaar misschien terug te halen. Daarop is het fout gelopen.”

Wat wilde je het liefst : direct aansluiten bij de A-kern van Feyenoord of eerst rijpen bij een kleinere club ?

“Beide oplossingen waren goed voor mij. Ik wil zeer rustig beginnen, ook als het bij de A-ploeg van Feyenoord was geweest. Ik zou er heel veel leren van jongens als Dirk Kuijt en Bart Goor. En van de trainer, Ruud Gullit, natuurlijk ook : een monument als voetballer en nu ook bezig het te maken als trainer. Het is een grote stap, van Sint-Truiden naar Feyenoord, dat klopt, maar ik durf die stap te maken. Ik ga er alles aan doen om me daar waar te maken.”

Ik las dat Mark Wotte, technisch directeur van Feyenoord, zei : ‘Hij heeft nog geen honderd wedstrijden profvoetbal in de benen, hij heeft dus nog veel te leren.’

“Daar ben ik me ook van bewust. Hij kwetst me daar helemaal niet mee. Daarom ook lenen ze mij uit aan een kleinere club. Ze hebben mij gezegd : ‘Wij willen niet dat je op de bank zit, wij willen dat je voetbalt zodat je je ontwikkelt.’ Ze zullen mij dus nooit op de bank laten zitten, tenzij ze zeker zijn dat ik ook kan invallen. Mij altijd op de bank zetten of met het B-elftal laten spelen : dat doen ze niet. ‘Wij geloven in jouw kwaliteiten’, zeggen ze, ‘en wij willen dat je nog meer bijleert. Dat kun je alleen door te voetballen.’ Ik ga niet direct op tafel slaan en zeggen : ‘Hier ben ik.’ Neen, ik wil leren.”

Denk je soms niet : wat gaat het snel ?

“Ja, maar daar heb ik voor gewerkt. Ik wil het maken als voetballer en ik denk dat ik op de goeie weg ben. Maar ik ben er zeker nog niet : ik heb nog een lange weg af te leggen. Ik hoop zo hoog mogelijk te eindigen. Hoe hoog dat is, weet niemand. Twee jaar geleden wist ik ook niet dat ik nu naar Feyenoord zou gaan.”

Hoe was de kennismaking met De Kuip ?

“Heel fijn. Ik werd er ’s morgens ontvangen met koffie, door Mark Wotte. Er was een man die me de hele dag begeleid heeft. Allemaal toffe mensen. ’s Middags even in het spelershome geweest van de jongens, maar die waren gaan trainen. Iets gegeten. Dan de fysieke tests. Heel goed, zei de dokter : mijn longinhoud was zeer groot, perfect zicht, goed hart. Dan moest ik terug om het contract te tekenen. Heb ik effe met Dirk Kuijt en Kalou gepraat. Allez, gewoon een hand gegeven. Zij feliciteerden mij met mijn contract en ik op mijn beurt feliciteerde hen met hun overwinning tegen AZ. Dan zag ik ze met mijn bloesje binnenkomen, met mijn naam erop. Een heel goed gevoel ! En toen zijn we mijn contract gaan tekenen en heb ik met Ruud Gullit gepraat. Supermensen zijn het daar. Dezelfde warmte en dezelfde sfeer als hier in Sint-Truiden.”

Was je zenuwachtig ?

“Héél zenuwachtig. Dat is normaal, denk ik. Ik had nog nooit zo’n groot stadion van dichtbij gezien. De Kuip is alom gekend, het mooiste stadion van Europa !”

Op het gras gestaan ?

“Nee, dat moet nog komen. Wel in de tribune. Ik ben nog naar de training gaan kijken ook. Wauw, dacht ik, misschien loop ik daar volgend jaar ook tussen, of over twee jaar. Dan gaan er allerlei gevoelens door je heen. Maar ik blijf nuchter.”

Je mentor Pummy Bergholtz zegt dat je een betere voetballer bent dan Kuijt, alleen scoort hij meer.

“Dat weet ik niet, ik heb nooit met hem samengespeeld. Ik vind hem een topper. Hij heeft ook heel veel bijgeleerd door Ruud Gullit. Ik hoop dat Ruud mij dat ook kan leren. En dat scoren… Het is simpel : in de nationale ploeg scoor ik sowieso. Als ik dat ook hier deed, zou niemand erover praten.”

Hoe komt dat het in de nationale ploeg wel lukt ?

“Dat weet ik niet. Misschien omdat ik er minder werk moet verrichten. Dan ben je frisser voor doel. Dat zou best kunnen. We hebben drie kleine spitsen : ik, Kevin Vandenbergh en op links Messoudi of Blondel. En we spelen alles over de grond : dat vind ik toch makkelijker voetballen. Bij Sint-Truiden is dat anders en wordt er gespeeld met hoge ballen. Als je mij een bandje om zou doen en de kilometers opmeten die ik afleg, zou je toch begrip hebben. Maar ik leg me daarbij neer en doe honderd procent mijn best voor de club.”

Toch heb je vaak gezegd dat alleen diep in de spits oorlog maken is wat je het liefste doet.

“Tegen Genk heb ik ook gewerkt en twee assists gegeven, die dan niet worden afgemaakt door een goede doelman en door de deklat. Gaan ze er wel in, klaagt er niemand omdat ik twee assists geef. Het zijn van die kleine dingen. Ik werk heel graag, maar de mensen moeten daar ook naar kijken en niet alleen naar mijn doelpuntensaldo. Wilhelmsson, supervoetballer, heeft ook maar drie doelpunten gemaakt dit seizoen.”

“Vandenbergh en ik, dat klikt supergoed. Ik geef hem de bal en hij shot hem binnen, hij geeft mij de bal en ik shot hem binnen. Zo’n structuur moet je proberen te maken en daar zijn ze nu mee bezig in het nationale elftal. Iedereen op zijn beste positie. En met iemand die heel vlot scoort, maar dat hebben we hier bij Sint-Truiden niet. Met Désiré Mbonabucya hadden we dat wel. ( Zwijgt even.) Ik neem niemand iets kwalijk, hoor. Als ik mijn kansen afmaak, staan we ook niet waar we nu staan.”

Wat moet je nog bijleren ?

“Rustig blijven voor doel. Het doel moet groter worden voor mij. Het doel ís groot : als je de ruimtes opmeet naast de keeper, dan schrik je. Die ruimtes moet ik misschien nog vinden. Ik heb die zin van mijn vader. Hij heeft een cursus psychologie gevolgd voor zijn werk bij de vakbond van het leger. Voor als er militairen bij hem komen die last hebben van interne conflicten, of de weduwe van een overleden militair bijvoorbeeld.

“Ik zie het doel te klein, zegt mijn vader. Ik moet het mij groter voorstellen en dan zal ik beginnen te scoren. Daar moet je op trainen. Bal aannemen, omdraaien, hoek kiezen. Het moet een reflex worden. Zoals actie maken één tegen één : dat is ook een reflex bij mij. Je kunt daarop trainen, maar ik ga daar de mensen van Sint-Truiden niet mee lastigvallen. Het is niet ik-ik-ik dat nu telt, maar de groep die samen sterk moet worden. Misschien dat het volgend jaar kan bij Feyenoord.”

Is er met Feyenoord gesproken over jouw positie in het elftal ?

“Ze hebben gezegd dat ze heel veel gebruik willen maken van mijn polyvalentie. Daar zijn ze heel gelukkig mee. Mijn voorzetten van links en rechts komen allemaal toch vrij goed aan. Daar kijken ze naar uit. Wat kan je daarop zeggen ? Alleen ja knikken en dank u zeggen. Dat heb ik met een heel groot hart gedaan. Ik hoop dat ik in de sporen van Buffel kan treden. Hij heeft het gemaakt.”

Kristof Snelders heeft er als tiener ook gespeeld, maar keerde al na een jaar terug wegens de harde mentaliteit.

“Daar ben ik niet bang voor. Ik ben zelf redelijk hard. Ik durf te zeggen waar het op staat. Ik durf ook te incasseren. Kritiek moet je aanvaarden. Ik heb gehoord dat het bij Feyenoord hard is op het veld, muilen en schreeuwen tegen mekaar, maar in de kleedkamer is het gedaan. Dat moet je in je kop steken. Als je de bal kwijt bent, hebben ze het recht om van hun voeten te maken. Maar ik zal me zeker niet laten doen. Rotterdam is ook niet zó hard hoor. Ik kom ook uit een zware, euh, uit een jeugd waar toch wat troebels waren vroeger ( lachje).”

Je gaat er ook wonen. Voor het eerst sámenwonen zelfs met je vriendin. Ook dat is een grote stap.

“Ja. We zijn nu drie jaar samen en het gaat heel goed tussen ons. Zij steunt mij en ik steun haar, maar ik denk nu toch dat ik meer steun nodig zal hebben. Daar is zij zich van bewust, zij wil dat ook zeker doen. En laten we eerlijk zijn : het is ook niet zo ver van thuis. Honderd tachtig kilometer, dat is te overbruggen. Het is minder ver dan Brugge : ging ik in Brugge spelen, was ik verder van huis. Mijn ouders zullen mij ook in het oog houden. Ze willen dat ik altijd iets laat weten. Het laatste jaar hebben ze mij wat losser gelaten om te zien of ik op mijn eigen benen kan staan. Qua geld bijvoorbeeld. Dat heb ik nu onder de knie : ik kan met geld omgaan. Dat is hun grote zorg. Of als ik wegging, niet meer zeggen om welk uur ik thuis moest zijn. Dat is discipline en die heb ik, zoals de meeste voetballers. Mijn broer woont ook alleen. Hij zegt : eens je weg bent, wil je niet meer terug. Misschien is het wel zo.”

Op je eigen benen staan, de Rotterdamse mentaliteit…

“( Onderbreekt.) Schrikt me niet af. Ik ben opgeleid door een Nederlander, Pummy Bergholtz. Die heeft mij ook heel hard aangepakt, geloof me maar ( lachje). Dat werpt nu zijn vruchten af.”

Nog iets gehoord van Marc Wilmots ?

“Nee, helemaal niks meer.”

Wat vond je van zijn ontslag ?

“Ik was heel kwaad. Hij zette me op de bank tegen Oostende. Eén keer maar, dat klopt, maar wel ten onrechte. Er kwamen mensen voor mij kijken en dan deed hij dit. Die jongen effe kleineren, moet hij gedacht hebben. Zo heb ik het toch ervaren. Hij zei tegen mij : ‘Ik ga met Ipoua met kracht en gestalte spelen.’ Maar achteraf in de kranten zegt hij dat het was omdat ik niet met mijn wedstrijd bezig was. Dat moet hij dan tegen mij zeggen ! Zijn wissel heeft trouwens erg weinig opgeleverd. Als de hele week te lezen is dat clubs voor je speler komen kijken, zou ik die speler juist extra aanmoedigen. Als ik slecht train en hij zet me op de bank, heb ik daar totaal geen probleem mee. Maar hier kan ik niet tegen. Ik was goed bezig. Trouwens, hij heeft mij altijd gezegd dat het over is als iemand tegen zijn kar rijdt. Dat hij dat dan zelf doet bij mij, vind ik spijtig. Het was erover. Niet alleen voor mij, maar voor véél mensen.

“Wilmots was voor mij een goede trainer. Hij is me vertrouwen blijven geven en heeft me ook dingen bijgeleerd. Maar op andere vlakken klikte het niet. Je zag aan onze resultaten dat het niet goed ging. Hadden we in het begin van het seizoen gespeeld zoals nu, waren we niet in de problemen gekomen.”

Had je nog met hem kunnen verder werken ?

“Dat weet ik niet. Hangt ervan af. Ik ben blij zoals het nu is. De sfeer was volledig weg. Nu is het is rustig en de groep is weer samen. Ik hoop dat Sint-Truiden in eerste klasse blijft. Dat is het belangrijkste nu. En daar zal ik nog alles aan doen.”

Jan Hauspie

‘Ik had nog nooit zo’n groot stadion als De Kuip van dichtbij gezien.’

‘Dat Wilmots mij op de bank zette, was erover. Voor véél mensen.’

‘Het doel ís groot, maar het moet nog groter worden voor mij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content